En toen schoten de tranen in mijn ogen. Het werd me even te veel aan het einde van het derde boek in korte tijd over de mensen die in 1917 de Russische Revolutie nog vol idealisme en enthousiasme hadden begroet als een veelbelovende stap naar vrijheid en emancipatie. Wat een opofferingen. Wat een teleurstelling. Wat een ellende tien jaar later, na een tomeloze inzet en keihard knokken voor een betere wereld. Onthutsend. Ontluisterend. Om te huilen.
Prachtige portretten
Na 50 jaar betrokkenheid bij de revolutionair-socialistische beweging ben ik nou niet zo heel snel van mijn stuk. De ontsporing van de Sovjet Unie en de misdaden van het Stalinisme zijn me al wat langer bekend. Mogelijk speelt de opstapeling van desillusies na Spoken in Moskou , De vermoorde droom en nu De Avant-Gardisten een rol. In ieder geval speelt mee dat in dat laatste boek, over de avant-gardisten, een zeer indringend beeld wordt geschetst van de hoofdpersonen in dat boek. Met prachtige portretten van de levens en werken van vooral Malevitsj en Tatlin en van hun medestanders, vrienden en familie.
De schrijver van dit boek, Sjeng Scheijen, heeft zich gebaseerd op honderden documenten, maar vooral de passages uit de dagboeken hakken er in. Die sleuren je hun dagelijkse bestaan binnen, met alle hoogte- en dieptepunten. Het maakt De Avant-Gardisten – De Russische Revolutie in de kunst 1917-1935 tot een schitterend en aangrijpend geheel. Ook nog eens voorzien van vele afbeeldingen van de kunstwerken die betekenis verlenen aan de behandelde betrokkenen. Een absolute must!
Revolutionair elan
Nog steeds denken veel mensen dat de Russische avant-gardisten en de bolsjewieken na de Oktoberrevolutie in 1917 samen optrokken. In een verbond van een sociaal-politieke en een artistieke revolutie. Sjeng Scheijen helpt je snel uit die droom. Weliswaar werden Malevitsj en Tatlin aanvankelijk getolereerd en kregen ze zelfs tijdelijk belangrijke baantjes en opdrachten, maar van meet af aan waren veel bolsjewieken in het geheel niet gecharmeerd van de nieuwlichters in de kunstwereld met hun niet-realistische abstracte schilderijen en beelden.
De leider van de bolsjewieken Lenin bijvoorbeeld meende: “Ik ben niet in staat om de werken van expressionisme, futurisme, kubisme en andere ismen te zien als de hoogste manifestatie van artistiek genie. Ik begrijp ze niet. Ze geven me geen enkele vreugde”. Maar hij gaf ze nog wel de ruimte en liet zijn Volkscommissaris van Verlichting Loenatcharsky, zeg maar de Minister van Onderwijs Cultuur & Wetenschap, de vrije hand om de avant-gardisten een rol te laten spelen in zijn kunstbeleid. Hij bezorgde Malevitsj en Tatlin kort na de Oktoberrevolutie posities bij kunstinstellingen in Moskou en Sint Petersburg en bij festiviteiten om de revolutie te vieren.
Daarvoor waren twee redenen. De eerste was dat de avant-gardisten ook hartstochtelijke revolutionairen waren.
Het revolutionaire elan werd door de rode bard en avant-gardist Majakovski zo onder woorden gebracht:
“Kameraden!
Naar de barricaden
De harten-zielen barricaden
Alleen die communist is oprecht
Die de brug naar de aftocht verbrandt.
Genoeg gelopen, futuristen!
Waag de sprong in de toekomst (…)
Weg met die platte waarheden.
Maak met het oude korte metten.
De straten zijn onze penselen.
De pleinen zijn onze paletten.
In het duizendbladig boek van de tijd
Zijn de revolutiedagen niet bezongen.
De straat op, drummers, dichters,
Futuristen!”
Bij de bolsjewieken een minderheidsstandpunt
De tweede reden voor het inschakelen van de avant-gardisten was dat Loenatcharsky aanvankelijk bijna geen andere kunstenaars kon vinden die met de bolsjewieken wilden samenwerken. Helemaal van harte was het dus vanaf het begin al niet.
Trotski was één van de weinige bolsjewieken die méér zag in het avant-gardisme: “De historische betekenis en de morele grootheid van de proletarische revolutie bestaat in het feit dat deze de fundamenten legt van een cultuur die boven de klassen uitgaat en die de eerste cultuur zal zijn die echt menselijk is. Ons beleid ten aanzien van de kunst kan en moet erin bestaan voorlopig de verscheidene groepen en scholen van kunst, die naar de kant van de revolutie zijn overgegaan, te helpen de historische betekenis van de revolutie juist te begrijpen en hen een volledig zelfbeschikkingsrecht te laten op het gebied van de kunst, na hun categorisch de norm voorgelegd te hebben of ze voor of tegen de revolutie zijn.”
En: “Toen de oorlog en de revolutie begonnen, was het futurisme nog bohémien, hetgeen de normale toestand is voor elke nieuwe literaire school in de kapitalistische steden. Voortgestuwd door de gebeurtenissen leidde het futurisme zijn ontwikkeling in de nieuwe kanalen van de revolutie. Maar hoewel het futurisme in zeker opzicht een bohémien-revolutionaire loot van de oude kunst blijft, draagt het in grotere mate en meer direct en actief bij tot de vorming van de nieuwe kunst dan alle andere stromingen.” (Literatuur en Revolutie, 1924) Het was bij de bolsjewieken een minderheidsstandpunt.
Vrij baan voor creativiteit!
Sjeng Scheijen geeft in zijn boek haarscherpe karakteriseringen van vooral Malevitsj en Tatlin en van hun kunstopvattingen. Ook Chagall , Kandinsky en El Lissitzky komen aan bod. De avant-garde of het futurisme was het toppunt van eigenzinnigheid. Geen enkele beperking uit de traditie of van de materiele wereld werd geaccepteerd. Vorm, emotie en ratio moesten aan de kant. Weg met alle ouwe troep! Vrij baan voor de creativiteit! Lang leve de ruimte! Al voor de Oktoberrevolutie brachten zij hun excentrieke ideeën in de praktijk met verrassende en uitdagende acties. Door bijvoorbeeld plotseling in het centrum van Moskou of Sint Petersburg op te duiken: de mannen met bont beschilderde gezichten, de vrouwen met bont beschilderde blote borsten.
Zoveel vrijpostigheid moet menige bolsjewiek, door de bank genomen aanhanger van een strenge rationalistische no-nonsense filosofie, tegen de bedekte borst hebben gestuit, maar alla, dat waren nog provocaties van de tsaristische politie. Het draperen van standbeelden met kleurige doeken en het opsieren van pleinen met gigantische abstracte schilderijen ná de revolutie schoot in nog meer verkeerde keelgaten. Zelfs de uiteindelijk wereldberoemd geworden kunstwerken vonden in hun ogen geen genade. Dat gold zowel voor Het Zwarte Vierkant van Malevitsj (inderdaad: een zwart vierkant van 80 bij 80 cm) als voor Het Gedenkteken voor de 3e Internationale van Tatlin (een Eiffeltorenachtige constructie).
Schijnen, en verder niemendal!
Erg bescheiden waren de avant-gardisten bepaald niet. Ze claimden het heden en de toekomst en het hele heelal erbij. Majakovski nodigde in één van zijn gedichten de zon uit om naar de aarde te komen. En de zon kwam.
“waarop de zon zei:
‘jij en ik,
zijn oude kameraden!
Laat ons, poëet,
het aardse grauw
bezingen
en belichten.
Ik giet mijn zon,
jij die van jou,
door middel van gedichten.’
Zo zal onder
dit dubbellicht
de muur van nacht bezwijken.
Warrel van zonlicht en gedicht,
schijn waar het oog kan reiken!
En is hij moe,
wil hij een nacht
om lekker weg te dromen,
dan schijn ik plots
uit alle macht
en zal de dag
weer komen.
Schijnen,
altijd en overal,
er is geen andere keuze,
schijnen,
en verder niemendal!
Dat is
ons beider leuze!”
(Een bijzonder avontuur, 1920)
Liefde van één kant
Medestander Poenin schreef in zijn dagboek: “Alleen via Tatlin’s reliëfs kun je ervaren hoe waardeloos het wereldse is. Delen creativiteit, delen schoonheid, delen waarheid. […] Het is de enige weg. Moge de ziel Reliëf worden. Het Reliëf is de enige ware gesteldheid, die geschikt is voor de fatsoenlijke ziel.”
Zo veel zielsverwantschap was er lang niet altijd tussen alle avant-gardisten. Vooral tussen Malevitsj en Tatlin was er regelmatig sprake van rivaliteit, na-ijver en wantrouwen. Bovendien was er vrijwel voortdurend strijd om het leiderschap én om de verdeling van de schaarse middelen in de jonge Sovjetstaat. Want het was de eerste jaren na de revolutie van 1917 armoe troef! Door buitenlandse interventies en de burgeroorlog tussen de Roden en de Witten, waarin miljoenen Russen omkwamen, was er overal gebrek en honger.
De ateliers van Malevitsj en Tatlin moesten het doen zonder verwarming en stromend water. Meerdere naaste familieleden en vrienden stierven aan ondervoeding en tuberculoze. Toch bleven de meeste avant-gardisten zich onvermoeibaar inzetten voor hun kunst en voor de proletarische revolutie.
Maar de liefde kwam steeds meer van één kant. Lenin zelf ontwierp een Plan voor Monumentale Propaganda met het accent op klassieke standbeelden en muurschilderingen met opvoedende teksten en afbeeldingen. Ook de vrouw van Lenin, Nadezdja Kroepskaja, sprak in de Pravda een banvloek over het futurisme uit: “… de uitdrukking van de meest gestoorde en daarbij volkomen abnormale gewaarwording.”
De ruimte voor artistieke vernieuwing kromp. Onder jonge kunstenaars kwam een steeds grotere behoefte aan herkenbaarheid, vakmanschap en begrijpelijkheid. In de hele maatschappij golfde na de verschrikkingen van de burgeroorlog een groeiend verlangen naar rust, orde en stabiliteit.
Sommige avant-gardisten deden enkele halfslachtige pogingen om in navolging van de constructivisten ‘maatschappelijke nuttige’ producten te ontwerpen. Tatlin kwam zelfs op de proppen met een tikkeltje lachwekkende ontwerpen voor een multifunctionele jas, een koekenpan en een allesbrandkachel. Het mocht niet baten.
Gemarginaliseerd
De avant-gardisten werden steeds meer gemarginaliseerd. De meest fanatieke tegenstander troffen zij in ene Katsman. Deze realistische schilder, met goede contacten tot in de top van de communistische partij en de geheime dienst (!) voerde constant actie tegen de futuristen, die hij in zijn dagboek omschreef als ‘klootzakken’, ‘syfilislijders’, ‘rotkoppen’ en ‘criminele hoeren’.
Pikant: hij was nota bene de zwager van Malevitsj! Katsman vindt steeds meer gehoor bij de aanhangers van Stalin en het ‘socialistisch-realisme’. In 1930 pleegt Majakovski ontgoocheld zelfmoord.
Malevitsj wordt enkele malen gearresteerd en mogelijk mishandeld. Logisch dat zijn liefde voor het sovjet-bewind taant. In zijn dagboek schrijft hij “Het communisme realiseert een slavernij zoals geen slavernij ooit gekend heeft.” Hij overlijdt in 1935. De grote terreur van 1938, waarbij ook vele avant-gardisten met een nekschot werden ‘gezuiverd’, blijft hem bespaard. Tatlin mag nog wel, zij het in volkomen isolement, wat knutselen aan een kansloze vliegmachine die met menskracht moet worden aangedreven, de Letatlin, totdat ook hij in 1953 de laatste adem uitblaast.
Dilemma’s
Sjeng Scheijen heeft een meeslepend, af en toe droef stemmend boek geschreven over de Russische Revolutie in de kunst van 1917 tot 1935. Nogmaals: een absolute must voor een ieder met interesse in het avant-gardisme in een periode van grote politieke en sociale verandering. Sjeng Scheijen duikt daarbij in diverse dilemma’s. Bijvoorbeeld het dilemma van de futuristen onderling: samen optrekken of vooral de eigen specifieke opvattingen ontwikkelen en propageren? De uiterst ambitieuze Malevitsj en Tatlin, maar ook hun kameraden, neigden vaak begrijpelijk naar het tweede en dat ging soms flink ten koste van het gezamenlijk belang.
Een tweede dilemma is de houding die kunstenaars kunnen kiezen ten opzichte van de gevestigde macht, de staat. Wat dat betreft hadden de avant-gardisten het niet gemakkelijk. Enerzijds eisten ze voor hun kunst volstrekte onafhankelijkheid, maar tegelijkertijd moesten ze met een overheid dealen waar ze ook nog eens jarenlang mee sympathiseerden. Je krijgt de indruk dat ze toch, eerst met grote ontberingen en later met een toenemend gevaar voor het eigen leven, hun artistieke idealen zijn blijven verdedigen.
Een derde dilemma is dat van de andere kant: dat van de juiste houding van ‘de macht’ tegenover die ontzettend eigenwijze kunstenaars. Sjeng Scheijen schildert deze kwestie vooral aan de hand van de opstelling van de Volkscommissaris voor Verlichting, Loenatcharsky. De intellectuele bolsjewiek die zelf geen avant-gardist was, maar wel oog had voor hun verdiensten en loyaliteit en die hen tegenover heel wat kritischer kameraden de hand boven het hoofd hield.
Op dit punt had de schrijver misschien toch nog iets meer kunnen laten zien van de uiteenlopende kunstopvattingen in de bolsjewistische gelederen. Van Lenin weten we het. Die vond het niks. Van Katsman en Stalin ook. Maar bijvoorbeeld van Trotski noemt Scheijen wel zijn boek Problemen van Alledag, maar wat daar in staat en wat Literatuur en Revolutie aan kunstopvattingen bevat, blijft buiten beschouwing. Bovenstaande citaten uit dat laatste boek komen niet uit het boek van Scheijen, maar uit het Nederlandstalig Marxistisch Internet Archief.
Merkwaardigheden
Dan resten er nog twee merkwaardigheden.
De eerste is het volledig ontbreken in het boek van Natalja Gontsjarova. Volgens Bernard Huisman waren namelijk niet Malevitsj en Tatlin de grote voortrekkers van de Russische avant-garde maar was zij dat. In de NRC van 18 juli 2019 schreef hij: “De geweldenaar van de Russische avant-garde was een vrouw”.
De tweede merkwaardigheid is het vrijwel ontbreken van de West-Europese tegenhangers van de Russische avant-gardisten, te weten de dadaïsten en surrealisten. Gezien de grote vereenkomsten in idealen en kunstfilosofie een vreemde omissie. In het overigens uitstekende namenregister ontbreken die van Tristan Tzara en André Breton. Alleen Picasso mag af toe kort opdraven. Het mag de pret, emotie en waardering bij het lezen van De Avant-Gardisten niet werkelijk drukken. Doen!
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Grenzeloos.