Het afgelopen jaar zijn de netwerken rond de extreemrechtse Nederlandse partij Forum voor Democratie (FvD) en The Post Online (TPO) bezig geweest om de ‘cultuurmarxisme’-theorie te lanceren in het publieke debat. Tegenwoordig is de term vooral bekend als centraal leerstuk van de Amerikaanse neofascistische ‘alt-right’-beweging. Voor naziterrorist Anders Breivik vormde het het ideologische raamwerk om tientallen sociaaldemocratische jongeren te vermoorden op Utøya.

Gelukkig kan het Nederlandse publiek nu ook kennis nemen van deze onfrisse ideeën en wel in boekvorm. Paul Cliteur, de voorzitter van het ‘wetenschappelijk instituut’ van FvD gaf een bundel over het onderwerp uit, waarin verschillende auteurs in dertien hoofdstukken onthullen dat de ‘cultuurmarxisten’ de westerse wereld hebben overgenomen. (1)Bijna alle auteurs beschrijven dezelfde extreem-rechtse complottheorie, maar Boudry en Hendriks nemen afstand van die interpretatie en plaatsen zich op dat punt buiten het centrale betoog van de bundel.

Cliteur

In het eerste hoofdstuk voert Cliteur het ‘cultuurmarxisme’ terug op de ideeën van de Italiaanse marxist Antonio Gramsci. Hij beroept zich hierin op de autoriteit van de ‘alt-right’-trol Milo Yiannopoulos, die in zijn boek Dangerous enkele alinea’s aan Gramsci wijdt. Cliteur en Yiannopoulos stellen dat Gramsci afscheid nam van het idee van revolutie door werkende mensen en zich in plaats daarvan zou hebben gericht op de ‘vernietiging’ van de westerse cultuur. (2)Geen van de auteurs heeft enig benul van Gramsci, wie iets over hem wil weten kan bijvoorbeeld beginnen bij Harman (1977), Gramsci versus Eurocummunism, idem (2007), Gramsci, the Prison Notebooks and Philosophy of Peter Thomas (2009), The Gramscian Moment. Leiden: Brill.

De Frankfurter Schule – een groep neomarxistische filosofen en sociologen – zouden in navolging van Gramsci de babyboom-generatie hebben gehersenspoeld met absurde ideeën. Zo hebben zij mensen laten geloven in het bestaan van racisme en klimaatverandering. Babyboomers ‘hebben op school, op televisie, via popmuziek en tal van andere kanalen, onbewust de beginselen van de kritische theorie ingelepeld gekregen: ‘diversiteit’, ‘klimaat’ en ‘racisme’ (p24).

Er wordt geen poging gedaan om enig bewijs te leveren voor de stelling dat deze kleine groep denkers de scholen, media en zelfs muziekindustrie onder controle hadden. Hoe ze daarin slaagden blijft ook onduidelijk. En dat de Frankfurters geen goed woord over hadden voor popmuziek of televisie doet kennelijk niet ter zake. Of het was slechts een afleidingsmanoeuvre, want ‘ontmaskering’ is volgens Cliteur de grootste bedreiging voor het ‘cultuurmarxisme’:

Links voelt zich nu uitgedaagd door de term ‘cultuurmarxisme’, omdat men het onaangename gevoel krijgt dat men ontmaskerd wordt. Het ging nou net zo lekker, we kregen de media in handen, de universiteiten en de kranten – en nu wordt er op ons gelet. Misschien als afleidingsmanoeuvre toch maar eens de P.C. Hooft-prijs naar Leon de Winter. (40)

De ‘cultuurmarxistische’ indoctrinatiecampagne leidde tot het ontstaan van postmodernisme, cultuurrelativisme, identiteitspolitiek, ‘criminalisering’ van islamofobie en het overnemen van de ‘islamistische strategie’ om islamkritiek als racisme te bestempelen (26-7). De kern is volgens Cliteur dat het ‘cultuurmarxisme’ deze middelen inzet als ‘strategieën om de democratie te ondermijnen’ en dat is ook waarom ‘cultuurmarxisten’ bijvoorbeeld zo’n groot voorstander zijn van jihadistisch terrorisme (29).

Welkom in de waanzin

Na dit al behoorlijk bizarre en feitenvrije relaas van Cliteur betreden we pas werkelijk het rijk van de waanzin: bij Sid Lukkassen hebben we de logica in zijn geheel achter ons gelaten en bij Wim van Rooy – bekend van zijn pleidooi om moslims op grote schaal te deporteren – hebben we de bodem bereikt en blijven quasifilosofische dronkenmanspraat en racistische paranoia over.

De meeste auteurs herhalen dezelfde riedel over Gramsci en de Frankfurters en ondertussen wordt de lijst van veronderstelde ‘cultuurmarxistische’ actoren, misdaden en strategieën langer en langer.

De cultuurmarxisten zijn niet alleen socialisten of zelfs sociaal-democraten, maar een hele lijst van figuren en instellingen die over het algemeen weinig met elkaar te maken hebben of ideeën vertegenwoordigen die elkaar uitsluiten.

In de academische wereld wordt hiermee de menswetenschappen als zodanig bedoeld, en existentialistische filosofen, psychoanalytici, poststructuralisten en zelfs de katholieke filosoof Taylor. Verder gaat het bijvoorbeeld om Angela Merkel, Emmanuel Macron, de surrealisten, de KGB, koningin Máxima, het feminisme, Ernest Hemingway, de Wereldraad van Kerken, de counterculture van eind jaren 60, de Europese Unie en natuurlijk die eeuwige ‘postmoderne bankiers’ en ‘kosmopolieten’ (208) – welke complottheorie kan zonder?

Zelfs de meest basale beweringen die de auteurs doen zijn uit de lucht gegrepen. De verschillende spelers hebben meestal niets elkaar of met Marx of Gramsci te maken. Een deel van hen – zoals de eerste golf feministen en de surrealisten – konden Gramsci trouwens ook helemaal niet hebben gelezen. Deze schreef zijn gevangenisgeschriften tussen 1929 en ’35 en ze werden pas in de loop van de jaren 50 in het Italiaans gepubliceerd, Engelse vertalingen volgden in de jaren 70. De Frankfurter Schule werd in 1924 opgericht, het eerste surrealistische manifest is uit hetzelfde jaar. Waarschijnlijk is dat waarom de auteurs regelmatig beweren dat Gramsci zijn ideeën over hegemonie al in 1920 zou hebben geformuleerd.

Maar laten we ons vooral niet laten hinderen door feiten en het betoog van de auteurs vervolgen. De ‘cultuurmarxisten’ – om begrijpelijke redenen meestal ‘men’ genaamd – hebben de universiteiten, de gerechtshoven, de media, internationale verdragen, politieke partijen (het ‘partijkartel’) en natuurlijk Silicon Valley in de zak. Overal verspreidt men dezelfde giftige ideologie om de westerse cultuur te ondermijnen. Linkse opiniemakers krijgen EU-subsidie om de ideeën van het kartel te verspreiden, scholen zijn ‘één grote indoctrinatiemachine’ geworden ‘waar ideologisch gemotiveerde moslims alle facetten van het onderwijs naar hun hand zetten’ (219). ‘Cultuurmarxisten’ vonden ‘racisme’ uit om zwarte mensen te vertellen dat zij onderdrukt worden en mensen tegen elkaar uit te spelen. In werkelijkheid bestaat er volgens de auteurs geen racisme en seksisme in het westen – de onderdrukkers zijn feministen en antiracisten. En moslims natuurlijk.

De cultuurmarxisten plegen terreuraanslagen (59). Ze zetten ‘massaconsumptie’ en ‘commercialisering’ in (72, 110) om de ‘monoculturaliteit’ en ‘samenbindende tradities en vaderlandsliefde’ te ondermijnen (64). Neoliberalisme en ‘consumptiekapitalisme’ zouden het gevolg zijn van de ‘cultuurmarxistische’ ontworteling van de cultuur (56, 216). Verder is het voor de vernietiging van de ‘Avondlandse’ cultuur van belang dat het gezin wordt ondermijnd en daarom hebben de cultuurmarxisten – ongetwijfeld in hun ‘geheime burelen’ (126) – feminisme, #metoo en pedofilie (57) als wapen tegen het volk ontdekt. (3)‘Avondland’ verwijst is het ideale Europa van de Duitse Völkische beweging van na de Eerste Wereldoorlog, waarvan de nazi’s de bekendste exponenten zijn. Het ‘ideaal’ bestond uit een raciaal en cultureel gezuiverd Europa met een autoritair rijk als staatsvorm. Zie voor de geschiedenis van de Avondland-mythe: Volker Weiß (2017), Die Autoritäre Revolte. Die Neue Rechte und der Untergang des Abendlandes, Stuttgart: Klett Cotta. pp. 155-86. En wist u dat de Amerikaanse President Roosevelt onder invloed stond van de communisten?

Als ‘cultuurmarxisme’ eenmaal gedefinieerd is als ondermijning van het ‘Avondland’ kan alles wat de auteurs als zodanig zien tot het ‘cultuurmarxisme’ worden gerekend. Zo wordt een neoliberaal-kapitalistisch project als de EU ineens ‘marxistisch’ en liggen volstrekt onverenigbare intellectuele tradities als marxisme en poststructuralisme ineens in elkaars verlengde.

Islam

De slachtoffers van het ‘cultuurmarxisme’ en het perspectief dat de auteurs aannemen is dat van de ‘islamcritici’, u weet wel: gewoon bezorgde mensen die het ‘demografisch verval’ en de ‘ethnocide op de Europese cultuur’ met lede ogen aanzien (198).

Wim van Rooy stelt dat de islam een ‘vreemd lichaam’ is dat in zijn wezen radicaal is. De ware islam is die van Daesh (196) en stelt geweld verplicht (195). Moslims voeren een demografische jihad (203) en zijn al sinds de jaren 70 bezig met de invasie van Europa (190).

Van Rooy sluit zich aan bij de Franse neofascist Alain de Benoist – de meest vooraanstaande vertegenwoordiger van de Nouvelle Droite – die zegt dat mensen van verschillende rassen niet kunnen samenleven. ‘Wanneer men de islam in het Westen aan het werk ziet, is die vaststelling van de Benoist blijkbaar een understatement,’ vindt Van Rooy. De ‘Umvolkung’ is in volle gang (215) en in Frankrijk vormen de ‘hordes en clans’ een ‘nieuw soort SA’ die ‘de islamofascistische banlieues regeren.’ (213)

‘Cultuurmarxisten’ werken nauw samen met de islam, want de ondermijning van het Avondland is hun hoogste doel. Volgens Jesper Jansen willen feministen eigenlijk dat de sharia wordt ingevoerd.

Het kapitalistische, oorlogszuchtige, racistische, seksistische, heteronormatieve, verkrachting-vergoeilijkende Westen moet kapot. Om dat te laten gebeuren is een nog repressiever, racistischer, seksistischer, verkrachtings-normaliserender, heteronormatiever en oorlogszuchtiger patriarchaat nodig. (268)

Volgens Wim van Rooy is de burgeroorlog die de neofascistische complotdenkers Camus en Faye voorspellen eigenlijk al gaande (226). Er zijn maar twee kampen: het ‘volk’ – de etnisch-culturele Europeaan, voor zover deze extreem-rechts is – enerzijds, ‘links’, de islam en hun onbewuste ‘nuttige idioten’ anderzijds. Islamofobie bestaat niet en is volgens Van Rooy slechts bedoeld om hem en zijn medestrijders te ‘psychiatriseren’ – ‘de psychiatrische inrichting … is niet meer ver weg,’ voorspelt ook Derk Jan Eppink (142).

Wie niet tegen de islam is, is voor Van Rooy een ‘islamofiel’ en dat is een veelzeggende term. In de Duitse antisemitische beweging van de late 19de eeuw werd volgens dezelfde logica het woord ‘filosemiet’ bedacht om tegenstanders van het antisemitisme mee te beschrijven: voor hen, net als voor Van Rooy, was er geen middenweg – je was voor of tegen de Joden. (4)Zie bijvoorbeeld Lars Fischer (2007), The Socialist Response to Antisemitism in Imperial Germany (p18): ‘The organised political antisemites initially introduced the term to denounce their opponents and it promptly became a generally accepted shorthand to denote all those who opposed organised political antisemitism. This usage obviously signifies an equally general acceptance of the assumption that there could, on this matter, be no neutral ground. One could only be either for the Jews or against them.’

Demagogie

Zoals gezegd blijven de auteurs elke onderbouwing van hun beweringen schuldig. Hoewel Van Rooy oproept om de ‘complexiteit’ van de ‘feiten’ te laten spreken (223) en Jansen uitroept dat dat feminisme ‘niet-falsifieerbaar’ is, blinken de teksten in de bundel uit in bizarre drogredeneringen en verdraaiingen. Aangevoerde bronnen bewijzen nogal eens het tegenovergestelde van wat wordt beweerd.

Het rekenwonder Jesper Jansen beweert dat de ‘technische’ daling van de misdaadcijfers in Zweden ‘de facto’ een toename laten zien, omdat die elders sneller dalen. Ook spreekt hij lovende woorden over een demonstratie van ‘(voor Zweedse begrippen) rechtse groepen’ en schande van de feministen die tegen deze groepen de straat op gingen. Dat het ging om een alliantie van voetbalhooligans en de neonazistische Nordische Verzetsbeweging die migrantenjongeren op straat in elkaar sloegen, vertelt hij er niet bij.

Sid Lukkassen beweert dat cultuurhistoricus Thomas von der Dunk zich een ‘cultuurmarxist’ noemt, maar het filmpje dat dit moet bewijzen laat juist zien dat deze zegt dat hij ‘volgens de definitie van de vorige spreker (Sid Lukkassen, zoals het geval wil) ongetwijfeld een cultuurmarxist’ is. Als illustratie van hoe verschrikkelijk gevaarlijk de Frankfurter Schule was, vertelt Sid Lukkassen dat het instituut in maart 1933 wegens ‘staatsgevaarlijke tendensen’ werd gesloten. Dat dit samenviel met de benoeming van Hitler tot dictator en de de opening van Dachau om de politieke tegenstanders van het nazisme in op te sluiten paste kennelijk niet in zijn verhaal.

Het gebrek aan enig bewijs voor de absurde complottheorie wordt door Sid Lukkassen op klassieke wijze wegverklaard: de ‘cultuurmarxisten’ hebben alles netjes weten toe te dekken. Het gebrek aan bewijs wordt zo zélf als bewijs voor het bestaan van de samenzwering gepresenteerd. Als voorbeeld geeft hij dat een handboek voor sociale en culturele antropologie een lemma over ‘cultuurmarxisme’ bij herdruk een wat andere titel gaf. Dat het ‘cultuurmarxisme’ in dezen gewoon duidt op de toepassing van een marxistische methodologie in cultureel onderzoek en niet op de betekenis die Lukkassen en co eraan geven, ontgaat hem kennelijk volkomen.

Zo zijn er nog een hele reeks aan voorbeelden te noemen. De hele bundel ademt een schreeuwend gebrek aan intellectuele integriteit. Het is demagogie van begin tot eind.

Alt-right

Volgens de auteurs is de opkomst van de ‘cultuurmarxisme-theorie een teken van het ontwaken van het volk. Maar dat deze ‘theorie’ juist opkomt tegen de achtergrond van de gestage verzwakking van links is veelzeggend. Een veel betere verklaring is de opkomst en het toegenomen zelfvertrouwen van extreem-rechts – in het bijzonder FvD en extreem-rechtse media als TPO, waarvoor de meeste auteurs van deze bundel regelmatig schrijven.

De inspiratie komt vooral uit de VS. Dat Cliteur zich beroept op een clown als Yiannopoulos, die nauwelijks iets over Gramsci te zeggen heeft en in zijn hele boek niet één voetnoot gebruikt, spreekt boekdelen. Yiannopoulos populariseert een gematigde versie van het ‘alt-right’-gedachtegoed. (5)David Neiwert (2017), Alt-America. The Rise of the Radical Right in Trumps America, pp. 214, 247. Mede daarom is het veiliger voor voor Cliteur veiliger om hem te citeren dan de echte theoretici van het ‘cultuurmarxisme’: Kevin MacDonald en Jared Taylor. En dat scheelt: want die beide auteurs zijn biologische racisten en MacDonald windt er geen doekjes om dat ‘cultuurmarxisme’ een Joodse samenzwering is. Het antisemitische karakter van de theorie wordt in deze bundel verzwegen, maar dog whistles als ‘kosmopolieten’ en ‘postmoderne bankiers’ zijn duidelijk genoeg.

De theorie heeft zijn oorsprong in het klassieke fascisme. Dat zijn de redacteurs van het boek zich bewust en proberen het op ironische wijze onschadelijk te maken. Zo nemen ze een citaat uit Trouw waarin de vergelijking met de nazistische cultuurbolsjewisme-theorie in wordt gemaakt op als blurb op de achterflap.

De eersten die de term ‘cultural marxism’ in deze zin gebruikten waren de Britse fascisten in de jaren ’20 en ’30 en toen al was het een vrije vertaling van het Duitse Kulturbolschewismus.

Volgens een schrijver van de BUF [British Union of Fascists] was het de taak van het ‘cultuurmarxisme’ om de kiemen van culturele desintegratie te zaaien, omdat een klimaat van nationaal en cultureel verval het doel van revolutionair communisme zou helpen … Een andere cultuurcommentator van de BUF beweerde dat communisme de cultuur van seksuele promiscuïteit aanmoedigde, omdat het uit was op de vernietiging van het … gezin. (6)Thomas Linehan (2000), British Fascism, 1918-39: Parties, Ideology and Culture, p.235

Ook voor Hitler was het marxisme de grote vijand. Haar internationalisme en opvatting van klassenstrijd was een bedreiging voor de ‘vaderlandsliefde’ en de ‘nationale eenheid’.

De bolsjewisering van Duitsland betekent … de vernietiging van de hele christelijk-Avondlandse cultuur. … In erkenning van de naderende catastrofe en de ontoereikendheid van de verdedigingsmiddelen werd de NSDAP opgericht. Haar doel is in het kort: vernietiging en uitroeiing van de marxistische Weltanschauung. (7)Geciteerd in Ian Kershaw (1998), Hitler 1889–1936: Hubris. p.245 Het hele Duitse citaat is te vinden op Wikipedia.

Onze nieuwe rechtsen kijken nog uit met termen als ‘uitroeiing’, maar hun paranoia is wezenlijk dezelfde. De ‘cultuurmarxisme’-theorie is een poging om alles wat maar in de verste verte links is tot ‘volksverraders’ te kunnen verklaren en zelf in de slachtofferrol te kruipen.

Het ‘cultuurmarxistische’ project zal volgens de auteurs leiden tot ‘strooptochten’ door bloeddorstige moslims. De ‘etnische en culturele substitutie’ van ‘blanke’ Europeanen door het ‘vreemde lichaam’ der islam, zal leiden tot een burgeroorlog (226). Feminisme leidt tot ‘verwarde metromannen’ en fragmentatie van de maatschappij. De ‘alomtegenwoordige terreur’ van de ‘politieke correctheid’ kan alleen maar leiden tot een ‘totalitaire staat’ en een ‘Europese dictatuur’ (148). Er nadert een catastrofe en de verdedigingsmiddelen zijn ontoereikend.

Oplossingen

Deze bundel is een duizelingwekkende presentatie van de intellectuele onkunde van de nieuw-rechtse ideologen. Maar deze randfiguren vertegenwoordigen een politieke beweging. Dat zij in deze bundel openlijk over rassen en een burgeroorlog met de islam durven schrijven is vooral een teken van zelfvertrouwen en de normalisering van hun gedachtegoed. De ‘cultuurmarxisme’-theorie dient om het autoritaire project van die beweging te rechtvaardigen.

Paul Cliteur komt als antwoord op het ‘cultuurmarxisme’ met de term ‘weerbare democratie’: we moeten de democratie weerbaar maken tegen ondermijnende invloeden als ‘cultuurmarxisme’ en de islam. Met andere woorden: de invloed van andersdenkenden en moslims (misschien wel iedereen niet niet ‘etnisch-cultureel’ Nederlands is) moet worden geneutraliseerd.

Het wordt niet duidelijk of we hierbij aan de maatregelen tegen het ‘staatsgevaarlijke’ marxisme uit maart 1933 moeten denken. Maar we moeten in ieder geval terug naar het anti-communisme uit de tijd van de Koude Oorlog. De praktijk in de BRD om Berufsverbote op te leggen aan communisten noemt Cliteur de ‘meest uitgewerkte vorm van “weerbare democratie”-wetgeving’ (21). Kennelijk is het idee om socialisten, feministen en andere ‘cultuurmarxisten’ te weren uit het onderwijs en publieke functies.

Eind juni vindt het congres van de FvD-Jügend plaats, met Cliteur als spreker. De poster roept jongeren op om ‘in verzet’ te komen tegen hun linkse leerkrachten. De onmiskenbare oproep om het onderwijs te zuiveren van andersdenkenden, als eerste stap in de vernietiging van het ‘marxisme’, maakt glashelder dat we hier te doen hebben met een fascistische beweging in wording.

We doen er goed aan om dit gevaar onder ogen te zien. De expliciete fascistische taal in deze bundel en de poging tot georganiseerde intimidatie van leerkrachten laten zien hoeveel zelfvertrouwen ‘nieuw rechts’ met slechts twee zetels in de Kamer al heeft. Hoe hun definitieve oplossingen voor de moslim- en ‘cultuurmarxisme’-vraagstukken eruit zien wachten we liever niet af.

Paul Cliteur, e.a. (red.), Cultuurmarxisme. Er waart een spook door het Westen.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu.

Voetnoten

Voetnoten
1 Bijna alle auteurs beschrijven dezelfde extreem-rechtse complottheorie, maar Boudry en Hendriks nemen afstand van die interpretatie en plaatsen zich op dat punt buiten het centrale betoog van de bundel.
2 Geen van de auteurs heeft enig benul van Gramsci, wie iets over hem wil weten kan bijvoorbeeld beginnen bij Harman (1977), Gramsci versus Eurocummunism, idem (2007), Gramsci, the Prison Notebooks and Philosophy of Peter Thomas (2009), The Gramscian Moment. Leiden: Brill.
3 ‘Avondland’ verwijst is het ideale Europa van de Duitse Völkische beweging van na de Eerste Wereldoorlog, waarvan de nazi’s de bekendste exponenten zijn. Het ‘ideaal’ bestond uit een raciaal en cultureel gezuiverd Europa met een autoritair rijk als staatsvorm. Zie voor de geschiedenis van de Avondland-mythe: Volker Weiß (2017), Die Autoritäre Revolte. Die Neue Rechte und der Untergang des Abendlandes, Stuttgart: Klett Cotta. pp. 155-86.
4 Zie bijvoorbeeld Lars Fischer (2007), The Socialist Response to Antisemitism in Imperial Germany (p18): ‘The organised political antisemites initially introduced the term to denounce their opponents and it promptly became a generally accepted shorthand to denote all those who opposed organised political antisemitism. This usage obviously signifies an equally general acceptance of the assumption that there could, on this matter, be no neutral ground. One could only be either for the Jews or against them.’
5 David Neiwert (2017), Alt-America. The Rise of the Radical Right in Trumps America, pp. 214, 247.
6 Thomas Linehan (2000), British Fascism, 1918-39: Parties, Ideology and Culture, p.235
7 Geciteerd in Ian Kershaw (1998), Hitler 1889–1936: Hubris. p.245 Het hele Duitse citaat is te vinden op Wikipedia.