In 1945 publiceerde Léon van der Essen (1883-1963) een brochure over onafhankelijk België , La Belgique Indépendante. De historicus betwiste daarin een opvatting die zowel flaminganten en belgicisten eensgezind verspreiden, namelijk dat “ons volk”, of “onze volkeren”, eeuwen lang door vreemde dwingelandijen onderdrukt werden.
Zo zingt de oorspronkelijke Franstalige nationale hymne, dat “na jaren slavernij de Belg opstaat uit zijn graf” (Après des siècles d’esclavage, Le Belge, sortant de son tombeau…). De officiële Nederlandse versie heeft deze mythe niet overgenomen, maar in de versie van Victor Ceulemans horen we dat “Geen slavenboei wordt ooit ons aangevijzeld, Geen schadig juk van vreemde dwingelandij, Of t’ wordt op ’t hoofd des dwingelands verbrijzeld”. Er is zelfs een Duitse versie van de Brabançonne waarin de inwoners van de Oostkantons (pas sinds 1918 Belgen) na jaren slavernij uit hun graf opstaan: “Nach fremder Knechtschaft dumpfen Zeiten Entstieg der Belgier dem Grab /…)”.
Van der Essen schrijft dat de Brabançonne de werkelijkheid vervalst. “Wij hebben nooit eeuwen slavernij gekend; wij werden steeds geregeerd en bestuurd door nationale vorsten, wij leefden in overeenstemming met onze eigen instellingen, los van enkele vorm van dwang; wij waren niet de slaven van een vreemdeling.” (…) België was nooit onderworpen aan Spanje als zodanig, noch aan Oostenrijk als zodanig, maar aan vorsten van de Spaanse tak van de Habsburgers of aan de keizers van de Oostenrijkse tak van diezelfde familie. Die vorsten waren voor ons geen vreemdelingen, maar door erfopvolging [of oorlog] de wettelijke opvolgers van onze middeleeuwse nationale vorsten, de graven van Vlaanderen, hertogen van Brabant, enz.”
De ideologie van de moderne natie-staat, die stoelt op de zogenaamde volkssoevereiniteit, staat haaks op de feodale opvatting die alleen de soevereiniteit van de vorst erkent. Dat verklaart de verwarring in de nationalistische ideologie tussen landsheerlijke, persoonlijke heerschappij en vreemde volksheerschappij. De Vlaamse nationalisten vermelden nog een andere vreemde slavendrijver: na de Spanjaarden en Oostenrijkers kwamen de Fransen (meer bepaald de Godloochenende Sansculotten) en tenslotte de Belgen (de Franstaligen waren volksvreemd in Vlaanderen).
De romantische Vlaamse nationalisten verwijzen naar de middeleeuwen als de periode waarin Vlaanderen vrij, groots en luisterrijk was, en bijgevolg de voorbode van het toekomstige moderne soevereine Vlaanderen. Die soevereiniteit was betrekkelijk en goochelen met de Guldensporenslag van 1302 kan niet verdonkeremanen dat het graafschap Vlaanderen als vazalstaat verder schatplichtig was aan het Franse koninkrijk. De enige periode waarin de Zuidelijke Nederlanden, en dus ook Vlaanderen en Brabant, in bepaalde opzichten soeverein waren, was die onder de aartshertogen Albrecht en Isabella.
Léon Van der Essen was geen Vlaamse nationalist. Hij beschouwde België als het land van een oud volk waarvan reeds Julius Caesar gewag maakte. Van der Essen werd daarin gevolgd door een tijdgenoot, de historicus Charles Alexis Jacques Jean Marie Terlinden (1878-1972), die in 1921 burggraaf werd met erfelijke opvolging door de oudste zoon. Deze uiterst rechtse figuur was bevriend met Leopold III en een rabiaat belgicist.
Terlinden was ooit een spilfiguur in de Légion Nationale, de eerste fascistische beweging in Franstalig België. Na de oorlog was hij de intieme vriend van de uiterst rechtse Marcel de Roover. Hij was nauw verbonden met Huis van Habsburg, kamerling van Leo XIII, Pius X en Benedictus XV en doctor honoris causa van de franquistische Universiteit van Madrid. Een ideaal Europa was volgens hem alleen mogelijk met de Kerk van Rome als fundering. Deze ultraconservatieve ridder van het Gulden Vlies leidde de Commissie voor geschiedenis, de Heraldische Raad en was erevoorzitter van de Koninklijke Academie van Archeologie van België. Hij doceerde aan de KUL van 1918 tot 1952.
Charles Terlinden publiceert in 1929 een opstel over de vorming van de Belgische nationaliteit onder de titel La Formation de la Nationalité Belge, bij La Pensée Catholique in Luik, een stroming gelieerd aan de rexistische uitgeverij in Leuven. Volgens onze integrist is “de Belgische nationaliteit ouder dan die van vele Europese volkeren. Zij bestaat sinds de 15de eeuw en vanuit het standpunt van een perfecte interne en externe juridische entiteit sinds de 16e eeuw.”
Het is eigen aan de nationalistische ideologie de oorsprong van de moderne natie-staat in een ver verleden te situeren. De natie-staat is een natuurlijk en dus heilig product. Zo verwijst men naar de Oude Belgen en voor de Hollandse Patriotten zijn de Bataven het oervolk; Franse fascisten beschouwen tegenwoordig de Kelten als hun oerras, terwijl hun minder rechtse volksgenoten de natie opvatten als een Romeins-Germaanse mengeling; reactionaire Basken menen hun raszuivere bloed te kunnen onderscheiden van het bastaardbloed en de Italianen verwijzen uiteraard naar het Oude Rome, enz.
Minder mythisch zijn de verwijzingen naar de middeleeuwen. Het is inderdaad zo dat de eenmaking van Frankrijk en Engeland onder de koningen de grondslag legt voor de moderne staatsvorming, maar men mag dit zeker niet veralgemenen voor heel Europa. Hoe de historische legitimisten hierbij te werk gaan kunt u lezen in het boekje van de Amerikaanse historicus Patrick J. Geary, The Myth of nations. The medieval origins of Europe. De Franse vertaling heeft als titel Quand les nations refont l’histoire. L’invention des origines médiévales de l’Europe (Champs Flammarion, 2006).