Op 30 januari 1933, goed negentig jaar geleden, werd Adolf Hitler kanselier van het Duitse Rijk en greep hij binnen enkele weken alle macht. Een dergelijke catastrofe was verre van onvermijdelijk en was het gevolg van het desastreuze beleid van alle Duitse partijen, met name van de machtige Duitse Communistische Partij (KPD).
Bij de parlementsverkiezingen van 1928 kregen de nazi’s slechts 2,6 procent van de stemmen, een score die in overeenstemming was met Hitlers invloed. De ineenstorting van de beurs van Wall Street in november 1929 veranderde de situatie abrupt: heropgebouwd in de jaren twintig met Amerikaans kapitaal werd Duitsland hard getroffen door de crisis. De Duitse economie stortte in een paar maanden tijd in: terwijl het aantal faillissementen toenam, werd een derde van de beroepsbevolking werkloos, terwijl degenen die nog werkten, gedwongen werden sterke loonsverlagingen te accepteren.
Crisis van het kapitalisme en opkomst van het nazisme
Omdat deze situatie grote kansen bood voor de Duitse Communistische Partij, verstrekten de werkgevers royaal geld aan de nazi-bendes om de dreiging van de arbeiders in te dammen. Met deze nieuwe middelen toonde Hitler zijn propagandavaardigheden, waarbij hij van vergadering naar vergadering trok om voor te stellen de problemen op te lossen door de communisten en alle ‘verraders’ van het Duitse volk (Joden, buitenlanders, socialisten, enzovoort) uit te roeien. Terwijl zijn SA (stormtroepen), gerekruteerd uit werklozen en sociaal zwakkeren, hun aanvallen op communistische activisten opvoerde, werden de nazi’s een belangrijke kracht in de Duitse politiek, met 37,4 procent van de stemmen bij de parlementsverkiezingen in juli 1932.
Trotski had in december 1931, toen hij het standpunt van de Duitse Communistische Partij dat de opkomst van de nazi’s onvermijdelijk was aan de kaak stelde, opgemerkt dat Hitler wel het makkelijkste deel had gedaan, maar het moeilijkste deel laten liggen. De meer conservatieve delen van de samenleving waren de nazi’s dankbaar voor hun bescherming tegen de communisten, maar ze waren niet bereid Duitsland uit te leveren aan bendes onder leiding van een psychopaat zonder agenda. De bruine golf begon af te nemen: bij de parlementsverkiezingen van november 1932 wonnen de nazi’s slechts 33,1 procent van de stemmen.
De dramatische strategie van de Communistische Partij
In 1932 was de KPD (Kommunistische Partei Deutschlands) de sterkste van alle communistische partijen. Met 16,9 procent van de stemmen bij de verkiezingen van november 1932 organiseerde ze de arbeidersklasse in een gedisciplineerde partij met enkele honderdduizenden leden. Ze beschikte over een militie van meer dan 100.000 leden (het Rode Front, Roter Frontkämpferbund) die de SA kon bestrijden. De KPD had echter een grote zwakte: gestaliniseerd aan het eind van de jaren twintig, werd haar leiding gedwongen om de inconsistente en onsamenhangende lijn die Moskou dicteerde door te zetten.
Voor de stalinistische leiding van de Komintern (Derde Internationale) moest de KPD voorrang geven aan de beheersing van de arbeidersklasse, waardoor ze de sociaal-democraten als haar grootste vijand beschouwde. Terwijl de KPD het voornaamste slachtoffer was van de SA-aanslagen, waarbij jaarlijks ongeveer honderd van haar activisten werden vermoord, keek ze zonder ongenoegen naar de opkomst van de nazi’s, in de overtuiging dat ze kon profiteren van de crisis die hun komst aan de macht zou veroorzaken. Sterker nog: terwijl de KPD elke alliantie met de SPD weigerde, aarzelde ze niet om kleine tactische allianties met de nazi’s aan te gaan om de burgerlijke republiek en haar instellingen te verzwakken.
Deze toenadering werd vergemakkelijkt door een verandering van discours, waarbij de KPD de patriottische wending van Stalin in Duitsland afwees en propaganda met nationalistische lading verspreidde, die niet verschilde van die van de nazi’s. De KPD deelde met de nazi’s de cultus van de leider en presenteerde haar secretaris-generaal, Ernst Thälmann, als de ‘Führer van de arbeiders‘ (Arbeiterführer). Onder deze omstandigheden is het niet verwonderlijk dat een deel van het communistische electoraat in de verleiding kwam om op de nazi-kandidaten te stemmen, omdat ze hen als een kleiner kwaad beschouwde tegenover de partijen van het ‘systeem’.
Het beroep op de nazi’s
De Duitse bourgeoisie was weliswaar in staat geweest het land te industrialiseren, maar had ook archaïsche trekken, vooral zichtbaar in de Pruisische elites, die werden gedomineerd door een adel, opgeleid in de militaire dienst van de staat. De belichaming van deze conservatieve klasse was Hindenburg, een monarchistische en ultrareactionaire veldmaarschalk die sinds 1925 president van het Reich (de staat) was. Hindenburg, geboren in 1847, was een levend anachronisme, die in tijden van crisis door de bourgeoisie werd gezien als bewaker van orde en stabiliteit.
Toen de opkomst van de nazi’s en de KPD in juli 1932 het hem onmogenlijk maakte een meerderheid in de kamer te behalen, ging Hindenburg verder dan zijn gebruikelijke terughoudendheid en stelde een presidentieel regime in, waarbij kanseliers werden benoemd en ontslagen die alleen op presidentieel bevel konden regeren. In december 1932 vertrouwde Hindenburg, die het parlementarisme wilde afschaffen, het kanselierschap toe aan Schleicher, een uiterst rechtse generaal. De nieuwe kanselier bood onmiddellijk Gregor Strasser, de nummer 2 in de nazi-partij, een plaats in de regering aan. Die manoeuvre verontrustte Hitler, die zag dat zijn rechterhand hem verraadde, maar ook Hindenburg, want Strasser was de leider van de corporatistische vleugel van de nazi-partij, waardoor de oude Pruisische president hem als een quasi-Bolsjewiek beschouwde.
In januari besloot Hindenburg een beroep te doen op Hitler, die hij minder gevaarlijk achtte dan Schleicher en Strasser. In tegenstelling tot de fascistische leiders van zijn tijd had Hitler nooit de minste sympathie gehad voor socialistische of corporatistische ideeën en had hij zich altijd gedragen als een verdediger van het eigendom. Hoewel Hindenburg de grootste minachting had voor deze kleine ‘Boheemse korporaal’ zonder manieren of cultuur, vertrouwde hij hem toch op 30 januari 1933 het Rijkskanselierschap toe.
Aan de macht
Hitlers komst op de kanselarij verraste niemand, maar de snelheid waarmee hij alle bevoegdheden naar zich toetrok, verbijsterde alle politieke krachten. Zodra hij kanselier werd, maakte Hitler zich zorgen omdat zijn regering, die alleen de steun had van de nazi’s en nationalisten die dicht bij Hindenburg stonden, geen meerderheid had in de Reichstag (parlement) en daarom afhankelijk was van de welwillendheid van de president. Hij wist van Hindenburg de ontbinding van het parlement en het uitschrijven van nieuwe verkiezingen op 5 maart te verkrijgen.
De nazi’s konden een campagne voeren die des te succesvoller was omdat de nieuwe kanselier Hindenburg zover had gekregen de oppositiepers te verbieden. Links daarentegen had grote moeite om campagne te voeren, omdat de SA het aantal aanvallen op haar bijeenkomsten opvoerde. De nazimilities konden nu ongestraft optreden, omdat Hitler erin geslaagd was nazi’s te benoemen op alle sleutelposten van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
De installatie van de dictatuur
Op 27 februari werd de Rijksdag door brandstichting verwoest. Hoewel het niet zeker is dat de nazi’s de daders van de brand waren, slaagden ze er zeker in de brand optimaal uit te buiten door de communisten de schuld te geven, waardoor Hitler de KPD kon verbieden en haar leiders kon laten arresteren. Op de ochtend van 28 februari legde Hitler aan Hindenburg uit dat de communisten een coup probeerden te plegen en liet hem vervolgens een bevel ondertekenen dat het land in een noodtoestand plaatste en de kanselier toestond alle vrijheden naar eigen goeddunken op te schorten. Hitler verbood onmiddellijk de arbeidersorganisaties en daarna heel snel alle organisaties die onafhankelijk waren van de nazi’s, terwijl hij de SA de status van hulppolitie verleende. De SA profiteerde van hun nieuwe bevoegdheden om tegenstanders te arresteren en naar de concentratiekampen te sturen die ze overal in Duitsland openden.
Op 23 maart ontfutselde Hitler de Rijksdag een decreet dat de kanselier toestond alle wetgeving aan te nemen die hij wilde, zonder stemming of controle door het parlement. Het naziregime was nu een feit en de grote lijnen ervan veranderden niet tot 1945. De Rijksdag was een machteloos parlement, waarvan de leden alleen bijeenkwamen om Hitlers waanzinnige toespraken toe te juichen. Hindenburg behield zijn presidentiële rang tot zijn dood in augustus 1934, toen zijn bevoegdheden werden overgedragen aan de ‘Führer en kanselier’ Hitler.
Tegen het fascisme, zich verenigen met ‘de duivel en zijn grootmoeder’
De omstandigheden waaronder Hitler aan de macht kwam, tonen aan hoe gemakkelijk een extreemrechtse partij de zaken kan omkeren, zodra ze erin slaagt de hefbomen van de staat in handen te krijgen. Als de fascisten eenmaal het politieapparaat in handen hebben, blijken de beginselen van recht en orde en het parlementarisme niet in staat de vrijheden te garanderen. De leiders van de KPD leerden dit op de harde manier: als ze dachten dat Hitlers komst in de kanselarij voor hen de deur naar de macht zou openen, dan was de enige deur die hij opende de deur naar de interneringskampen en martelkamers.
De feiten bevestigden dus wat Trotski zei toen hij de Duitse communisten waarschuwde voor het desastreuze beleid van hun leiders, die tot het laatst toe weigerden zich aaneen te sluiten met de sociaaldemocraten om Hitlers weg te blokkeren. Tegenover het fascisme, zo had Trotski hen uitgelegd was het noodzakelijk zich te verenigen met alle beschikbare krachten, inclusief, zei hij met zijn gebruikelijke ironie, ‘met de duivel, met zijn grootmoeder en zelfs met de [sociaal-democratische leiders] Noske en Zörgieble’. Omdat de KPD dat niet begreep, werd de machtigste communistische partij ter wereld in een paar weken tot niets gereduceerd, terwijl de Duitse arbeidersklasse in de nachtmerrie van de nazi-nacht werd gestort.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op l’Anticapitaliste. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.