Notities over ervaringen in Azië en Europa
Een vergelijking van de geschiedenis van de covid-19-pandemie in Azië en Europa (en tussen Aziatische en Europese landen) helpt bij de discussie over de keuzes en middelen van een gezondheidsbeleid. De antwoorden op sommige vragen kunnen voor de hand liggen, of veel complexer blijken te zijn.
De geschiedenis van elke epidemie (en a fortiori van elke pandemie) is een combinatie van veel terreinen – biologisch en ecologisch, medisch en wetenschappelijk, politiek, sociaal en cultureel, enzovoort – en stelt dus de gezondheidsstelsels (in ruime zin), de solidariteit (tussen de generaties, man-vrouw, sociaal en internationaal) en de staten zwaar op de proef.
Een epidemie internationaliseert zich tegenwoordig veel sneller dan in het verleden als gevolg van de kapitalistische globalisering. De griep in 1957 had 6 maanden nodig om Europa tot het hart van de pandemie te maken, voor covid-19 was twee maanden genoeg. Er was dus minder tijd om zich voor te bereiden op de komst ervan, maar er was nog genoeg tijd om dat te doen, maar die tijd ging verloren, met de dramatische gevolgen die we allemaal kennen. Zoals we zullen zien, was dit niet alleen een gebrek aan reactievermogen veroorzaakt door bureaucratisch disfunctioneren. Het gaat niet om een eenvoudig gebrek aan tijdige voorbereiding. Het heeft klasse (bourgeois) wortels.
Niet alleen werd de Chinese waarschuwing in januari 2020 genegeerd, maar ook werd de vroege ervaring in Oost-Azië niet bestudeerd. Toch had men daardoor op de gebeurtenissen kunnen anticiperen en een passend gezondheidsbeleid kunnen ontwikkelen. Op de schaal van de Johns Hopkins University – die alleen rekening houdt met staten of gebieden die gevallen van covid-19 hebben gemeld – zijn vier van de vijf landen met de minste sterfgevallen per 100.000 inwoners Aziatisch: Taiwan, Vietnam, [Tanzania], Papoea-Nieuw-Guinea (maar hier zijn de sociale structuur en de bevolkingsdichtheid nogal verschillend) en Thailand. Een vergelijking: het sterftecijfer per 100.000 inwoners bedroeg in januari 2021 113,46 in Frankrijk tegen 0,03 in Taiwan!
Europa onvoorbereid
In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, is het ‘geavanceerde’, maar meer ‘zuiver’ kapitalistische Europa minder goed voorbereid op epidemieën dan Aziatische landen, waar de gemeenschaps- of bureaucratische structuren, de verre erfenis van revoluties, blijven voortbestaan (ook al zijn ze aan het vervagen) en een volksgezondheidsbeleid tot stand brengen. Op de index voor het voorbereid zijn bij pandemieën staat Thailand op de zesde plaats in de wereld en Frankrijk op de elfde.
Dankzij de vooruitgang op gezondheidsgebied (betere levensomstandigheden, antibiotica, vaccins) had de westerse wereld het ‘einde van epidemieën’ afgekondigd, die waren voortaan voorbehouden aan ‘onderontwikkelde’ landen. De gezondheidszorgstelsels in de westerse wereld hebben zich geconcentreerd op de individuele zorg, die de meeste winst oplevert, ten koste van preventie en algemene gezondheid. Ook al wordt Azië ook getroffen door de kwalen van de nieuwe kapitalistische wereld (explosie van diabetes, kanker, enzovoort), besmettelijke infectieziekten komen er nog steeds voor en worden niet alleen als individuele ziektegevallen opgevat.
De paradox is dat het kapitalistische Westen, geholpen door overmoed en neoliberale hervormingen, zijn anti-epidemische kennis (en de middelen die daarmee gepaard gaan) heeft geliquideerd, zelfs terwijl het epidemiegevaar verergerde. Kapitalistische globalisering kan, door het verkeer van goederen en mensen drastisch te versnellen, de aard van ziekten veranderen: vier knokkelkoortsvirussen hadden hun eigen afzonderlijke geografische gebieden. Door hun intensieve contact ontstond in de jaren vijftig in Azië (Thailand, Filippijnen) een nieuwe bloeding vormende vorm van knokkelkoorts, waarbij de opwarming van de aarde de verspreiding ervan vergemakkelijkte. Kwalen die worden veroorzaakt door virussen die worden overgebracht door muggen, teken en andere bloedzuigers (arbovirussen) hebben elkaar opgevolgd: zika, chikungunya, gele koorts.
Een adaptieve mutatie die verband houdt met het coronavirus in 2003, sars-cov-2 (dit is de naam van het virus dat de ziekte veroorzaakt), verschijnt in een periode van omwentelingen in de pathocenose, dat wil zeggen van snelle veranderingen in het evenwicht van de menselijke pathologieën. Ecologische omwentelingen, waaronder ontbossing, veranderen de relatie tussen de dierenwereld en het menselijk leven, evenals de fabrieksmatige landbouw: de H1N1-griep is ontstaan in Mexico (en niet in Azië!), niet ver van de Smithfield-varkensslachterijen. De ontwikkeling van gigantische aaneengesloten stedelijke gebieden heeft een bevoorrechte omgeving voor de circulatie van virussen gecreëerd. De voedingsindustrie heeft haar dictaat opgelegd en de zogenaamde beschavingsziekten (diabetes, hoge bloeddruk) nemen explosief toe. De bevolking wordt steeds ouder. Het tegelijkertijd voorkomen van twee of meer aandoeningen of stoornissen bij één persoon vormt de basis van het nieuwe coronavirus, dat zeker minder dodelijk is dan zijn voorganger, maar het verspreidt zich over de hele wereld en veroorzaakt dus uiteindelijk veel meer sterfgevallen. Covid-19 is een ziekte van de kapitalistische globalisering.
Er bestaat geen universele methode om een besmettelijke ziekte aan te pakken. Een passend gezondheidsbeleid hangt met name af van de sociale structuren en de omgeving die eigen zijn aan elk land of elke regio. De doeltreffendheid van de door de autoriteiten gemaakte keuzen wordt gemeten tussen nabije en vergelijkbare landen. Er zijn echter een paar eenvoudige overwegingen om mee te beginnen.
De prijs van uitstel
Geconfronteerd met een ernstige epidemie die de kop opsteekt, heeft elke vertraging in de reactie van de autoriteiten een hoge prijs. Dit werd eind 2019-begin 2020 op dramatische wijze duidelijk in China. Toen de ziekte covid-19 zich eenmaal had gevestigd, was de snelle internationale verspreiding ervan onvermijdelijk (vooral omdat China zich in het centrum van de wereldhandel bevindt). De vraag was toen: zou dezelfde fout in andere landen gemaakt worden? Verschillende Aziatische landen reageerden snel, maar dat was over het algemeen niet het geval in Europa, dat daardoor een springplank werd van waaruit de epidemie uitgroeide tot een wereldwijde pandemie.
Het tegenvoorbeeld van Taiwan laat op positieve wijze zien wat een snelle reactie mogelijk maakt. Dit land was bijzonder blootgesteld, met honderdduizenden Taiwanezen die in China werkten en massa’s Chinese toeristen die het eiland bezochten. Een eerste geïmporteerd geval van covid-19 werd ontdekt op 21 januari 2020. De regering heeft onmiddellijk het ziektebestrijdingsplan in werking gesteld dat was opgesteld op basis van de ervaring met de sars-epidemie in 2003, en een honderdtal maatregelen uitgevoerd. De bevolking hoefde nooit in lockdown te gaan. Een jaar later telt het land slechts 8 doden (Taiwan heeft zojuist zijn eerste sterfgeval sinds mei 2020 geregistreerd) en ligt het aantal positieve gevallen rond de 912.
Een ander tegenvoorbeeld, Vietnam, lag ook in de frontlinie. Net als in Taiwan reageerden de autoriteiten zonder uitstel. Tijdens de eerste golf van de epidemie telde het land geen doden. Na de tweede golf registreerde het land 35 sterfgevallen door de pandemie als gevolg van overdrachten binnen de lokale gemeenschap.
De prijs van eurocentrisme en dwaas cultureel nationalisme
In januari 2020 wisten we nog niet alles over het sars-cov-2 coronavirus – het is nog steeds een novum en hoe meer we erover te weten komen, hoe meer nieuwe vragen er rijzen. We wisten echter meer dan genoeg om te kunnen handelen. Er waren veel artikelen gepubliceerd in vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften. De Aziatische ervaring, die zowel vroeg als gevarieerd was, was leerzaam. Helaas zijn Europese politieke kringen zelden gewend om van Azië te leren. De metropolen van de oude wereldrijken worstelen om hun arrogantie – en blind eurocentrisme – van zich af te schudden. Waarom zouden we ons bezighouden met wat er ‘daarginds’ in de verte gebeurt?
De weigering om van Azië te leren ging gepaard met de nodige racistische clichés en connotaties, alsof Aziaten (in dit geval uit het Verre Oosten) zich gedroegen als gehoorzame robots, ongeacht of ze al dan niet in vrijheid leven. Volksprotest tegen de autoriteiten is niettemin evident in China (getuige het aantal gebouwen van de overheid dat in brand is gestoken). Ook Zuid-Koreaanse jongeren eisen hun recht op om zich te amuseren. Japanners groeten elkaar zonder elkaar aan te raken, maar het zijn ook mensen die graag goed leven, die regelmatig kleine bars en traditionele restaurants bezoeken (hoge besmettingshaarden, zoals we weten) waar de drukte groter is dan hier. (…)
De prijs van liegen
De Vietnamese regering loog tijdens de epidemie in 2003 en dat kwam haar duur te staan; ze trok er lering uit: in 2020 sprak ze de waarheid, wat een van de factoren is die het succes verklaren van haar gezondheidsbeleid tijdens de eerste covid-19 golf. De Chinese regering loog, maar de Taiwanese regering sprak de waarheid. De Franse autoriteiten begroeven zich in leugens om hun verantwoordelijkheid te verbergen in de toen heersende toestand van gebrek aan uitrusting. In Vietnam waren chirurgische mondkapjes bij elke drogist te koop. Frankrijk was niet in staat ze te produceren. Verbazing in Vietnam om de voormalige koloniale macht zo gedesïndustrialiseerd te zien worden tot wat een afhankelijk imperialisme kan worden genoemd.
Aangezien er geen mondkapjes, gel of jassen waren, beweerden de Franse politieke- en gezondheidsautoriteiten dat covid-19 niet zo gevaarlijk was en dat mondkapjes nutteloos waren (of erger). Liegen is beleid geworden. We betalen er nu nog steeds de prijs voor. Niet alleen zijn de woorden van de autoriteiten in diskrediet gebracht, maar ook is de deur opengezet voor de gevaarlijkste ontkenningen op gezondheidsgebied. Het zou gezonder en gemakkelijker geweest zijn de waarheid te zeggen: mondkapjes en hydro-alcoholische oplossingen, zijn belangrijk, maar die hebben we niet, dus zullen we het een tijdje zonder moeten stellen.
Verwacht niet dat politieke- en gezondheidsautoriteiten toegeven dat ze hebben gelogen. Er zijn rechtszaken mogelijk voor het in gevaar brengen van het leven van anderen. Ze beweren dus dat niet bekend was of mondkapjes doeltreffend waren tegen dit coronavirus: verspreidde het zich door contact of door de lucht? Opgemerkt moet worden dat het mondkapje in beide gevallen nuttig is, omdat het voorkomt dat we onze neus of mond aanraken (wat we spontaan doen). Er moet ook op gewezen worden dat mondkapjes een standaardmaatregel zijn in geval van epidemische besmetting van de luchtwegen. Bovenal hebben landen vanaf januari op verschillende manieren effectief gereageerd. Naast Taiwan en Vietnam was dat ook het geval in Zuid-Korea (na een korte vertraging), Thailand en de inwoners van Hong Kong die direct een mondkapje hebben opgezet zonder te wachten op advies van de autoriteiten.
De boosdoeners vertrouwen nu op te late richtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Onze leiders weten echter maar al te goed dat dit orgaan onder druk staat van de belangrijkste lidstaten en dat het niet (meer) vrijuit spreekt. Ze hebben een organisatie onder controle gebracht die zich in de jaren zeventig te onafhankelijk had betoond (hetgeen een waarborg was voor haar doeltreffendheid). Ze staat nu onder dubbele druk van regeringen (met name door China in januari 2020) en particuliere donoren. Bovendien was ze, geconfronteerd met een wereldwijd tekort aan mondkapjes, (terecht) van mening dat deze voorbehouden moesten blijven voor gezondheidswerkers. In tijden van schaarste moeten we natuurlijk keuzes maken, maar in Frankrijk hebben we een echte antimondkapjescampagne meegemaakt die diepe sporen heeft nagelaten.
Terugkoppeling van ervaringen
Door ‘liberale democratie’ en ‘autoritaire regimes’ (China, Vietnam) of ‘[Oost]Aziatische tradities’ tegenover ‘westerse’ bezorgdheid over individuele vrijheden te stellen, spelen veel Franse commentatoren een gevaarlijk spel, door te suggereren dat in de strijd tegen een epidemie die zo reusachtig is als covid-19, een dictatoriale orde doeltreffender zou zijn dan een ‘democratische’.
China. De dictatoriale orde heeft er in China toe geleid dat ‘klokkenluiders’ wreed werden onderdrukt en dat de eerste ontdekte uitbraken niet in de kiem werden gesmoord. Geconfronteerd met een uit de hand gelopen epidemie heeft Peking in de zwaarst getroffen steden extreem gewelddadige lockdowns opgelegd – deze lockdowns zijn absoluut geen voorbeeld (om het zacht uit te drukken)! De Chinese ervaring verdient het echter om bestudeerd te worden. Xi Jinping heeft het enkelvoudige leiderschap en de persoonlijke dictatuur van de CCP aanzienlijk versterkt, maar de Chinese samenleving is complex en niet slechts één politieke orde. De macht moet ook mechanismen ontwikkelen die de steun van het volk verzekeren (het nationalisme van een grote mogendheid is er één van). De ervaring met de pandemie is niet uniform op dit continent. In niet-getroffen gebieden hebben plaatselijke structuren die banden hebben met de CCP (en die gewoonlijk toezicht houden op de bevolking) controles ingesteld om de komst van potentieel besmettelijke mensen te voorkomen. De herinnering aan de misdadige fouten, het toegebrachte leed en de leugens zal niet verdwijnen, maar ze wordt vermengd met opluchting na de behaalde overwinningen en de hoop dat de staat in staat blijft het gevaar van verdere besmetting door de terugkeer van Chinese ingezetenen of buitenlanders naar het land in te dammen. Veel vragen blijven dus onbeantwoord.
Hong Kong. Tijdens de eerste golf in januari-februari 2020 was de reactie van de bevolking van Hongkong opmerkelijk. Ze zagen het dreigende gevaar. Het grondgebied stond in direct contact met een van de meest virulente Chinese epidemiecentra. De bevolkingsdichtheid is een van de hoogste ter wereld en de structuur van het stedelijk wonen maakt het moeilijk om fysiek afstand te bewaren binnen huizen en gebouwen. Op grond van de sars-ervaring in 2003 zette de bevolking echter spontaan mondkapjes op, terwijl de autoriteiten, onder invloed van Peking, nog steeds pleitten voor uitstel – een vorm van spontane zelforganisatie.
Werknemers in de gezondheidszorg gingen vijf dagen achtereen in staking om te eisen dat de grens zou worden gesloten en dat er voldoende middelen zouden worden vrijgemaakt, omdat de ziekenhuizen het anders niet aan zouden kunnen; deze mobilisatie werd mogelijk gemaakt door de oprichting in december, van een activistische vakbond in deze sector, die voortkwam uit de beweging in 2019.
Dit alles vond plaats tijdens een ware burgeropstand ter verdediging van de wettelijke en burgerlijke rechten die de bevolking genoot krachtens de akkoorden die bij de overdracht van de voormalige Britse kolonie aan China waren gesloten. Peking had in feite besloten zijn directe greep op deze ‘Speciale Administratieve Regio’ te verstevigen. De strijd tegen de epidemie werd geïntegreerd in een allesomvattende strijd, met opmerkelijke gezondheidsresultaten.
De situatie is sindsdien veranderd. Niet alleen heeft covid-19 lang geduurd – met het permanente gevaar van nieuwe uitbarstingen, aangewakkerd door de terugkeer van bewoners naar hun huizen (vandaar een beleid van quarantaine) – maar ook de strijd om de autonomie van het grondgebied te verdedigen is verloren. De vermoeidheid is voelbaar na deze nederlaag en de aanzienlijke verharding van de repressie. Eind januari 2021 waren er, sinds het begin van de epidemie, 10.453 gevallen van besmetting en 181 sterfgevallen in verband gebracht met het coronavirus (Honh Kong telt 7,5 miljoen inwoners).
Zuid-Korea. Zuid-Korea was een van de landen die het kwetsbaarst waren voor de pandemie in februari 2020, nadat leden van de Shincheonji Kerk van Jezus clandestien uit Wuhan waren teruggekeerd. De regering mobiliseerde en heroriënteerde het industriële apparaat om te produceren wat nodig was om de epidemie te bestrijden. (…) De regering heeft enorme middelen ingezet om de besmettingsketens te ’testen en te traceren’ en de mensen die besmettelijk zijn te ‘isoleren’. Deze laatste maatregel heeft aanvankelijk tot tragedies geleid, omdat de namen van de patiënten soms werden onthuld, waardoor ze blootstonden aan de wraakzucht van hun omgeving. Dit is gedeeltelijk rechtgezet (de anonimiteit wordt beter gewaarborgd door de medische teams en de gegevens worden onafhankelijk van de staat opgeslagen), maar de regering roept nu op tot het aan de kaak stellen van mensen die de beschermingsmaatregelen niet respecteren (met beloningen) – een zeer gevaarlijke glijbaan naar de ‘bewakingsmaatschappij’.
De Zuid-Koreaanse ervaring toont echter aan dat ’testen, opsporen en isoleren’ een van de sleutelelementen is van een gezondheidsbeleid ten aanzien van covid-19. Zonder een lockdown in te stellen, stabiliseerde de besmettingscurve zich op ongeveer 8-9.000 gevallen. Het land (meer dan 50 miljoen inwoners) had op 30 januari 1.425 sterfgevallen geregistreerd. (…)
Vietnam. Het succes van Vietnam houdt verband met de manier waarop het de bevolking wist te mobiliseren door de waarheid over de situatie te vertellen en de sociale media te gebruiken om de bevolking te waarschuwen – onder meer door het tonen van een muziekvideo die 65 miljoen keer bekeken is. Er werd een testsysteem opgezet, de grenzen werden gesloten, er werd een streng quarantainebeleid ingesteld voor de terugkeer van onderdanen en de komst van deskundigen, terwijl hotels, kazernes en ziekenhuizen werden gemobiliseerd (tot 40.000 mensen werden getroffen). Alle aan de partij gelieerde massa-organisaties (vrouwenbond, enzovoort) werden opgeroepen om het gezondheidsbeleid uit te voeren. Vietnam heeft slechts twee weken van nationale lockdown meegemaakt en telt 35 doden op een bevolking van 97 miljoen.
Politieke regimes en ‘sociaal weefsel’
Is er een eenvoudige relatie tussen politiek regime en doeltreffendheid van de gezondheidszorg bij een epidemie? Het antwoord ligt verre van voor de hand.
Neoliberale hegemonie is een bijna universele regel. Ze domineert de politiek van het regime in Sri Lanka – maar het systeem van gratis openbare ziekenhuiszorg is nog niet ontmanteld; het werd effectief aan het werk gezet in verband met covid-19. Is een federaal plan een plus of een min? Het lijkt erop dat het antwoord alleen maar kan luiden: ‘dat hangt ervan af’. Angela Merkel heeft tijdens de eerste epidemiegolf met instemming van de deelstaten maatregelen sneller en doeltreffender laten goedkeuren dan in Frankrijk; in het najaar was dat niet meer het geval, wat heeft bijgedragen tot een epidemie-uitbraak (sommige deelstaatministers geven dat toe). Onder Trump hebben de door Democraten gecontroleerde staten zich verzet tegen zijn verwoestende waanzin; onder Biden hebben Republikeinse deelstaten geweigerd het nieuwe gezondheidsbeleid uit te voeren dat op federaal niveau is ingezet.
Anderzijds is het verleidelijk te antwoorden dat het Franse systeem van hyper-centralisatie in de persoon van de president een minpunt is. Het systeem is ondoorzichtig, terwijl transparantie over een langere periode een belangrijke factor is voor de steun van de bevolking. Het vocabulaire onderstreept het: de keuzes worden gemaakt door de Defensieraad, waarvan de vergaderingen onder het defensiegeheim vallen! De Franse grondwet, getekend door de context van toen (een leger in opstand dat de toetreding van De Gaulle tot het presidentschap oplegde) is waarschijnlijk de minst democratische van West-Europa (met misschien de Spaanse grondwet, maar op een andere manier). De politiek van Macron accentueert zijn oorspronkelijke gebreken door het in de praktijk nog meer presidentieel te maken. Emmanuel Macron beslist uiteindelijk, volgens zijn grillen, en houdt niet van sterke persoonlijkheden die als tegenwicht tegen zijn autoriteit fungeren. Het presidentschap is echter niet georganiseerd om te regeren en vooruit te lopen op de uitvoering van het beleid (in de logistiek bijvoorbeeld). Wat Macron betreft, zijn persoonlijke geschiedenis heeft hem niet voorbereid op het uitdenken van een gezondheidsbeleid. De Merkels zijn wetenschappers. De Taiwanese vicepresident Chen Chien-jen is een op de Johns Hopkins University opgeleide epidemioloog en virusdeskundige – dat helpt! Macron is gevormd door de wereld van het kapitaal – en dat is rampzalig.
Er is in Frankrijk een schat aan ervaring met wederzijdse hulp ’ter plaatse’ bij een epidemie. Dat was het geval met de hulp aan aidspatiënten, om hun isolement te doorbreken, voorlichting te geven en bescherming te populariseren (condooms). Het was opnieuw het geval met covid-19 tijdens de lockdown, vaak in samenwerking met gemeentehuizen, met name in wijken met lagere inkomens: voedseldistributie, het vaststellen waar geïsoleerde bejaarden of bevolkingsgroepen zich bevinden die niet door de officiële financiering worden gedekt (met inbegrip van buitenlandse en trans-prostituees die alle vormen van middelen hadden verloren), mobilisatie zodat daklozen dringend werden opgevangen, actie tegen huiselijk geweld (tegen vrouwen en kinderen), enzovoort. Macron heeft in zijn beleid echter altijd geweigerd om het ‘veld’ te betrekken bij de uitvoering van het gezondheidsbeleid (hij heeft zelfs moeite om ‘in dialoog te treden’ met verkozen functionarissen). Hij is diep autoritair en verticalistisch.(1)In Frankrijk is er een indrukwekkende opstapeling van zogenaamde administratieve gezondheidsstructuren die heel vaak zeer politieke functies hebben: sommigen leidden de aanval die dertig jaar geleden werd ingezet tegen de openbare ziekenhuisdienst door een financieel beheer op te leggen dat kenmerkend is voor de zakenwereld en de vernietiging van honderdduizend bedden in twintig jaar te organiseren. Het gevolg is dat hij een bekrompen visie heeft en, na de mobilisaties van zorgverleners gewelddadig te hebben onderdrukt, zich blijft verzetten tegen elke notie van gezondheidsdemocratie of gemeenschapsgezondheid.(2)Macron zegt dat zijn keuzes gebaseerd zijn op de ‘aanvaardbaarheid’ door de bevolking van de gezondheidsmaatregelen, zijn ogen gericht op de volgende presidentsverkiezingen. Als de bevolking, via verenigingen of burgercomités, sociale bewegingen of het lokale sociale weefsel, medeverantwoordelijk zou zijn voor de uitwerking van gezondheidskeuzes, zou deze ‘aanvaardbaarheid’ worden verveelvoudigd en zou de doeltreffendheid van de genomen maatregelen veel groter zijn dan nu het geval is.
Hoe meer we graven, hoe meer het duidelijk wordt dat we rekening moeten houden met de feitelijk bestaande maatschappij als geheel, en niet moeten vasthouden aan definities die vaak alleen verwijzen naar staatsstructuren van overheersing. Een vergelijking tussen Thailand en Frankrijk (twee landen die vergelijkbaar zijn wat het aantal inwoners betreft) is zeer leerzaam. In principe zouden de kosten van de epidemie in het Thaise koninkrijk veel hoger moeten zijn dan in de Franse ‘westerse democratie’: het staat onder militair bewind en de monarch is van dubieus karakter. De realiteit is het tegenovergestelde.
In Thailand hebben de gezondheidsautoriteiten de politieke (militaire) en koninklijke autoriteiten omzeild door reeds bestaande vrijwilligersnetwerken in dorpen en stedelijke centra te mobiliseren – wat in Frankrijk juist niet is gebeurd. In januari 2021 waren er 77 doden in Thailand tegen 76.000 in Frankrijk.
Solidariteit, een factor van gezondheidsefficiëntie en sociale rechtvaardigheid
Immigranten zijn vaak buitengesloten en gediscrimineerd tijdens de pandemie; ze zijn niettemin de slachtoffers en beschikken over weinig middelen om het gevaar het hoofd te bieden. Over het algemeen begonnen de regeringen met alleen hun eigen onderdanen te beschermen, zoals in Thailand en Singapore, maar soms realiseerden ze zich dat ze door migranten uit te sluiten de pandemie lieten voortduren. Om migranten in het gezondheidszorgstelsel op te nemen, moeten migranten zonder papieren natuurlijk de garantie krijgen dat ze niet gestraft of uitgewezen zullen worden, zodat ze gezondheidscontroles niet uit de weg gaan.
De onveiligheid onder de bevolking heeft nieuwe hoogten bereikt in de Filippijnen, waar de dictatuur van Duterte, de straffeloosheid van de politie en het geweld van de doodseskaders, de wijdverspreide corruptie, de harde lockdowns zonder effectieve sociale compensatie en de vele militaire conflicten (met name in Mindanao, in het zuiden van de archipel) de dienst uitmaken. Solidariteitsnetwerken werken onder bijzonder moeilijke omstandigheden om de meest gemarginaliseerde bevolkingsgroepen te steunen.
Sinds lange tijd migreert een bijzonder groot deel van de Filippijnse bevolking naar het Westen of het Midden-Oosten; het overleven van gezinnen in de Filippijnen hangt ervan af. Deze emigranten kunnen vaste banen hebben, maar meestal zijn het onzekere banen (huishoudelijk werk). Hun onzekerheid is toegenomen met de covid-19 pandemie.
Veel verpleegsters in Britse ziekenhuizen zijn Filippino. Ze kunnen het slachtoffer worden van een verraderlijke rolhiërarchie, de facto rassendiscriminatie, maar onzichtbaar, doordat ze vaker dan anderen in risicovolle situaties worden geplaatst, minder of later beschermende kleding krijgen. Er moet echter op gewezen worden dat al het ziekenhuispersoneel in Groot-Brittannië een extreem hoge prijs heeft betaald voor het feit dat het niet was voorbereid op de epidemie en voor de keuzes die de regering van Boris Johnson heeft gemaakt (vier keer meer infecties dan bij de bevolking in het algemeen). Terloops merken we op dat in sommige ziekenhuizen (ongeacht het land?) de leden van de administratieve hiërarchie zichzelf de beste bescherming hebben geboden, ook al behandelen ze geen patiënten.
In Hong Kong hebben Chinese families Filipijnse en Indonesische bedienden eenvoudigweg op straat gezet uit angst dat ze hen zouden besmetten. Of, omgekeerd, hebben ze hen verboden uit te gaan (waardoor ze 24 uur per dag, 7 dagen per week beschikbaarheid kunnen eisen). Het gezin van de werkgever is echter geen plaats van socialisatie voor een huishoudelijke hulp, die bovendien geconfronteerd wordt met racisme. Van oudsher zijn ze tijdens hun wekelijkse verlof te vinden in wandelgebieden, waar ze nu afstand moeten houden.
In het algemeen stelt de pandemie de sociale solidariteit op de proef, binnen gezinnen, intergenerationeel en internationaal. Er wordt gezocht naar zondebokken (buitenlanders, bejaarden). Dit wordt in het Westen in de hand gewerkt door het neoliberale individualisme, een onderdeel van de dominante ideologie, die solidariteit vernietigt (maar wordt tegengegaan door stromingen van solidair verzet). Hoe minder dominant is het in Oost-Azië? De strijd voor solidariteit wordt op alle fronten gevoerd, ook op cultureel gebied.
Over het algemeen moeten we op twee fronten tegelijk strijden. Tegen de ‘wetenschappelijke’ beweringen van de geneesmiddelenindustrie, wier keuzes worden gedicteerd door financiële overwegingen (waaronder een zeer hoog uitkeringspercentage aan de aandeelhouders) en tegen de opkomst van een steeds verontrustender irrationalisme. Een scène waarvan men zou kunnen denken dat die specifiek is voor de Verenigde Staten, doet zich ook elders voor: een gewone patiënt beledigt het verplegend personeel door te beweren dat ‘covid-19 niet bestaat’ wanneer hij aan de beademing moet worden gelegd. Dat de 5G-theorie zich verspreidt, maakt ons sprakeloos.(3)De sponsors van 5G zouden de epidemie hebben gecreëerd om een verslaving aan 5G te enten met het vaccin. Door hun leugens hebben de politieke autoriteiten een bres geslagen waarin complottheorieën welig tieren, en die bovendien worden aangewakkerd door ‘populistische’ figuren die graag een klantenkring willen opbouwen.
De Aziatische ervaring bevestigt het vanzelfsprekende: de mensen leren van de ervaring (soms meer dan de heersers). Als het irrationalisme echter om zich heen grijpt, kan dit progressieve proces worden verbroken. De kwestie is niet marginaal.
Het beleid tijdens een noodtoestand op gezondheidsgebied geeft een impuls aan een bijna universele autoritaire neiging van politieke regimes. Gezondheidsdemocratie en gemeenschapsgezondheid worden zo sleutelcomponenten van de democratische strijd.
Hetzelfde geldt voor de kwestie van behandelingen en vaccins. Particuliere bedrijven hebben noch de wil, noch de middelen om deze in voldoende hoeveelheden te produceren om aan de behoeften van een pandemie zoals covid-19 te voldoen. Deze geneesmiddelen moeten tot het publieke domein behoren en de middelen moeten aan arme landen ter beschikking worden gesteld om productieketens op hun eigen grondgebied te ontwikkelen.
De logica van het algemeen belang moet resoluut prevaleren boven privatisering via octrooien. Samen met voedselzekerheid is het recht op gezondheid een voor de hand liggende eis. De komst van vaccins (en hopelijk ook van behandelingen) en het door de kapitalistische winstlogica georganiseerde tekort daaraan, onderstreept de brandende actualiteit van het solidaire alternatief, in een radicale breuk met de dominante orde.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Europe Solidaire sans Frontières. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.
Voetnoten
↑1 | In Frankrijk is er een indrukwekkende opstapeling van zogenaamde administratieve gezondheidsstructuren die heel vaak zeer politieke functies hebben: sommigen leidden de aanval die dertig jaar geleden werd ingezet tegen de openbare ziekenhuisdienst door een financieel beheer op te leggen dat kenmerkend is voor de zakenwereld en de vernietiging van honderdduizend bedden in twintig jaar te organiseren. |
---|---|
↑2 | Macron zegt dat zijn keuzes gebaseerd zijn op de ‘aanvaardbaarheid’ door de bevolking van de gezondheidsmaatregelen, zijn ogen gericht op de volgende presidentsverkiezingen. Als de bevolking, via verenigingen of burgercomités, sociale bewegingen of het lokale sociale weefsel, medeverantwoordelijk zou zijn voor de uitwerking van gezondheidskeuzes, zou deze ‘aanvaardbaarheid’ worden verveelvoudigd en zou de doeltreffendheid van de genomen maatregelen veel groter zijn dan nu het geval is. |
↑3 | De sponsors van 5G zouden de epidemie hebben gecreëerd om een verslaving aan 5G te enten met het vaccin. |