Is er ooit in een land, op deze manier, gewonnen? Een meerderheid zonder mandaat en een aardverschuiving die geen aardverschuiving is. Labour won 64 procent van de zetels met 34 procent van de stemmen, het kleinste aantal stemmen ooit voor een partij die aan de macht kwam. De opkomst, geschat op 59 procent, was het laagst sinds 2001 (en daarvoor 1885). Toen een slappe Sunak eind mei eindelijk de stekker uit zijn wankele regering trok, toonde elke peiling dat Labour een voorsprong van ruim 40 procent had. Sunaks lange lijst van onnodige fouten, de enorme financieringskloof tussen Labour en de Conservatieven en de rij zakenlieden en Murdoch-kranten die Labour steunen, hadden moeten helpen om het zo te houden. In plaats daarvan daalde het totale aantal stemmen van Labour van 10,3 miljoen in 2019 naar 9,7 miljoen.

De Conservatieven kelderden van 44 procent naar 24 procent, wat leidde tot een stijging van het extreemrechtse Reform UK, dat met 14 procent van de stemmen vier zetels veroverde. De gecombineerde Tory-Reform-stem was met 38 procent groter dan het aandeel van Labour. Dat laatste zou helemaal niet zijn toegenomen, zoals de opiniepeiler John Curtis aangaf, zonder de winst van Labour in Schotland die mogelijk werd gemaakt door de implosie van de SNP. Ondertussen deed links in het land het goed, ondanks de traagheid en het gebrek aan strategische focus. De Groenen verhoogden hun stemaandeel van minder dan 3 procent naar 7 procent en veroverden vier zetels. Naast hen in het Lagerhuis zitten vijf onafhankelijke pro-Palestijnse kandidaten, waaronder Jeremy Corbyn die zijn Labour-rivaal in Islington North versloeg met een marge van 7.000 stemmen. Intrigerend genoeg won de Workers Party van George Galloway geen enkele zetel – ook niet in Rochdale, dat Galloway sinds februari vertegenwoordigt.

Weinig regeringen zijn zo fragiel aan hun ambt begonnen. Er komen geen wittebroodsweken. Labour en zijn leider zijn zeer impopulair, maar voorlopig minder dan de Conservatieven. Verhuld door de overweldigende omvang van Labour’s meerderheid in Westminster is de drastische uitbreiding van marginale kiesdistricten, waar de partij ternauwernood standhield.

In Ilford North haalde de onafhankelijke linkse kandidaat Leanne Mohamad op 500 stemmen na de nieuwe minister van Volksgezondheid Wes Streeting van de troon; in Bethnal Green & Stepney zag de zittende Rushanara Ali, die weigerde een staakt-het-vuren in Gaza te steunen, haar meerderheid slinken van 37.524 naar 1.689 stemmen; in Birmingham Yardley werd de rechtse sektarische Jess Phillips bijna verslagen door de Workers Party; en in Chingford and Woodford Green, waar Faiza Shaheen werd tegengehouden als Labour-kandidaat, vocht ze met haar voormalige partij tot een gelijkspel – waardoor de stemmen werden verdeeld en de Tories de zetel konden behouden.

Hoe heeft Labour het zo goed en toch zo slecht gedaan? Het stemaandeel van de partij daalt meestal tijdens een verkiezingscampagne. Maar de diepere kwestie was de basis waarop de partij zich kandidaat stelde. Doorslaggevend hier was de crisis in de kosten van levensonderhoud. In tijden van lage inflatie ondermijnen prijsstijgingen de koopkracht van mensen in de marge van de economie. Maar in 2021-22, toen een combinatie van crises in de toeleveringsketen en woekerwinsten van bedrijven de kosten opdreven, voelde zelfs een deel van de middenklasse de gevolgen, terwijl de poging van de regering om stakende werknemers tot zondebok te maken weinig sympathie opwekte. De wending van de Tories naar een open klassenstrijd maakte korte metten met hun praatjes over ‘nivellering’ en logenstraft hun toenaderingspogingen tot de gewone Britten.

De Conservatieve Partij reageerde op deze crisis door zich tegen zichzelf en haar charismatische maar eigenzinnige leider Boris Johnson te keren. Het resultaat was het rampzalige interval van Liz Truss. Als een ‘antiglobalistische’ reactionaire, afgestemd op de zorgen van een Tory-lidmaatschap dat beschermd was tegen het ergste van de crisis maar stagneerde ten opzichte van de stijgende rijkdom van de superrijken, verpletterde Truss de mediafavoriet Rishi Sunak. Maar haar regering kreeg na een minibegroting met 45 miljard pond aan ongedekte belastingverlagingen meteen te maken met het soort institutionele agressie dat gewoonlijk is voorbehouden aan links.

De financiële sector, de Bank of England en de nationale media maakten korte metten met haar. Sunak werd in allerijl zonder stemming onder de Tory-leden in het zadel geholpen en een keur aan bezuinigers werd benoemd bij Financiën. De strategie sindsdien, voortgezet tijdens de verkiezingen, was om fiscaal sadisme te combineren met een ineffectieve cultuuroorlog. Het resultaat was een herschikking van het politieke centrum achter Labour, waardoor de electorale verhoudingen veranderden.

Vanaf dat moment kon Labour zich kandidaat stellen zonder mandaat. De partij liet haar meest ambitieuze toezeggingen op het gebied van uitgaven varen, met name de 28 miljard pond die besteed moest worden aan groene investeringen. Het positioneerde zichzelf als een veilige, bestuurlijke optie voor het establishment. Haar aanbod aan het electoraat was veelzeggend: een politiek die ‘lichter’ zou omgaan met het leven van mensen. In een campagne die minder over beleid dan over de sfeer werd uitgevochten, bood de partij een beledigend vaag manifest aan.

De toezeggingen op het gebied van belastingen en uitgaven bedroegen slechts 0,2 procent van het bbp: een kleine verandering gezien de crisis van de Britse infrastructuur, gezondheidszorg, scholen, water en huisvesting. Maar ‘kleine verandering’ is dan ook de kracht van Keir Starmer: kleine verandering ten opzichte van de vorige regering, kleine verandering in uitgaven, kleine verandering in stemaandeel. De vermoeiende mantra van Labour was ‘groei’. Er werd nooit uitgelegd hoe dat bereikt moest worden, gezien Labour’s onwil om belastingen op hogere inkomens of bedrijfswinsten te verhogen om investeringen te financieren, afgezien van vage verwijzingen naar de planningswetgeving.

Laat in de campagne werd het echter duidelijk dat Labour hoopt dat vermogensbeheerders een golf van investeringen in de particuliere sector zullen leiden. BlackRock baas Larry Fink, die Starmer heeft gesteund, heeft zijn bedrijf gepositioneerd als een middel om middelen te verschaffen voor groene investeringen zonder de belastingen op de rijken te verhogen. ‘We kunnen infrastructuur bouwen’, schrijft hij in de Financial Times, ‘door particuliere investeringen vrij te maken’. Dat is de schijnvertoning op grote schaal van ‘publiek-private samenwerking’. BlackRock is al eigenaar van Gatwick Airport en heeft een aanzienlijk belang in de afbrokkelende, ongezuiverd rioolwater lozende waterindustrie van Groot-Brittannië (die momenteel voor 70 procent in handen is van vermogensbeheerders).

Zoals Daniela Gabor schrijft: ‘De winsten die BlackRock hoopt te genereren door te investeren in groene energie zullen waarschijnlijk ten koste gaan van een enorme prijs. Zoals Brett Christophers aangeeft in zijn kritiek op de ‘vermogensbeheerdersmaatschappij’, staan eigenaren ver af van de infrastructuur die ze beheren en zijn ze weinig gemotiveerd ervoor te zorgen. Ze creëren gewoon vehikels voor investeringskapitaal, melken ze uit voor wat ze waard zijn en gaan weer verder. Dat is het grote idee waarop Labour zijn wankele fortuin zet: geen wonder dat ze het niet aan de kiezers wilden uitleggen.

Het voor de hand liggende gevaar is dat een impopulaire regering, zelfvoldaan door haar schromelijk onevenredige meerderheid, systematisch een agenda oplegt die de meerderheid niet wil en die de meeste mensen slechter-af zal maken. Als links zijn zaakjes niet op orde krijgt en niet langer alleen maar vaart maakt met voorbijgaande massacampagnes, staan er in de coulissen oplichters van het type Farage te wachten, die de duistere kant van de publieke hartstochten kennen. Grace Blakeley heeft gewaarschuwd dat Starmer de volgende Olaf Scholz kan zijn – of, kunnen we daar nu aan toevoegen, Emmanuel Macron.

Maar links waarschuwt het centrum al tientallen jaren, tevergeefs. Ondanks hun bejubelde ‘pragmatisme’ zijn centristen in hun hart noodzakelijkerwijs absolutisten, die de geschiedenis nog rigoureuzer deterministisch en eenduidiger lezen dan het stalinisme op zijn hoogtepunt. Ze zijn herhaaldelijk gewillig de electorale vergetelheid in gelopen om te zorgen voor bezuinigingen en oorlog, waarbij hun ‘Wij groeten u om te sterven’ weerklonk in de zalen van de macht. Starmer zal hetzelfde doen en iedereen ter linkerzijde die zijn fortuin nog aan hem koppelt, zal met hem ten onder gaan.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op New Left Review. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.