De Europese verkiezingscampagne stond in België volkomen in de schaduw van de ermee samenvallende federale verkiezingen. Overigens geldt net hetzelfde over de eveneens samenvallende regionale verkiezingen voor Vlaamse, Waalse, Duitstalige en Brusselse parlementen. Om te begrijpen wat er op het spel stond en wat er precies gebeurd is, moeten we de dingen dan ook bekijken vanuit het federale, Belgische perspectief. Vanuit dat perspectief bekeken stonden feitelijk twee kampen tegenover elkaar, met een politieke parasiet op de zijlijn.
Verlies voor het ‘extreme centrum’
Aan de ene kant van de tweedeling stonden de partijen van het neoliberale ‘extreme centrum’ – zoals de Pakistaans-Britse auteur Tariq Ali hen omschrijft. Het ging daarbij in de eerste plaats om partijen die deel uitmaakten van de federale regeringscoalitie – langs Vlaamse kant het nationalistische N-VA, de liberale OpenVLD en het christendemocratische CD&V; langs Franstalige kant enkel de liberale MR (in Franstalig België beschikte de uittredende federale regering niet over een meerderheid). Al deze partijen gingen er fors op achteruit en wel zodanig dat een verderzetten van de uittredende coalitie volstrekt onmogelijk is. Tegelijk gingen oppositiepartijen die in het verleden deel hadden uitgemaakt van federale regeringscoalities – en die toen ook het neoliberale besparingsmodel toepasten! – er eveneens fors op achteruit. Zo behaalt de Franstalige sociaaldemocratische PS het slechtste resultaat ooit sinds de invoering van het mannelijk algemeen enkelvoudig stemrecht in 1919. Hetzelfde geldt voor hun Vlaamse geestesgenoten van de sp.a. De twee grootste partijen van het ‘extreme centrum’ – de N-VA en de PS – verloren elk niet minder dan een vijfde van hun electoraat.
De mantra’s van het neoliberalisme
Alle partijen van het ‘extreme centrum’ hebben dit louter aan zichzelf te danken. Meer dan veertig jaar lang hebben ze niets anders gedaan dan de mantra’s van het neoliberalisme aandragen en uitvoeren. Nu eens met wat zachtere, centrum-linkse accenten, dan weer met hardere, centrum-rechtse accenten, maar telkens weer zodanig dat de meerderheid van de bevolking er de prijs voor moest betalen, ter meerdere eer en glorie van vermogende rijken, grote bedrijven en financiële belangen.
Sociale programmapunten
Tegenover de partijen van het ‘extreme centrum’ stonden twee andere partijen, een progressief-ecologistische en een radicaal-linkse – Groen/Ecolo en PVDA/PTB. Beiden boekten grote winst. De ecologisten vooral in Franstalig België (hoewel ze er ook in Vlaanderen licht op vooruitgingen). De PVDA/PTB (de enige nog overblijvende unitair-Belgische partij) ging fors vooruit in Franstalig België en beleefde een doorbraak in Vlaanderen. Beide partijen deden dat door in te zetten op sociale programmapunten. Dat was met name het geval voor de PVDA/PTB, die eigenlijk een radicaal geformuleerd, maar tegelijk ook sociaaldemocratisch programma naar voor schoof – met focus op de slachtoffers van de neoliberale politiek (maar enkel voor zover het om kiezers gaat): de arbeiders en bedienden, de gepensioneerden, de werklozen, de zieken en behoeftigen (de niet-kiesgerechtigde slachtoffers van de neoliberale politiek – zoals asielzoekers en andere mensen zonder papieren – bleven buiten beeld). De ecologisten van hun kant legden eerder de nadruk op kwesties die verband houden met de klimaatcrisis, waarbij ze poogden die te verbinden met de sociale uitdagingen (iets wat de PVDA/PTB overigens ook deed).
Defensief Groen
Er moet wel bij gezegd worden dat de Vlaamse ecologisten van Groen minder succesvol waren in hun poging het ecologische met het sociale te verbinden. Ze lieten zich nogal snel in de verdediging drukken door hun neoliberale tegenstanders – onder meer rond kwesties als de afschaffing van de zogenaamde ‘salariswagens’ en het invoeren van een vermogenswinstbelasting. De reden voor deze defensieve houding moet gezocht worden in de uitgesproken wil van vooral de Vlaamse Groenen om zo snel mogelijk te kunnen toetreden tot een nieuwe regeringscoalitie. De Vlaamse kiezers hebben dat duidelijk niet voldoende kunnen smaken, waardoor de groene winst in Vlaanderen uiteindelijk zeer bescheiden bleef.
Een fascistische parasiet
Zoals gezegd was er ook sprake van een parasiet in het politieke spel. Die parasiet is het fascistische en racistische Vlaams Belang. Dat het gaat om parasiet mag blijken uit het feit dat ze van beide kanten van de grote politieke tegenstelling in hun programma samen brachten wat hen het beste uitkwam: de meest ranzige opvattingen van het ‘extreme centrum’ over migranten en de meest uitgesproken sociale opvattingen van radicaal-links. Hun programma werd zo een samenraapsel van demagogische uitspraken – gericht tegen migranten en islam en tegen ‘het politieke pampersysteem’ – gekoppeld aan overduidelijk sociale programmapunten (maar enkel ten voordele het zogenaamd ‘eigen volk’) – zoals een minimumpensioen van 1500 € per maand, het terugbrengen van de wettelijke pensioenleeftijd van 67 naar 65 jaar, een daling van de BTW op elektriciteit van 21 naar 6 %, enz. Met die ‘linkse’ programmapunten situeerde het Vlaams Belang zich direct op het terrein van de PVDA.
Verschillend regionaal stemgedrag
Het electoraat, dat de aanhoudende antisociale afbraakpolitiek meer dan beu is, diende in deze omstandigheden een moeilijke keuze te maken. In Franstalig België werd massaal gekozen voor de ecologisten van Ecolo en voor de PTB. In Nederlandstalig België was het ingewikkelder. De Vlaamse Groenen gingen er slechts licht op vooruit (vergeleken met de eerder gunstige peilingen, mag men spreken van een ‘overwinningsnederlaag’). In Vlaanderen brak de PVDA door in drie provincies (Antwerpen, Oost-Vlaanderen en Limburg). De grootste winst ging in Vlaanderen echter naar het fascistische Vlaams Belang. De combinatie van racisme, islamofobie en sociale eisen legde de partij duidelijk geen windeieren.
De rol van de media
Vanwaar dit verschil tussen de Franstalige en Nederlandstalige uitslagen? We moeten vaststellen dat het Vlaams nationalisme een belangrijk fenomeen is en blijft. Dit product van de geschiedenis (waarvan we mogen nooit vergeten dat de oorsprong ligt in het negeren van de Vlaamse onderdrukking door de sociaaldemocratie, die bijgevolg altijd in de minderheid bleef in Vlaanderen) zal niet gemakkelijk verdwijnen. De neoliberale politiek van de laatste 40 jaren heeft het alleen maar sterker gemaakt en geradicaliseerd naar rechts. De poging van in het bijzonder de N-VA om het Vlaams nationalisme te gebruiken om de neoliberale politieke van het kapitalisme te verdiepen en de CD&V te marginaliseren, is een succes geweest in een eerste fase. Echter, dit succes – het racisme banaliseren (Francken!) aan de ene kant en sociale onzekerheid verspreiden aan de andere kant – heeft , in een tweede fase, opnieuw de deur geopend voor uiterst rechts.
Sociale demagogie
De ‘sociale’ demagogie van het Vlaams Belang speelde hier goed op in en liet het VB toe deze situatie voluit uit te buiten. Haar succes bij de jonge mannen is daar een uitdrukking van (dat succes kan trouwens ook mee verklaard worden door het verminderd historisch inzicht van vele jongeren, te wijten aan het feit dat het onderwijsbeleid meer en meer de nadruk legt op de zogenaamde STEM-richtingen, en er veel minder aandacht is voor geschiedenis.) Zelfs al is haar doorbraak kwantitatief niet breder dan bij de vorige hoogtepunten in 2003 (Kamer) en 2004 (Vlaams parlement), toch bevindt het VB zich kwalitatief in een gunstiger krachtsverhouding. Voor de linkerzijde is het gevaar daardoor groter dan in het verleden.
Toch kunnen we er niet omheen dat ook de media een zeer grote verantwoordelijkheid dragen. In de Franstalige media komen demagogen die zich trachten te bedienen van racistische en/of poujadistische opvattingen zelden tot nooit aan bod. De onvrede wordt daardoor veel makkelijker gekanaliseerd in de richting van partijen die het bestaande systeem met eerder linkse standpunten bekritiseren dan wel aanvallen. In de Vlaamse media ligt dat helemaal anders. Hier werd het cordon médiatique tegenover de fascistische racisten van het Vlaams Belang meer en meer uitgehold. Kopstukken van die partij verschijnen op televisie en worden met regelmaat ook opgevoerd in de meer populaire pers.
Stad versus landelijke gebieden
Een tweede element betreft de tegenstelling tussen stedelijke en landelijke gebieden. In de Vlaamse steden scoort Vlaams Belang ondermaats, wat een gevolg is van de demografische wijzigingen in die steden. Zo worden centrumsteden als Antwerpen, Brussel, Gent en Genk in toenemende mate bevolkt door een meerderheid van mensen met een migratieachtergrond. Het is niet verwonderlijk dat vooral de radicaal-linkse PVDA goed scoort in die steden. In de meer landelijke gebieden van Vlaanderen is dat vooralsnog niet het geval. Het is vooral in die landelijke gebieden dat het Vlaams Belang hoge toppen scoort.
Geloofwaardigheid?
Waarom echter was het in deze Vlaamse steden vooral de PVDA die het goed deed en niet de sociaaldemocratische sp.a? Tenslotte pakte de sp.a toch ook uit met een redelijk links, sociaal ogend programma? De reden waarom de linkse kiezers eerder kozen voor de PVDA heeft te maken met geloofwaardigheid. De sp.a mocht dan al uitpakken met linkse standpunten, haar keuze na de laatste lokale verkiezingen om in een stad als Antwerpen een coalitie aan te gaan met uitgerekend de rechts-nationalistische N-VA maakte overduidelijk dat de sp.a niet bereid is voor dat linkse programma ook daadwerkelijk te vechten. De PVDA plukte er in die mate de vruchten van, dat ze in de Scheldestad vandaag groter is dan de vroegere vaandeldrager van ‘groot links’.
Verruimingskandidaat
Niet onbelangrijk is ook het feit dat de PVDA in de provincie Antwerpen welgeteld één verruimingskandidaat op haar lijst had staan: onze kameraad Peter Veltmans, die opkwam namens SAP – Antikapitalisten. Hij wist zich met een uitgesproken antikapitalistisch programma niet alleen te ontpoppen tot “de meest radicaal-linkse kandidaat op eender welke lijst” (zoals de lokale vrije zender Radio Centraal het omschreef). Hij kon met dat antikapitalistisch programma zijn persoonlijke score aan voorkeursstemmen ten opzichte van 2014 meer dan te verdubbelen, van 830 naar 1691 nu. Dit sterkt ons in de overtuiging dat er echt een verschuiving naar links heeft plaatsgegrepen.
Meer sociale bescherming?
Voor de Belgische heersende klasse dient zich nu een hoofdbrekende periode aan. Ze kan er niet omheen dat een zeer groot deel van de kiezers zich duidelijk uitgesproken heeft voor meer sociale bescherming en dus tegen de verdere afbraak van die sociale bescherming. Er is natuurlijk geen enkel haar op het hoofd van geen enkele kapitalist dat er ook maar over peinst om tegemoet te komen aan de sociale verlangens van de uitgebuitenen en de onderdrukten in het algemeen. Maar dit inzicht inzake het verlangen naar meer sociale bescherming wordt ook getemperd door het feit dat een deel van het Vlaamse electoraat die wens wil beperken tot het zogenaamde ‘eigen volk’. Waarschijnlijk wil dit ook zeggen– zoals een Vlaams journalist opmerkt – dat dit meer ranzige deel van de Vlaamse kiezers in principe “kan gewonnen worden voor een links, socialistisch programma van maatschappijverandering”. Maar op één voorwaarde: dat dit links programma uitdrukkelijk geldig zou zijn niet alleen voor het ‘eigen volk’, maar ook voor de vreemdelingen in het algemeen en de migranten in het bijzonder.
Makkelijk zal dat zeker niet worden. De slippendragers van het Kapitaal – alle partijen van het ‘extreme centrum’, tot op zekere hoogte ook de ecologisten én de media die slaafs de heersende belangen dienen – staan nu al klaar om de fundamenteel sociaal georiënteerde boodschap van de kiezers anders te framen of in te vullen. Hier ligt dus een grote taak voor de consequente linkerzijde en de sociale bewegingen
De verantwoordelijkheid van de vakbondsleidingen
Eind 2014 kende ons land een van de grootste stakingsbewegingen van afgelopen decennia tegen de ultraliberale besparings- en afbraakplannen van de regering Michel I. Een beweging met een echt eisenprogramma en een duidelijk actieplan. Bovendien kwam er brede steun rond de vakbonden van andere sociale bewegingen, met een belangrijke rol voor Hart boven Hard daarin. Er ontstond opnieuw hoop en er was een echte kans in die periode om de federale regering ten val te brengen en eigen sociale eisen hoog op de agenda te plaatsen. Die hoop werd verkwanseld, die kans verkeken, toen de vakbondsleidingen de beweging stop zetten en opnieuw alles inzetten op het sociaal overleg. Sociaal overleg dat al jaren nauwelijks nog iets opbracht en dat ook verder niet zou doen. Intussen was het vel van de regering Michel gered.
De leidingen van zowel ABVV als ACV hebben de jaren nadien hoofdzakelijk ingezet op steun aan hun ‘politieke vrienden’ van PS/sp.a en CDh en CD&V, in de hoop dat zij het in 2019 beter zouden doen. De rechtse regeringen kwamen in de tussentijd week na week met nieuwe aanvallen op de sociale verworvenheden, waartegen slechts halfslachtig of soms helemaal niet werd gereageerd. Vandaag zien we tot welk ‘succes’ die strategie geleid heeft.
Een drastische koerswijziging van de vakbeweging is broodnodig. Hierbij moeten de lessen getrokken worden uit de stakingsbeweging van 2014 en de daaropvolgende jaren doorheen een breed democratisch debat in de vakbonden zelf. De vakbonden moeten intussen voluit hun eigen politieke eisen uitwerken, daarvoor steun vragen en er actief rond mobiliseren. De totstandkoming van nieuwe regeringen, die sowieso niet zullen breken met het neoliberaal besparingsbeleid, moet daarvoor niet eens afgewacht worden. Verder hebben ze er ook alle belang bij een actieve plaats in te nemen in de strijd tegen extreemrechts en tegen het racisme, op de werkvloer en daarbuiten.
Voor het ACV en beweging.net stelt zich bovendien de cruciale kwestie van hun verhouding tot de CD&V. Laten beide zich verder ketenen aan een partij die steeds bereid blijkt het neoliberaal besparingsbeleid door te helpen drukken? Of kiezen ze er eindelijk voor hun eigen politieke en sociale eisen zelfstandig te verdedigen en mee te bouwen aan een sterk gemeenschappelijk vakbondsfront dat voor echte sociale verandering gaat?
Koersrichting PVDA/PTB
Vooral de PVDA/PTB wordt nu geconfronteerd met een zeer grote verantwoordelijkheid. De koersrichting die ze vanaf nu zal uitgaan, zal in grote mate bepalen of de verongelijkte bevolkingslagen in Vlaanderen en in Franstalig België op termijn daadwerkelijk zullen kunnen gewonnen worden voor een links, socialistisch programma van maatschappijverandering. Het hoeft niet zo te zijn, maar de historische wortels van de PVDA/PTB kunnen haar daarbij grote parten spelen. Twee problemen stellen zich:
1) Haar grote verkiezingsoverwinning zal de PVDA/PTB aanmoedigen verder te gaan op haar koers van eenzame en lineaire opbouw, onafhankelijk van de herschikkingen van de sociale bewegingen (tenzij ze die leidt) en in het bijzonder van de noodzakelijke opbouw van een syndicale linkerzijde. De opbouw van de partij wordt de oplossing voor alle problemen… net zoals bij de sociaaldemocratie van voor 1914. De PVDA/PTB blijft zich hardnekkig opstellen als de enige unitaire, Belgische partij. Daardoor stelt ze elke oplossing voor de institutionele problemen van dit ingewikkelde land uit tot het moment waarop ze de meerderheid behaalt in het land… en dus ook in Vlaanderen. In plaats daarvan zou de PVDA/PTB kunnen zoeken naar de voorwaarden waarop een echt democratisch federalisme zou toelaten komaf te maken met de monarchie (en een radicaal democratische republiek mogelijk te maken), de voorwaarden om de institutionele blokkeringen te breken, door het Waalse FTGTB te dwingen haar project van progressieve meerderheid in Wallonië te verduidelijken en PS-Ecolo te dwingen in Wallonie voor een linkse regering te gaan, die breekt met het neoliberaal beleid.
2) Tegelijk verdedigde de PVDA/PTB in het recente verleden met hand en tand de erfenis van de Volksfront-periode uit de geschiedenis van de communistische beweging. Wie deze geschiedenis kent, weet dat de strategie van het Volksfront – een samenwerking tussen de leidingen van communistische, socialistische en ‘antifascistische’ burgerlijke partijen, op basis van een programma dat niet breekt met het kapitalisme – nooit een afdoend wapen is gebleken tegen het opkomend fascisme en al evenmin voor het bekomen van meer sociale bescherming. Wat in Frankrijk en België in de jaren 1930 aan sociale vooruitgang werd bekomen door de arbeidersbeweging, werd afgedwongen door stakingsbewegingen en autonome arbeidersstrijd, niet door de Volksfrontpolitiek of -regeringen.
Dit is geen louter historisch debat. Een aantal zwakten in de politiek van de PVDA/PTB zoals haar huidige totaal onkritische opstelling tegenover de vakbondsapparaten, haar omzeilend spreken over ‘moeilijke’ kwesties als asielbeleid en racisme in haar verkiezingsmateriaal en haar massacampagnes, haar weigering het kapitalistische productivisme radicaal in vraag te stellen, haar weinig duidelijke opstelling tegenover de EU, het laten vallen van eisen als de uitstap uit de NATO of de eis voor een democratische republiek,… vinden hun oorsprong in zulke Volksfront-oriëntatie. Die oriëntatie is trouwens geenszins in tegenspraak met een project van lineaire partij-opbouw en een opvatting van de ‘partij die het front leidt’ (van de sociale en democratische bewegingen , zonder respect voor de autonomie van die bewegingen noch voor het pluralisme binnen die bewegingen).
Naar een linkse eenheidspolitiek
Het is dan ook te hopen dat de PVDA/PTB zich eerder zal laten inspireren door een heel andere erfenis: deze van de eenheidspolitiek van de vroege Communistische Internationale uit de jaren 1920. Een politiek die de achterban van groenen, sociaal- en christendemocraten weet aan te spreken rond een uitgesproken sociaal programma, gekoppeld aan een geloofwaardig en volgehouden actieplan om dit te verwezenlijken.
Misschien kan de PVDA/PTB daartoe een voorbeeld nemen aan de woorden van Marc Leemans, voorzitter van de Vlaamse christelijke vakbond ACV. Die sprak zich in een Rerum Novarum-toespraak uit voor dergelijk sociaal programma: “Er moet een vermogenskadaster met een meerwaardebelasting komen zodat alle inkomens eindelijk eerlijk belast worden. De loonwet moet hervormd worden zodat werknemers een eerlijk deel van de koek krijgen. Tijdkrediet, landingsbanen en thematische verloven moeten in ere hersteld worden zodat mensen hun loopbaan draaglijk kunnen houden. Er moet een einde komen aan de drooglegging van de sociale zekerheid door te stoppen met loonlastenverlagingen voor werkgevers en systemen als flexi-jobs. En er moeten dringend ernstige klimaatmaatregelen komen.”
De PVDA/PTB zou er een concreet voorstel voor een volgehouden actieplan aan toe kunnen voegen, zodat deze en soortgelijke eisen eindelijk ook afgedwongen kunnen worden. Het voorstellen van zulk consequent antikapitalistisch actieplan zou enthousiast begroet worden door duizenden vakbondsmilitanten. Op termijn kan zo ook de deur worden geopend voor een ware strategie naar de macht; een strategie die de PVDA/PTB vandaag ontbeert.
Wat met Europa?
Al deze bedenkingen inzake politieke koers, ontwikkelen van een eenheidspolitiek en scheppen van een strategie naar de macht – hoe belangrijk het allemaal ook is – zeggen ondertussen niets over de waarlijk grote olifant in de maatschappelijke kamer: de Europese Unie en haar despotische begrotingsregels. We hebben in 2013 in Griekenland kunnen zien hoe breed – eerder: hoe smal tot zelfs onbestaande – de marges zijn om een politiek af te dwingen die breekt met de besparingspolitiek en die de deur openzet naar meer solidariteit en meer sociale bescherming. Om daartoe te kunnen komen is het onontbeerlijk dat er vierkant gebroken wordt met het despotisme van de Europese Unie.
Dit inzicht en het bewustzijn dat ermee samenhangt, is in België helaas zo goed als onbestaande. Inzicht en bewustzijn zijn echter geen dingen die zomaar uit de lucht vallen. Inzicht en bewustzijn moeten worden opgebouwd. Ook dat is een taak waar de linkerzijde in het algemeen en de PVDA/PTB in het bijzonder zich niet aan kan, noch mag onttrekken. Gelukkig is er met de goede verkiezingsuitslag van de PVDA/PTB wel een sterk begin gemaakt. Dit begin zal verder moeten gevoed en uitgebouwd worden. Er is geen enkele reden om te twijfelen aan de mogelijkheid daartoe. We hebben daarbij niets te verliezen en een wereld te winnen!