‘De beste Amerikanen sterven in Parijs’ (Oscar Wilde)
Misschien is ’t niet te laat om eer te betonen aan de dit jaar overleden schrijver Philip Roth. Daar moet ik aan denken omdat Roth nog in Partisan Review gepubliceerd heeft, het Amerikaanse tijdschrift waarin ik weer eens aan ’t bladeren ben.
Mijn oog blijft evenwel hier hangen, ergens in het herfstnummer van PR uit 1938. Daarin staat een Brief uit Parijs, bezorgd door Sean Niall, mij bekend als Sherry Mangan. Over zijn werk heb ik eerder al geschreven in Twee dichters in de politiek.
Brief uit Parijs geeft me de gelegenheid om nog eens op deze merkwaardige figuur terug te komen. Met bijvoorbeeld dit: nog andere pseudoniemen van Mangan zijn Benedict; Daniel; John Joseph; John Niall; Patrick O’Daniel; Patrice; Patrick; Terence Phelan; Owen Pilar; Terry en Van. Mocht u zich afvragen waarom dat nodig is, zoveel schuilnamen, weet dan dat Mangans activiteiten niet ongevaarlijk zijn. Diens geestesgenoot Rudolf Klement wordt bijvoorbeeld in ’t centrum van Parijs door de geheime politie van Stalin gekidnapt. Onthoofd wordt hij in de Seine geworpen.
Als Amerikaans journalist krijgt Mangan standplaatsen toegewezen in Europa en Zuid-Amerika. Wat hem toelaat als verbindingsman op te treden voor de secties van de Vierde Internationale. Vastigheid levert het hem niet op, want Mangan holt een levenlang van hot naar her en sterft uitgeput in een hotel in Rome. Hij wordt nauwelijks 57 en laat een pak schulden na.
Maar zover zijn we in 1938 nog niet.
In dat jaar brengt Sherry Mangan in zijn Brief uit Parijs verslag uit van de ontwikkelingen van de FIARI, de Fédération Internationale de l’Art Révolutionaire Indépendent, waaraan surrealisten en trotskisten ten grondslag liggen. Over die merkwaardige samenwerking heb ik hier en daar al stukjes geschreven. Doel van de nieuwe federatie: een dam opwerpen tegen het stalinisme en zijn artistieke harnas, het socialistisch realisme.
Sherry Mangan schrijft niet als afstandelijke journalist over die federatie, want in Parijs is hij nauw betrokken bij de ontwikkeling ervan, samen met o.m. Nicolas Calas, trotskist én surrealist, een dichter waarover ik het later nog wel eens zal hebben.
Hoe staat het met die FIARI in Parijs? Sherry Mangan betreurt de ‘pauselijke’ manieren van Breton, maar desondanks, constateert hij, hebben toch al een vijftigtal gerenommeerde Franse kunstenaars het manifest ondertekend.
’t Mag waar zijn, wat Oscar Wilde schrijft, dat de beste Amerikanen in Parijs sterven, toch noteert Mangan, niet zonder cynisme, dat de meeste Amerikaanse bohemiens die in Parijs plachten rond te hangen alweer naar huis zijn om er in de onderneming van papa te gaan werken.