De laatste jaren is de reactionaire, autoritaire en/of fascistische extreme rechterzijde overal ter wereld in opkomst: zij regeert al in de helft van de landen in de wereld.
Tot de bekendste voorbeelden behoren: Trump (Verenigde Staten), Modi (India), Orbán (Hongarije), Erdoğan (Turkije), Daesh (Islamitische staat, Salvini (Italië), Duterte (Filippijnen), en nu Bolsonaro (Brazilië). Maar in verschillende andere landen hebben we regeringen die dicht bij deze trend staan, ook al hebben ze niet zo’n expliciete definitie: Rusland (Poetin), Israël (Netanyahu), Japan (Shinzō Abe), Oostenrijk, Polen, Birma, Colombia, enzovoort. In feite is het onderscheid tussen deze twee groepen relatief klein.
‘Post-fascisme’, niet ‘populisme’
In elk land heeft extreem rechts zijn eigen kenmerken: in veel gevallen (Europa, Verenigde Staten, India, Birma) is ‘de vijand’ – dat wil zeggen de zondebokken – moslims en/of immigranten; in sommige moslimlanden zijn het religieuze minderheden (christenen, joden, yazidis). In sommige gevallen is er sprake van xenofoob nationalisme en racisme, in andere van religieus fundamentalisme, of haat tegen links, feminisme en homoseksuelen.
Ondanks deze verschillen zijn er een aantal kenmerken die de meerderheid, zo niet alle, gemeen hebben: autoritarisme, fundamentalistisch nationalisme – ‘Deutschland über alles’ en zijn lokale varianten: ‘America First’, ‘O Brasil acima de tudo’ (Brazilië bovenal) en ga zo maar door – religieuze of etnische (racistische) intolerantie, politie/militair geweld als het enige antwoord op sociale problemen en criminaliteit. Karakterisering als fascistisch of semi-fascistisch kan voor sommigen van toepassing zijn, maar niet voor iedereen. Enzo Traverso gebruikt de term ‘post-fascisme’, wat nuttig kan zijn en zowel continuïteit als verschil aanduidt.
Aan de andere kant is het begrip ‘populisme’, dat door sommige politieke wetenschappers, de media en zelfs een deel van links wordt gebruikt, totaal niet in staat om het fenomeen in kwestie te verklaren, en leidt het alleen maar tot verwarring. Terwijl de term in Latijns-Amerika vanaf de jaren dertig tot de jaren zestig overeenkwam met iets relatief precies- Vargaïsme, Peronisme, enzovoort – dan wordt het gebruik ervan in Europa vanaf de jaren negentig steeds vager en onnauwkeuriger.
Populisme wordt gedefinieerd als ‘een politieke stellingname die het volk steunt tegen de elite’, die definitie kan op bijna elke beweging of politieke partij worden toegepast! Dit pseudo-concept, toegepast op extreemrechtse partijen, leidt – bewust of onbewust – tot hun legitimatie, tot meer acceptatie, zo niet sympathie (wie is er niet voor het volk en tegen de elite?), waarbij problematische termen zorgvuldig worden vermeden: racisme, vreemdelingenhaat, fascisme, extreemrechts. ‘Populisme’ wordt ook op een bewust mystificerende manier gebruikt door neoliberale ideologen om een samensmelting tot stand te brengen tussen extreemrechts en radicaal-links, gekenmerkt als ‘rechts populisme’ en ‘links populisme’ tegen neoliberaal beleid, ‘Europa’ en ga zo maar door.
Hypothesen
Hoe verklaren we deze spectaculaire opkomst van extreemrechts, in de vorm van regeringen, maar ook van politieke partijen die (nog) niet regeren, maar wel een brede electorale basis hebben en het politieke leven van het land beïnvloeden (Frankrijk, België, Nederland, Zwitserland, Zweden, Denemarken, enzovoort)? Het is moeilijk om een algemene verklaring voor dergelijke verschillende fenomenen voor te stellen, met de tegenstrijdigheden die specifiek zijn voor elk land of elke regio van de wereld; maar aangezien het een globale trend is, moeten we op zijn minst enkele hypothesen in overweging nemen.
Een ‘verklaring’ om te verwerpen is de verklaring die de opkomst van radicaal rechts wijt aan migratiegolven, met name in de Verenigde Staten en Europa. Migranten zijn het geschikte voorwendsel voor de xenofobe en racistische krachten, maar geenszins de ‘oorzaak’ van hun succes. Bovendien floreert extreemrechts in veel landen – Brazilië, India, de Filippijnen,…. – zonder enige verwijzing naar immigratie.
De meest voor de hand liggende verklaring, en ongetwijfeld een relevante verklaring, is de kapitalistische globalisering, die ook een proces van brute culturele homogenisering is en op wereldschaal vormen van identiteitspaniek voortbrengt en reproduceert (de term is van Daniel Bensaïd), die leidt tot intolerante nationalistische en/of religieuze demonstraties, en etnische of confessionele conflicten bevordert. Hoe meer naties hun economische macht verliezen, hoe meer de immense glorie van de natie ‘boven alles’ wordt verkondigd.
Een andere verklaring zou de financiële crisis van het kapitalisme zijn, die sinds 2008 economische depressie, werkloosheid en sociale marginalisatie heeft veroorzaakt. Deze factor kan belangrijk zijn geweest om de overwinning van Trump of Bolsonaro mogelijk te maken, maar is veel minder geldig voor Europa: in rijke landen, waaronder de minst door de crisis getroffen landen, als Oostenrijk of Zwitserland, is extreem rechts zeer machtig, terwijl in de landen die het meest door de crisis zijn getroffen, zoals Spanje of Portugal, links en centrumlinks hegemoniaal zijn, en extreem rechts marginaal blijft.
Deze processen vinden plaats in kapitalistische samenlevingen waar het neoliberalisme sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw de boventoon voert daarbij sociale banden en solidariteit vernietigt en sociale ongelijkheid, onrechtvaardigheid en de concentratie van rijkdom verdiept. We moeten ook rekening houden met de verzwakking van de communistische linkerzijde na de ineenstorting van het zogenaamde ‘reëel bestaande socialisme’, zonder dat andere, radicalere linkse krachten erin slagen deze politieke ruimte te bezetten.
Deze verklaringen zijn nuttig, althans in sommige gevallen, maar ontoereikend. We hebben nog geen globale analyse voor een fenomeen dat globaal is en dat zich op een bepaald historisch moment afspeelt.
Is dit een terugkeer naar de jaren dertig?
De geschiedenis herhaalt zich niet: we kunnen overeenkomsten of analogieën vinden, maar de huidige fenomenen zijn heel anders dan de modellen uit het verleden. Bovenal hebben we nog geen totalitaire staten die vergelijkbaar zijn met vooroorlogse. De klassieke marxistische analyse van het fascisme definieerde het als een reactie van het groot kapitaal, met de steun van de kleine bourgeoisie, op een revolutionaire dreiging van de arbeidersbeweging.
Men kan zich afvragen of deze interpretatie werkelijk van toepassing is op de opkomst van het fascisme in Italië, Duitsland en Spanje in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. In ieder geval is ze niet relevant in de wereld van vandaag, waar nergens een ‘revolutionaire dreiging’ bestaat. Om nog maar te zwijgen van het feit dat het financiële grootkapitaal weinig enthousiasme toont voor het ‘nationalisme’ van extreemrechts – ook al is het bereid om zich zo nodig hieraan aan te passen.
Het fenomeen Bolsonaro
Een paar woorden over de laatste aflevering van deze wereldwijde ‘bruine golf’: het fenomeen Bolsonaro in Brazilië. Dit lijkt het dichtst bij het klassieke fascisme te staan, met zijn cultus van geweld en smerige haat tegen links en de arbeidersbeweging, maar in tegenstelling tot verschillende Europese partijen – van de Oostenrijkse FPO tot het Franse Rassemblement National van Le Pen – heeft het geen wortels in de fascistische bewegingen in het verleden, in het Braziliaanse geval vertegenwoordigd door de AIB onder leiding van Plinio Salgado in de jaren 1930.
In tegenstelling tot extreem rechts in Europa is racisme ook niet het belangrijkste punt. Zeker, hij deed enkele racistische uitspraken, maar dit was helemaal niet het onderwerp van zijn campagne. Wat dat betreft lijkt het eerder op het Italiaanse fascisme van de jaren twintig, voor de alliantie met Hitler.
Als we Bolsonaro vergelijken met extreemrechts in Europa, zien we een aantal belangrijke verschillen:
– Het belang van het thema ‘strijd tegen corruptie’, het oude stokpaardje van conservatief rechts in Brazilië sinds de jaren vijftig. Bolsonaro is erin geslaagd om de legitieme verontwaardiging van het volk tegen corrupte politici te manipuleren. Dit thema ontbreekt niet in de toespraak van extreemrechts in Europa, maar neemt verre van een centrale plaats in.
– De haat voor links of centrumlinks (de Braziliaanse PT) was een van de belangrijkste mobiliserende thema’s van Bolsonaro. Het komt minder voor in Europa, behalve in de fascistische krachten van de voormalige volksdemocratieën. Maar in dit geval is het een manipulatie (demonisering) die verwijst naar een echte ervaring van het verleden.
Niets van dit alles in Brazilië: Het gewelddadig anticommunistische discours van Bolsonaro heeft niets te maken met de huidige of voorbije Braziliaanse realiteit. Het is des te verrassender omdat de Koude Oorlog al decennialang voorbij is, de Sovjet-Unie niet meer bestaat en de PT duidelijk niets te maken heeft met communisme (in alle mogelijke definities van deze term).
– Terwijl extreemrechts in Europa de neoliberale globalisering aan de kaak stelt, heeft Bolsonaro in naam van het protectionisme, het economisch nationalisme, een ultraliberaal economisch programma gepresenteerd: meer markt, openheid voor buitenlandse investeringen, privatisering en een totale afstemming op het Amerikaanse beleid. Dit verklaart ongetwijfeld de massale steun van de dominante klassen voor zijn kandidatuur, toen de duidelijke impopulariteit van de kandidaat van traditioneel rechts (Geraldo Alckmin) werd opgemerkt.
Wat Trump, Bolsonaro en extreem Europees rechts gemeen hebben, zijn drie thema’s van reactionaire sociaal-culturele agitatie:
– Autoritarisme, vasthouden aan een sterke man, een leider, in staat om ‘de orde te herstellen’.
– Een repressieve ideologie, de cultus van politiegeweld, de oproep tot herstel van de doodstraf en de verspreiding van wapens onder de bevolking voor hun ‘verdediging tegen criminelen’.
– Intolerantie tegen seksuele minderheden, met name LGBTIQ’s. Het is een thema dat door reactionaire religieuze sectoren, hetzij katholiek (in Frankrijk), hetzij de pinkstergemeenten (Brazilië), met enig succes wordt aangejaagd.
Deze drie thema’s waren, samen met ‘de oorlog tegen corruptie’, doorslaggevend voor de overwinning van Bolsonaro, dankzij de massale verspreiding van nepnieuws door de sociale media (het valt nog te verklaren waarom zoveel mensen deze grove leugens hebben geloofd). Maar het ontbreekt ons nog steeds aan een overtuigende verklaring voor het ongelooflijke succes, in slechts enkele weken tijd, van zijn kandidatuur, ondanks het geweld, de wreedheid van zijn burgeroorlogstoespraken, zijn misogynie, zijn gebrek aan programma en zijn schaamteloze excuses voor de militaire dictatuur en folteringen.
Consistent antifascisme
Hoe bestrijden we dit? Helaas is er geen toverformule om deze nieuwe mondiale bruine golf te bestrijden. De oproep van Bernie Sanders voor een Wereld Anti fascistisch Front is een uitstekend voorstel. Tegelijkertijd moeten er in elk betrokken land brede coalities voor de verdediging van de democratische vrijheden worden gevormd.
Maar we moeten ook bedenken dat het kapitalistische systeem, vooral in tijden van crisis, voortdurend fenomenen als fascisme, staatsgrepen en autoritaire regimes produceert en reproduceert. De wortel van deze tendensen liggen in het systeem, en het alternatief moet radicaal zijn, dat wil zeggen anti-systemisch. In 1938 schreef Max Horkheimer, een van de belangrijkste denkers van de Frankfurter School van kritische theorie: ‘Als je niet over het kapitalisme wilt praten, heb je niets te zeggen over het fascisme’. Met andere woorden, de consequente antifascist is een antikapitalist.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op International Viewpoint. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.