Daniel Bensaïd (1946 – 2010) was een van de meest invloedrijke Marxistische denkers in Frankrijk. In een reeks radio-interviews gaf hij in 2008 zijn visie op de keerpunten in de turbulente twintigste eeuw. We publiceren hier een vertaling van zijn commentaar op de val van de Muur en de teloorgang van de eerste pogingen om een socialistische samenleving te creëren.
De twintigste eeuw werd geopend met de revolutie van 1917 in Rusland. Tweeëntachtig jaar later op de avond van 9 november 1989 viel de Berlijnse Muur en honderdduizenden Oost- en West-Duitsers staken onmiddellijk de grens over die decennialang gesloten was.
Al gauw deden zich in Hongarije, Polen en elders vergelijkbare gebeurtenissen voor. Ook hier wankelden de regimes. In de jaren na 1989 zagen we het ene na het andere ineenstorten. We herinneren ons deze periode omdat ze het einde betekende van een wereld die grotendeels verdeeld was in twee kampen. Ze roept verschillende vragen op. Bracht die ineenstorting, zoals Eric Hobsbawm heeft betoogd, de twintigste eeuw tot een einde? Hoe zag Oost-Europa er in deze korte twintigste eeuw uit? En wat is er behalve de Muur nog meer ingestort?
De val van de Berlijnse Muur was zeker een krachtig symbool op een dag die als historisch in het geheugen staat gegrift. Zonder twijfel kunnen we stellen dat de val het einde markeerde van een reeks grote gebeurtenissen die Hobsbawm en historici na hem, de ‘korte twintigste eeuw’ noemden. Deze korte eeuw begon niet op 1 januari 1900, maar met de Eerste Wereldoorlog en de Russische Revolutie en eindigde met de val van de Muur, gevolgd door het uiteenvallen van wat ooit de Sovjet-Unie was. Het lijkt overzichtelijk. Maar wat is er precies gebeurd?
Persoonlijk ben ik geneigd te zeggen dat aan een langere cyclus op die dag een einde kwam, namelijk die van de moderne politieke formaties. Maar dat is een andere discussie.
Wat gebeurde was dat met de val van de Muur allen die hun hoop stelden op de emancipatie zoals die aan het begin van de twintigste eeuw nog volop leefde, een grote nederlaag werd toegebracht. Ik verwijs graag naar een fragment van de film van Margarethe Von Trotta over Rosa Luxemburg. Naar het indrukwekkende beeld waarin op 1 januari 1900 de historische leiders van de Duitse sociaaldemocratie, Kautsky, Bernstein, Rosa Luxemburg en Bebel, samen de nieuwe eeuw vierden die een einde zou gaan maken aan oorlog en aan uitbuiting en die de geboorte aankondigde van een vreedzame en volmaakte mensheid. Natuurlijk moet men concluderen dat deze wensdroom in een nederlaag eindigde! Maar wat behelsde die nederlaag?
Men is vaak geneigd om het ideologische aspect ervan te benadrukken. De eerste poging om een socialistische samenleving tot stand te brengen mislukte, met als gevolg dat ook nieuwe pogingen om iets anders dan een kapitalistische samenleving te creëren, het gevaar liepen tegen een muur te pletter te slaan.
Alvorens het ideologische of politieke aspect zelf in ogenschouw te nemen, moet volgens mij worden gesteld dat de val vooral een sociale nederlaag was. Het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, de omarming van de vrijemarkteconomie door de Chinese bureaucratie, de gebeurtenissen in Oost-Europa en de ontwikkelingen in India betekenden dat in de afgelopen vijftien jaar het aantal beschikbare arbeidskrachten op de wereldmarkt is verdubbeld. Met honderden miljoenen arbeidskrachten zonder rechten of sociale bescherming zolang de situatie ongewijzigd blijft, wat overigens niet te verwachten valt.
We zien dat in China wel degelijk sociale strijd tot ontwikkeling komt. En er valt geen reden te bedenken waarom Chinese arbeiders de levensomstandigheden zouden accepteren die de Europese arbeiders aan het eind van de negentiende eeuw verwierpen. Probleem is dat het tijd zal vergen met tot gevolg dat in de tussentijd de sociale krachtsverhoudingen op wereldschaal aanzienlijk zullen verslechteren. Maar zo’n constatering betekent nog niet dat we zouden moeten treuren over het verdwijnen van de ten val gebrachte regimes. We komen daar nog op terug.
We staan aan het begin van een periode van wederopbouw van vakbewegingen en van politieke krachten, aan het begin van een tijdperk waarin de politieke verhoudingen en prioriteiten opnieuw gedefinieerd zullen worden.
Het is duidelijk dat het morele aspect van de nederlaag zeer belangrijk was. In het gevecht tegen de wreedheden van het kolonialisme, tegen de verschrikkingen van de negentiende-eeuwse kapitalistische uitbuiting zoals beschreven door Dickens en Zola, bezat de opkomende arbeiders- en socialistische beweging een soort morele legitimiteit. Die legitimiteit is vandaag de dag grotendeels verloren of in ieder geval overschaduwd door de herinnering aan wat een bureaucratisch of totalitair despotisme bleek te zijn.
Het begrip totalitair is op zijn plaats zolang als men, sprekend over stalinistisch totalitarisme en nazi-totalitarisme, de overeenkomsten, maar ook nadrukkelijk de verschillen benoemt. Nephistorici als Stéphane Courtois vergeten dit te doen.Maar hoe dan ook, het fenomeen bestaat, vandaar het belang om te weten wat er is gebeurd.
De gangbare redenering is dat er van een soort van onvermijdelijkheid sprake was, dat er een ingebouwde perversiteit bestaat in het revolutionaire en emancipatorische project. Het komt erop neer dat men door geluk na te streven juist ongeluk, dictatuur of zelfs erger in het leven roept.
Daarom is het van belang om los van de ideologische discoursen de sociologie en de geschiedenis te bestuderen van wat in de twintigste eeuw plaatsgreep, vooral in de Sovjet-Unie maar ook in China.
Als we geloven dat er een rechte lijn loopt van de Russische revolutie van 1917 naar het stalinistische regime of naar zijn seniele opvolgers onder Brezjnev of Andropov, dan moet de conclusie luiden dat de Russische revolutie, zoals sommigen destijds zeiden, niet alleen voorbarig was, maar ook dat het gevaarlijk en noodlottig is om te proberen de gang van de geschiedenis te beïnvloeden. Sinds de Sovjet archieven geopend zijn, is de studie van wat er werkelijk is gebeurd, gelukkig serieus begonnen, al ligt het grootste deel van het werk nog voor ons.
Maar met het materiaal waarover de linkse oppositie in de jaren dertig van de vorige eeuw niet kon beschikken, hebben historici als Hobsbawm, en misschien nog sterker Moshe Lewin, al wel de groei van het enorme bureaucratische staatsapparaat kunnen blootleggen in een land dat aan het einde van de Eerste Wereldoorlog sterk was verzwakt.Het aantal staatsambtenaren groeide in slechts zeven jaar tijd van iets meer dan vier miljoen in 1927 tot meer dan zeventien miljoen in 1934.
Het was een dramatische omwenteling. Geen land ter wereld maakte in die jaren zo’n verstedelijking en industrialisatie door als de Sovjet-Unie. Men heeft de neiging om de Sovjet-Unie van die jaren voor te stellen als los zand, de gesteldheid waarin het ook naar zijn einde strompelde. Het tegendeel was het geval. Er heerste een buitengewone bureaucratische dynamiek, waarvan de sociale kosten natuurlijk exorbitant waren. Het geweer gaf het tempo aan van modernisering waarbij de kampen de economische functie hadden zorg te dragen voor een soort primitieve accumulatie.
Maar opnieuw: daar stak niets onvermijdelijks in.
Laat me duidelijk zijn, ik zeg niet dat de beginjaren van de Russische Revolutie in de jaren twintig stralend waren, en de jaren dertig een totale duisternis. Het ligt genuanceerder. Er waren al alarmerende tekenen van bureaucratisering toen Lenin nog leefde, tekenen van machtsmisbruik, met name als gevolg van de burgeroorlog. We mogen dit niet vergeten.
Er bestaat een absoluut angstaanjagend verhaal, Le Tchékiste, van Vladimir Zazubrin (1923). Het boek beschrijft een ervaring met de politieke politie tijdens de burgeroorlog, we zien duidelijk de logica van het geweld. De auteur schreef dit verhaal niet om het aan de kaak te stellen – hij was zelf een voormalig lid van de Cheka – wel om als participant de logica erachter uit de doeken te doen, een angstwekkend relaas, al had het geweld nog niet de omvang en reikwijdte van de jaren dertig.
Bovendien zagen we met de opening in 1923 van de kampen op de Solovsky-eilanden al de eerste politieke strafkolonies. Het gebeurde allemaal toen Lenin nog leefde en toen de burgeroorlog al was gewonnen. Ten overvloede de strafkolonies dienden dus niet de repressie tijdens de oorlog, maar de politieke onderdrukking daarna.
Men was zich niet bewust dat het einde van de burgeroorlog een sociaal en economische keerpunt moest zijn. Er was sprake van een Nieuwe Economische Politiek (NEP), maar daar ging alleen de boodschap vanuit dat de oorlog voorbij was en dat de economie weer open kon. Logisch zou zijn geweest dat het gepaard ging met een democratisering en natuurlijk met het beëindigen van de noodtoestand die men tijdens de burgeroorlog als noodzakelijk had beschouwd. Maar het tegenovergestelde gebeurde. De repressie, de beperking van de vrijheid van meningsuiting, enzovoort duurden voort en versterkten zich zelfs. In de eerste jaren van de Revolutie zagen we het zaad van het bureaucratische gevaar dus ontkiemen. Maar dat het tot wasdom kwam, was geenszins onvermijdelijk.
Wat we de bureaucratische contrarevolutie noemen, is niet zomaar een woord. Het betekent een werkelijke breuk. Tijdens de Grote Zuiveringen van de jaren dertig werden tussen 1933 en 1937 miljoenen mensen gedeporteerd en honderdduizenden geëxecuteerd. Sommige historici maken zich er gemakkelijk vanaf en gooien iedereen op een hoop die in de Eerste Wereldoorlog, de Tweede Wereldoorlog en tijdens de hongersnood zijn omgekomen. Maar zelfs als we het aantal slachtoffers van de bureaucratische repressie in de jaren dertig nauwkeurig tellen, komen we op een getal uit van miljoenen doden. En daar mogen we gerust nog de bolsjewistische partijactivisten en kaders aan toevoegen, van wie 90 procent in 1917 verdween.
Er was dus een discontinuïteit, ook in het politieke personeel. Het valt grotendeels toe te schrijven aan een cultuur van wreedheid die zich ontwikkelde bij mensen die tijdens de burgeroorlog werden gevormd en die de Tsaritsyne-groep worden genoemd.
Het doet denken aan The Killing Fields, de film over Pol Pot en de Rode Khmer in Cambodja.We onderschatten gemakkelijk het blijvende effect van zo’n gruwelijke oorlog als in Indochina, van twintig tot dertig jaar systematisch bombarderen, op mensen. De Wereldoorlog van ’14-’18, gevolgd door drie of vier jaar burgeroorlog, vormt dan wel geen rechtvaardiging, ze biedt wel een verklaring.
Ik denk dat we een opheldering moeten zien te verkrijgen. We mogen ons niet bij onbegrip neerleggen, juist om te kunnen inzien wat er gebeurd is met al diegenen, die tenminste gedroomd hebben van een andere wereld.
We kunnen geen absolute garanties geven voor de toekomst, maar wel enkele lessen trekken. Doen we dit niet en blijven we aan de oppervlakte steken, dan zal de conclusie al snel luiden dat Rousseau de geestelijk vader was van Marx, die op zijn beurt de inspirator was van Lenin, en die weer van Stalin. Het is een genealogie zoals in de Bijbel beschreven, waar alles en iedereen door verwantschap met elkaar verknoopt is. Wanneer dat geloof overheerst, is het verstandig niet eens aan het veranderen van de wereld te beginnen, veel te gevaarlijk. Dan moeten we onze handen ervan aftrekken en alles zijn gang laten gaan.
We zijn er niet om de geschiedenis alleen te observeren, maar ook om te zien of en waar andere wegen en mogelijkheden lagen, of er kansen gemist zijn. We moeten trouwens beseffen dat ook de bolsjewieken zelf zich daarvan bewust waren, net als van de gevaren.
Toen de revolutie een paar dagen langer duurde dan de Parijse Commune, maakte Lenin zich al zorgen over de kwetsbaarheid van de situatie. Het was al een wonder dat de omwenteling had kunnen plaatsvinden in een verwoest land als Rusland. Maar volgens de gangbare politieke ratio zou de revolutie alleen zin hebben als ze onmiddellijk werd gevolgd door revoluties in Duitsland en elders in Europa. Deze revoluties bleven echter uit. Waarom de Duitse revolutie van 1918 tot 1923 werd verslagen, was één vraag, wat te doen toen het eenmaal een feit was, een ander. Had Lenin misschien de macht moeten teruggeven en zeggen: ‘omdat het niet gaat zoals gepland, trekken we ons terug en overhandigen we hierbij de sleutels’? Dat is niet realistisch en niet hoe de dingen gebeuren.
Moshe Lewin bijvoorbeeld legt de nadruk op een kwestie waar we vaak niet eens aan denken. Hij betoogt dat het probleem in Rusland tussen februari en oktober 1917 niet de botsing was van de opstand, van het Sovjetregime met een achtenswaardig parlement, zoiets als het Britse. Nee, niet de bolsjewieken verwierpen de democratische optie, aldus Lewin. Het regime stortte uit zichzelf ineen. De keuze was dus niet: het democratische regime van februari of de Sovjets, maar: een militaire staatsgreep of de Sovjets. Niet vechten betekende je hoofd op het hakblok leggen. Je hebt eenvoudig niet zelf de gelegenheid om het moment van strijd te kiezen als er meerdere hoofdrolspelers op het toneel verschijnen.
Toch blijft het een feit dat de stalinistische contrarevolutie heeft gezegevierd.
Het legt een fenomeen bloot dat zelfs de meest gewetensvolle en ervaren bolsjewiek niet heeft zien aankomen en dat niet bijzonder is voor de Sovjet-Unie: de rol van de bureaucratie in de hedendaagse samenleving, van welke aard die ook is. Hoe complexer de samenleving en hoe groter de arbeidsdeling en de ontwikkeling van deskundigheid, des te sterker de kans op een bureaucratisering van het staatsapparaat, van politieke partijen, de vakbonden en het bestuur. En die bureaucratische verleiding is het grootst in landen die cultureel het minst ontwikkeld zijn. Vergeet niet hoe laag het alfabetiseringsniveau in Sovjet-Rusland was na de burgeroorlog.
Achteraf gezien is het gemakkelijk gezegd dat de bolsjewieken in de beginjaren van de revolutie de fout hebben gemaakt alleen maar te denken aan het gevaar dat ze door de Europese contrarevolutie zouden worden verslagen. Het gevaar was niet alleen denkbeeldig. Europese legers waren in Georgië geland onder leiding van onder andere de Franse generaal Weygand. Het scenario dat de Bolsjewieken door de Europese gewapende reactie zouden worden verslagen, leek realistischer dan het risico dat ze van binnenuit ondermijnd zouden raken door bureaucratische koudvuur.
Voor die fout is een hoge tol betaald. Er bestaat geen absoluut wapen tegen het bureaucratische gevaar. Maar er zijn wel principes van pluralisme, van de autonomie van vakbonds- en massaorganisaties, van de rol van politieke partijen in de organen van macht, zoals collectieven, raden van zelfbestuur, van sovjets of andere soortgelijke structuren.
Er zijn belangrijke lessen te leren nu we de aard van het gevaar van bureaucratisering kennen. Soms is het pijnlijker en rampzaliger om van binnenuit verslagen te worden dan om verslagen te worden door een vijand die bekend is en met open vizier strijdt. Je kunt verslagen worden door een externe vijand zonder ‘gecorrumpeerd’ te worden. Een nederlaag van binnenuit heeft altijd een dubbel effect Het is een sociale maar ook een morele nederlaag. Ook dit maakt deel uit van de erfenis van de Sovjet-Unie. Zelfs zij die tegen dit interne monster hebben gevochten, zullen ervoor boeten. Als de nederlaag groot is, betaalt iedereen een prijs, al is die niet altijd dezelfde.
Nog enkele laatste woorden. Toen de Berlijnse Muur in 1989 viel, dacht men dat de geschiedenis eindelijk weer op gang kwam. Ik herinner me een toespraak van Ernest Mandel in de Parijse Mutualité waar hij betoogde dat wat in Duitsland gebeurde een revolutie was. Hij juichte de massa’s in de straten van Oost-Duitsland toe die riepen: ‘Wij zijn het volk’. Als wij het volk zijn, wie zijn dan de anderen? Wie zijn dan de machthebbers? Als wij het volk zijn, moeten zij iets anders zijn. Wat is dan hun echte naam? De Stasi, de bureaucratie, het staatsapparaat? Mandel concludeerde dat het laatste van de tussenhaakjes waarin de geschiedenis van het stalinisme stond, eindelijk geplaatst was, en dat wat in Oost-Duitsland gebeurde de hernieuwing was van de band met de grote periode van Rosa Luxemburg en van de arbeidersraden.
We waren verbijsterd omdat we al enige tijd het gevoel hadden dat de breuk te lang had geduurd en dat de draden van het geheugen waren doorgeknipt. We wisten wat er in de Sovjet-Unie gebeurde, we volgden het nieuws en lazen de Sovjetpers in de jaren tachtig. Niemand haalde het in zijn hoofd om te denken dat met de val van het regime in de Sovjet-Unie, het debat over de vormen van socialistische ontwikkeling tussen Boecharin, Trotski en de linkse oppositie weer nieuw leven zou worden ingeblazen. Wie kende Boecharin nog, wie kende Trotski nog? Misschien zouden ze worden herontdekt. Maar het stond absoluut niet op de agenda. Er bestaat geen geschiedenis tussen haakjes. Er zijn geen omwegen. Gebeurtenissen vinden plaats en de gevolgen zijn blijvend. Je kon aanvoelen dat iets ging veranderen.
Zelfs voor hen die tegen dit Sovjetregime hebben gevochten, die geen spijt hadden, die de val van de Berlijnse Muur niet als het einde van het communisme beschouwden omdat er geen communisme meer was, waren het trieste gebeurtenissen. Het betekende de definitieve ontbinding van een lijk dat veertig jaar eerder was begonnen te rotten. In zekere zin was het een schoonmaakoperatie.
De bladzijde moest worden omgedraaid om opnieuw te kunnen beginnen en iets anders te doen.
Maar het blijft een feit dat, hoe verrot de regimes ook waren, hun val het mondiale machtsevenwicht heeft veranderd. De regimes waren geen voorbeeld, maar hun val speelde wel een rol in het kantelen van de balans tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten in continenten als Afrika of in de Arabische wereld. Het was geen toeval dat in datzelfde jaar 1989 het Ochoa-proces in Cuba plaatsvond, dat een bureaucratische verharding van het Cubaanse regime inhield, en dat twee jaar later de Golfoorlog uitbrak.
De verandering in het machtsevenwicht kwam ook tot uitdrukking in het feit dat de strijdkreet ‘Wij zijn het Volk’ uit de periode van mobilisatie tegen het Oost-Duitse regime van Honecker snel veranderde in de leuze “wij zijn een volk”, wat iets heel anders was.Het betekende ‘wij zijn het verenigde Duitsland’ of het Duitsland dat zich hersteld had. Men kan natuurlijk alleen maar voor de Duitse hereniging zijn, maar men late zich niet misleiden: het betekende een overwinning voor het West-Duitse kapitalisme en een wederopstanding van het Duitse nationalisme.
Overgenomen uit Recorded Fragments. Twelve Reflections on the 20th Century. Hier verkrijgbaar.
Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.