Evo Morales, de eerste inheemse president van Bolivia, sinds 2006 in functie, is door een staatsgreep afgezet. Het debat in internationaal links over hoe dit kon gebeuren en wat het allemaal betekent, neemt toe. Om een beter inzicht te krijgen in de problematiek sprak Ashley Smith met Jeffery R. Webber en Forrest Hylton, die Bolivia al lange tijd volgen.
‘In plaats van dat de maatschappij een nieuwe inhoud voor zichzelf verovert, lijkt het er alleen maar op dat de staat is teruggekeerd naar zijn oudste vorm, de ongegeneerd eenvoudige heerschappij van de militaire sabel en de monnikspij.’
Karl Marx, De achttiende Brumaire van Louis Bonaparte.
Wat voor soort staatsgreep heeft er in Bolivia plaatsgevonden en wat is het belang om dit als staatsgreep te bestempelen?
Jeffery R. Webber en Forrest Hylton: Het eerste wat we moeten benadrukken is dat een staatsgreep een gebeurtenis is die het best kan worden begrepen als onderdeel van een groter historisch proces; de truc is om de gebeurtenis en het proces ten opzichte van elkaar te begrijpen. In regionaal perspectief kunnen we de Boliviaanse staatsgreep min of meer situeren tussen de ‘harde’ militaire staatsgreep in Honduras in 2009 en de ‘zachte’ parlementaire staatsgrepen tegen Fernando Lugo in Paraguay in 2012 en Dilma Rousseff in Brazilië in 2016, met een cruciaal verschil: in Bolivia nam extreem rechts deel aan de massale protesten van de stedelijke middenklassen die aan de staatsgreep voorafgingen, kaapte die protesten en duwde de staatsgreep in een gewelddadige richting. Het punt is dat er op dit moment geen uniform model voor staatsgrepen in Latijns-Amerika bestaat, maar een breed scala aan benaderingen die leiden tot regimewisselingen die gericht zijn op het herstel van de Washington Consensus.
Het belang om wat er in Bolivia is gebeurd een staatsgreep te noemen, is niets minder dan politieke legitimiteit. De voormalige presidenten Dilma Rousseff en Luis Ignacio da Silva in Brazilië, de voormalige president Cristina Fernández de Kirchner en de gekozen president Alberto Fernández in Argentinië en de regeringen van Andrés Manuel López Obrador in Mexico en Tabaré Vásquez in Uruguay noemden de staatsgreep een staatsgreep, terwijl de regeringen van Brazilië, Argentinië en Colombia, om een paar landen in de invloedssfeer van de VS te noemen, weigerden dat te doen. Brazilië, met momenteel misschien wel de minst legitieme regering op het halfrond, was het eerste land dat de regering van na de coup erkende.
Welke gebeurtenissen hebben tot de staatsgreep geleid?
Op zondag 20 oktober 2019 was Evo Morales, leider van de Movimiento al Socialismo (MAS), voor de vierde keer sinds zijn aantreden als president begin 2006 presidentskandidaat. Morales kwam in het Palacio Quemado, of het Verbrande Paleis zoals de presidentiële residentie bekend staat, met 54 procent van de stemmen van de bevolking, die tussen 2000 en 2005 een links-inheemse cyclus van quasi-opstandige proporties doorliep. Sindsdien won hij een aantal verkiezingen en referenda, allemaal met meer dan 60 procent van de stemmen en met een dramatische afstand tussen hem en zijn belangrijkste tegenstanders.
Maar dit jaar was het, voorspelbaar, anders. Voor het eerst zou de stemming relatief gepolariseerd zijn, en verenigde zich wat jarenlang een regionaal gefragmenteerd en onsamenhangende rechtse oppositie was geweest achter Carlos Mesa, voormalig vicepresident onder Gonzalo Sánchez de Lozada, of Goni, en president tussen 2003 en 2005, na het aftreden van Goni als gevolg van massale demonstraties. Mesa leidt de coalitie van de Comunidad Cuidadana (Burgergemeenschap) en belichaamt wat Tariq Ali het extreme centrum heeft genoemd. Aangeboren ondoeltreffend, werd hij na 20 oktober met adembenemende snelheid opzijgeschoven door een schrikbarend extreemrechtse figuur, Luis Fernando Camacho, de wedergeboren christen en voorzitter van het Santa Cruz Burgercomité, die zich Macho Camacho noemt.
Van cruciaal belang is dat de populariteit van Morales is gedaald sinds hij op 21 februari 2016 een referendum verloor over de vraag of de grondwet moet worden gewijzigd om hem toe te staan zich voor een vierde termijn kandidaat te stellen voor de verkiezingen van oktober in 2019. 51% van de kiezers zei ‘nee’ in het kielzog van schandalen en beschuldigingen van corruptie. Door een reeks juridisch twijfelachtige manoeuvres die veel analisten terecht hebben voorzien, negeerde hij dit resultaat en werd hij goedgekeurd door de betreffende overheidsinstantie – dit werd destijds niet betwist door Luis Almagro, algemeen secretaris van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS). Het referendum werd de roep van de stedelijke middenklasse en regionale burgercomités die hoopten Morales van zijn plaats te krijgen, maar daar electoraal niet in slaagden.
Volgens het Boliviaanse kiesstelsel moet de belangrijkste kandidaat, om een tweede ronde te vermijden, meer dan 50 procent van de stemmen halen, of meer dan 40 procent van de stemmen en een voorsprong van 10 procent op de tweede kandidaat. Op de avond van 20 oktober werd de ‘snelle’ telling – Transmisión de Resultados Electorales Preliminares (Doorgifte van voorlopige verkiezingsresultaten), TREP, die niet wettelijk bindend is – regelmatig geactualiseerd op de website van het Tribunal Supremo Electoral, TSE (Hoogste Kiescollege).
Met 83,8 procent van de snel getelde stemmen gaf de TSE-website aan dat Morales met 45,3 procent voorop liep, met Mesa op de tweede plaats met 38,2 procent. Het leek alsof er een tweede ronde zou volgen. Op dat moment, beëindigde de TSE om onduidelijke reden de live doorgifte van het snelle tellen van stemmen, wat Mesa ertoe aanzette om fraude te claimen.
In de daaropvolgende dagen werden er door de TSE en overheidsvertegenwoordigers vier verschillende en tegenstrijdige verklaringen gegeven voor de stopzetting van de doorgifte – (1) dat ze de officiële telling, die al was begonnen, niet door de sneltelling wilden laten overschaduwen; (2) dat er een waarschuwing was met betrekking tot een cyber-aanval, dus werd de doorgifte gestaakt om veiligheidsredenen; (3) dat ze de doorgifte altijd hebben afgesloten bij ongeveer 80% van de sneltelling; en (4) dat ze niet over 17% van de stemmen beschikten omdat het platteland niet voldoende toegang had tot internet om foto’s van de stembiljetten te versturen.
Tot overmaat van ramp nam Antonio Costas, de ondervoorzitter van de TSE, ontslag. Hij gaf aan dat hij niet op de hoogte was gesteld van het bevel om de TREP te stoppen, wat ‘geen goede beslissing’ was. Zijn ontslag was echter raadselachtig: hij zei dat hij het uit principe had gedaan, maar dat de resultaten niet waren gewijzigd. Dit is geen bewijs, zelfs niet indirect, van fraude.
Tweeëntwintig uur later, op de avond van 21 oktober, werd de doorgifte van de sneltellingsresultaten hervat, waarbij de website nu 95,63 procent van de stemmen aangaf. De afstand tussen Morales en Mesa was in de tussenliggende periode groter geworden. Het verschil tussen de twee kandidaten zou nu 10,12 procent bedragen volgens de sneltelling. Morales had al aangekondigd dat hij er na het tellen van de stemmen op het platteland zeker van was dat er geen tweede ronde nodig zou zijn. Opnieuw had Mesa’s claim van verkiezingsfraude geen bewijsmateriaal, anders dan de toegegeven foutieve stopzetting van de doorgifte van het snelle tellen.
Die maandagavond braken er in het hele land gewelddadige, door Mesa geleide, protesten uit van de oppositie waarbij onder andere verscheidene departementale kantoren van de kiesraad in brand werden gestoken, terwijl tegelijkertijd MAS-aanhangers de straat op gingen om de overwinning te vieren. De officiële stemmentelling werd enkele dagen later afgesloten, met als resultaten: Morales 47,08 procent en Carlos Mesa 36,51 procent – een verschil van 10,54 procent, waardoor Morales in de eerste ronde had gewonnen. Ondanks een afname van de steun blijkt uit de officiële resultaten ook dat de MAS een meerderheid behaalde bij de parlementsverkiezingen, met 68 zetels van 130 in de kamer van afgevaardigden en 21 van 36 in de senaat.
Wat verklaart de politieke ramp van het opschorten van de doorgifte? Een rapport van analisten van het Center for Economic and Policy Research (CEPR) in de VS suggereert dat de TSE altijd al slechts verplicht was om snel 80 procent van de stemmen te tellen, en dat dit in het verleden ook een gebruikelijke praktijk was. Ze suggereren dat de heropening van de doorgifte van de sneltelling bijna 24 uur later, werd gedaan op verzoek van de OAS, en dat het gegroeide verschil in de sneltelling tussen Morales en Mesa in de tussenliggende periode waarin niet uitgezonden werd, in overeenstemming is met het feit dat de stemmen van het platteland later binnenkomen om verschillende voorspelbare redenen.
Morales heeft altijd meer steun gekregen in de periferieën – bijna twee keer zoveel stemmen in het verleden in kleine steden en op het platteland als in de grote stedelijke centra van La Paz, Cochabamba en Santa Cruz. In het CEPR-rapport wordt er bovendien op gewezen dat de OAS geen enkel bewijs heeft geleverd dat er sprake is van inconsistenties in de telling van de officiële telling, de enige wettelijk bindende telling, hoewel de geldigheid van de verkiezingsuitslag in twijfel wordt getrokken. Het OAS rapport over de verkiezingsresultaten, dat op 9 november werd vrijgegeven, noemde de veranderingen in het percentage stemmen voor Morales ‘onwaarschijnlijk’, maar gaf geen bewijsmateriaal voor daadwerkelijke fraude.
Hoe reageerden de tegenstanders van Morales in het extreme centrum en extreemrechts op deze situatie?
De teerling was al geworpen vóór het OAS-rapport. De oppositie verwierp het rapport toen het voor het eerst door de OAS werd gepresenteerd en door de regering werd goedgekeurd. De oppositie, nog steeds in naam onder leiding van Mesa, uitte steeds meer beweringen over verkiezingsfraude, maar wees een hertelling af en riep op tot een intensievere campagne van (gewelddadige) protesten en demonstraties om Morales weg te krijgen. Gezien deze extreme opstelling was het te voorzien dat Mesa overweldigd zou worden door de duistere krachten die hij hielp te ontketenen.
Vooral onder de stedelijke middenklasse, die onder zijn regering sterk is gegroeid, verloor Morales na februari 2016, toen hij de negatieve resultaten van het referendum gewoon negeerde, veel geloofwaardigheid. De positie van zijn regering werd ook niet verbeterd door het bizarre gedrag van de TSE en overheidsfunctionarissen met betrekking tot de stopzetting van de sneltel-doorgifte op 20 oktober.
Onmiddellijk volgde de voorspelbare radicalisering van rechts, verbonden met de agro-industrie en de gas- en oliewinning in de oostelijke laaglanden, evenals racistische paramilitaire jeugdgroepen. Luis Fernando Camacho, tot dan toe weinig bekend buiten het oostelijke laaglanddepartement Santa Cruz, nam de zaak over en werd de hoofdrolspeler in een landelijke en voornamelijk stedelijke middenklasseopstand.
Camacho komt uit een rijke familie in Santa Cruz met belangen in de agribusiness en de financiële wereld. Hij leidde de neofascistische Union Juvenil Cruceñista, UJC (Jeugdbond van Santa Cruz), die tijdens een mislukte destabiliseringscampagne tegen Morales in 2008 de leiding had over straatgeweld tegen inheemse informele straatverkopers in de stad Santa Cruz. De UJC heeft in het verleden veelvuldig gebruik gemaakt van het hakenkruissymbool en heeft samen met de fascistische Falange Socialista Boliviana acties ondernomen.
De 40-jarige ‘Macho Camacho’, een wedergeboren evangelische christen, heeft veel met de Braziliaanse Jair Bolsonaro gemeen: beiden hebben een bondgenootschap gesloten met evangelisten, paramilitairen en veeboeren. Na jaren van ineffectief, traditioneel rechts verzet van Samuel Quiroga, Samuel Doria Medina en Mesa, vulde Camacho in 2019 het vacuüm dat ontstond door een machtsconflict binnen het Burgercomité van Santa Cruz – lang de instelling die verantwoordelijk was voor het bundelen van de belangen van de reactionaire elites in het laagland en verschillende delen van het landbouw-, financieel-, handels-, industrieel- en narcokapitaal in dat deel van het land, dat in de jaren zestig en zeventig systematisch werd bevoordeeld door de militaire dictaturen en in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw door neoliberale partijpolitiek.
Camacho slaagde erin om de ongelijksoortige delen van de oppositie te bundelen en pacten te smeden met volkssectoren die de laatste vier of vijf jaar vervreemd waren geraakt van de regering Morales. Zo waren er de Ponchos Rojos, een dissidente inheemse Aymara-groepering uit de westelijke hooglanden, cocatelende boeren uit de Yungas-regio en delen van de staatsmijn- en transportvakbonden. Van cruciaal belang is ook dat hij een alliantie aanging met de voorzitter van het Burgercomité van Potosí, Marco Pumari, een zoon van een inheemse mijnwerker en leider in het regionale geschil van Potosí met de nationale regering over de verdeling van de toekomstige rijkdom die gegenereerd zal worden door de winning van lithium in dat deel van het land.
Hoe zit het met de krachten aan de linkerzijde en in de volksbeweging? Hoe hebben ze gereageerd?
Ook andere volkssectoren waren onafhankelijk van elkaar in het geweer gekomen tegen de regering, hetzij uit spontane ontevredenheid over vermeende verkiezingsfraude, hetzij vanwege al langer bestaande grieven, waarvan er veel legitiem waren, maar genegeerd werden. Voorbeelden hiervan zijn de ontwrichting van de authentieke leiderschapsstructuren door het ingrijpen van de regering in de inheemse organisatie van de hooglanden, de Consejo Nacional de Ayllus y Markas del Qullasuyu, CONAMAQ (Nationale Raad van Gemeenschappen en Marken in Qullasuyu), en de laaglandorganisatie, de Confederación de Pueblos Indígenas de Bolivia, CIDOB (Confederatie van inheemse volkeren van Bolivia), die sinds het besluit van Morales in 2011 openlijk met de overheid in conflict zijn – en meer recent – het verzet tegen de aanleg van de snelweg door inheems gebied en het nationaal park Territorio indígena y parque nacional Isiboro-Sécure, TIPNIS (Inheems grondgebied en Nationaal Park Isiboro-Sécure).
De feministische organisatie Mujeres Creando heeft ook actie gevoerd tegen de nalatigheid van de regering om te handelen tegen het toenemende gendergeweld en een van de hoogste percentages vrouwenmoorden op het continent. Andere regionale inheemse organisaties in de laaglanden staan in de frontlinie van geschillen over het feit dat de regering, in samenwerking met multinationaal kapitaal, niet voldoende overleg heeft gepleegd met inheemse gemeenschappen alvorens ontwikkelingsprojecten voor de winningsindustrieën zoals mijnbouw en aardgaswinning op te starten. Geen van deze klachten is onbeduidend. Geen van deze klachten werd gehoord.
Toch – en dit is cruciaal – kunnen we in ieder geval vaststellen dat onafhankelijk links en de inheemse oppositie tegen Morales en MAS een bijkomstigheid waren in de gebeurtenissen na de verkiezingen. Net als Brazilië in 2013 en later, werden zelfs de mobilisaties waar volkssectoren aan deelnamen, snel overgenomen en geleid door extreemrechts. Dit was een wraakzuchtige kaping van de beweging.
Tegelijkertijd hebben volksorganisaties die nauw verbonden waren met de regering – de zes vakbondsfederaties van coca-telers, inheemse boeren van de CSUTCB in het hoogland en de vallei van de hooglanden, mijnwerkers, de Landloze Landarbeidersbeweging en wat er nog over is van de georganiseerde arbeidersbeweging – maar langzaam gereageerd. Ook dat was voorspelbaar en is deels te verklaren door hun bijna totale integratie in het staatsapparaat, hun bureaucratisering en pacificatie in dat proces, en de verloren capaciteit voor kritische onafhankelijkheid, autonomie en mobilisatie. Opnieuw denk ik aan de parallellen met Brazilië en de PT.
Rechts lijkt van deze omstandigheden te hebben geprofiteerd en drukt zijn eisen met toenemend geweld door. Wat hebben ze gedaan?
De belangrijkste eisen van rechts verschoven snel van nieuwe verkiezingen naar het aftreden van Morales en daarna naar de opsluiting van de president, de vicepresident en het hele kabinet. Gewelddadige bendes staken het huis van Morales in brand, evenals dat van zijn zus Esther, de ex-president van de Kamer van Afgevaardigden, Víctor Borda, en de ex-minister van mijnbouw, César Navarro. Op een moment dat de verschuiving van centrumrechts naar extreemrechts markeerde, shreeuwden studenten van de belangrijkste openbare universiteit en particuliere universiteiten op 6 november in een confrontatie met agenten en mijnwerkers die Morales steunden: ‘We zijn allemaal Camacho!’.
Op 7 en 8 november muitte de politie ter ondersteuning van de oppositie, eerst in Cochabamba en vervolgens in Sucre, Santa Cruz, Potosí, Oruro en La Paz. Volgens de directeur van het Instituut voor Forensisch Onderzoek (IDIF), Andrés Flores, zijn in de 23 dagen na de verkiezingen van 20 oktober zes mensen met geweld vermoord – twee in Santa Cruz, twee in Cochabamba en twee in La Paz. Vijf waren burgers, één was een politieagent.
Op zondagavond 10 november paradeerde Camacho bovenop een politieauto door de straten van La Paz, begeleid door muitende agenten en vergezeld door juichende aanhangers van de oppositie. Morales en vice-president Álvaro García Linera vluchtten naar de Chapare-regio van het departement Cochabamba – de cocaproducerende regio die Morales en de MAS voortbracht – om het lot van (president) Gualberto Villaroel die in 1946 aan een lantaarnpaal werd opgehangen, te vermijden.
Camacho ging het Palacio Quemado binnen, plaatste een bijbel bovenop een gevouwen Boliviaanse vlag op de vloer, knielde neer en kondigde aan: ‘Dios vuelva al Palacio’: ‘God keert terug naar het presidentieel paleis’. Buiten werd de niet-partijgebonden inheemse Wiphala-vlag door Camacho-aanhangers van gebouwen getrokken en in brand gestoken, terwijl ze de nederlaag van het communisme aankondigden. Agenten in Santa Cruz scheurden de Wiphala van hun uniformen.
Het openlijk racistische sentiment, dat in de Morales-periode voor het eerst in de Boliviaanse geschiedenis in opmerkelijke mate getemd werd, is nu sterk bovengronds gekomen, net als de reactionaire ideologieën tegen vrouwen (nooit ondergronds, ondanks belangrijke politieke en wetgevende vooruitgang voor vrouwen tijdens het Morales-tijdperk), en LGBTQ+.
Naast Camacho’s blanke macho fascisme van de straat (antifeministisch, blank supremacistisch en fascistisch), was een andere uitdrukking de electorale opkomst tot bijna 10 procent – en de derde positie – van de evangelische arts en pastor, Chi Hyung Chang, die het had over de aanwezigheid van Satan in de regering-Morales, en hun zonde van het aanbidden van het inheemse concept van Pachamama, moeder aarde. Opnieuw duikt het Braziliaanse voorbeeld op.
Na het opstappen van verschillende kabinetsleden ‘suggereerde’ het hoofd van de Boliviaanse strijdkrachten dat Morales op zou stappen. Op zondag 10 november treden Morales en García Linera af en vertrekken twee dagen later naar Mexico om daar in ballingschap te gaan, terwijl ze de staatsgreep die aan de gang is aan de kaak stellen en beloven dat verzet niet zal uitblijven. Adriana Salvatierra (MAS), de voorzitter van de senaat, en Víctor Borda (MAS), voorzitter van het parlement, namen eveneens ontslag – in constitutioneel opzicht zouden ze elk in die volgorde in de positie zijn om Morales als interim-president te vervangen.
Op dinsdag 12 november wordt Jeanine Áñez, zonder wetgevend quorum – omdat de MAS, die in beide kamers een meerderheid heeft, afwezig is – uitgeroepen tot de nieuwe president van Bolivia. De rechtse senator van het oostelijke laaglanddepartement Beni, lid van de partij Unidad Democrática (Democratische Eenheid, UD), was vice-voorzitter van de senaat. Op de vraag of ze het presidentschap zou aanvaarden, zei ze: ‘We zijn het aan de mensen verschuldigd om hen zekerheid te geven. Dus, als er ondersteuning is van maatschappelijke organisaties zal ik dat aanvaarden, maar als er een andere weg wordt gekozen, dan zal ik dat ook accepteren’.
Met andere woorden, ze accepteerde het presidentschap zonder voorwaarden. Ze werd vervolgens tot voorzitter van de senaat benoemd en daarna onmiddellijk tot president van de republiek uitgeroepen. Ze belooft ‘zo spoedig mogelijk verkiezingen te houden’, maar haar eerste daad was dat ze verscheen op een balkon op de tweede verdieping van het Palacio Quemado, met de bijbel in de hand, met aan weerszijden Camacho en Marcos Pumari, de leider van het Burgercomité van Potosí. Behalve Pumari, waren er geen inheemse gezichten op de foto te zien.
De eerste formele vergadering die ze als president bijeen riep, was met de commandanten van de Boliviaanse politie en de strijdkrachten. Tijdens die bijeenkomst beloofden William Kalimán, opperbevelhebber van de strijdkrachten, en Yuri Calderón, hoofd van de nationale politie, hun trouw aan de nieuwe president. Dit werd gevolgd door een felicitatietweet van Carlos Mesa. Añez schreef ook een brief aan Jair Bolsonaro, waarin ze hem bedankte voor de steun van zijn regering, en op de dag dat fascistische stoottroepen de Venezolaanse ambassade in Brasilia bestormden, nodigde ze de zelfbenoemde interim-president Juan Guaidó uit om een Venezolaanse ambassadeur in Bolivia te benoemen.
Samengevat: de twee korte termijn katalysatoren voor de staatsgreep waren het vermoeden van fraude in de verkiezingen van 20 oktober – een indruk die Mesa hielp creëren vóór de verkiezingen en daarna systematisch versterkte – en de achtergrond van het referendum van februari 2016. De mobilisaties bestonden voornamelijk uit een vervreemde stedelijke middenklasse, hoewel ze ook de volkssectoren en het lompenproletariaat omvatten, dat wil zeggen arbeidskrachten die door het kapitaal werden georganiseerd (voornamelijk financiële en agrarische sectoren in het laagland) voor fascistisch geweld.
Hoewel delen van onafhankelijke linkse en inheemse bewegingen legitieme grieven hadden tegen de regering, gaven deze geen vorm aan de politieke dynamiek na de verkiezingen. De ontevredenheid van de middenklasse werd gekanaliseerd en geleid door extreemrechts, door de figuur van Camacho, uiteindelijk met de steun van de politie en het leger, wat beslissend bleek te zijn.
De volksorganisaties die op één lijn met de regering zaten en gedurende bijna 14 jaar van MAS-regeringen gebureaucratiseerd en uitgehold waren, waren niet in staat om snel en onafhankelijk te reageren, en met voldoende kracht om het reactionaire tij te keren dat het extreme centrum in zijn greep kreeg. Ze bestaan nog steeds als organisaties met grote ledenaantallen, en we zullen snel zien welke capaciteit voor aanhoudende oppositie er nog over is. Niemand heeft betwist dat Morales in de eerste ronde een flinke meerderheid van stemmen heeft gewonnen.
Hoe ziet de dynamiek op middellange termijn eruit, na de onmiddellijke conjunctuur van de verkiezingen en de staatsgreep?
We kunnen de gebeurtenissen niet begrijpen, tenzij we de weerklank van de wereldwijde crisis van het kapitalisme in Bolivia en de tegenstrijdigheden van het politiek-economische model van het extractief neo-ontwikkelings denken verklaren.
Ten eerste, de aanhoudende populariteit van Morales na bijna 14 jaar presidentschap – laten we niet vergeten dat hij meer dan 45 procent van de stemmen kreeg – komt voort uit de dynamiek van het nieuwe politiek-economische model op zijn hoogtepunt. Volgens een peiling van Ciesmori voor de verkiezingenvond, vond 36 procent van de Bolivianen de economische situatie van het land ‘goed’, en nog eens 27 procent ‘gemiddeld’. Veertig procent dacht dat hun persoonlijke en thuis-situatie binnen een jaar ‘een beetje beter’ zou zijn; 15 procent dacht ‘veel beter’ en 13 procent ‘gelijk’.
Aan de onderkant van de sociale orde is dit niet verwonderlijk, gezien het feit dat de extreme inkomensarmoede (gemeten aan de hand van de schromelijk ontoereikende indicator van de Wereldbank van minder dan $2 per dag) tijdens de ambtsperiode van Morales daalde van 38 procent naar 18 procent, en nu in de steden ongeveer 10 procent is. Tegelijkertijd werd Bolivia door de Wereldbank beschouwt als een ‘middeninkomensland’, waar ‘slechts’ 30 procent van de bevolking minder dan 4 dollar per dag verdient. In zijn eerste toespraak in ballingschap in Mexico benadrukte Morales deze prestaties.
Zeker sinds de conservatieve ommekeer in de tweede termijn van Morales (2010-2014) – in sommige opzichten vergelijkbaar met de wijzigingen in het beleid van Dilma Rousseff – is het duidelijk geworden dat het politieke project in kwestie een staatsgericht project van kapitalistische modernisering van bovenaf is; een nieuwe, verbeterde versie van de Nationale Revolutionaire Beweging in de twintigste eeuw. Opmerkingen over een ‘socialistisch succes’ zijn pure fantasie, omdat de (passieve) revolutie nationalistisch is. De economische strategie van de regering is gebaseerd op doelstellingen als een lage inflatie, budgettair conservatisme en de enorme accumulatie van buitenlandse reserves tijdens de sterke stijging van de grondstoffenprijzen.
Sinds 2010, zo niet eerder, zijn het economisch beleid en de politieke coalities gebaseerd op overeenkomsten met financiële instellingen, multinationaal oliekapitaal en buitenlands en binnenlands agro-industrieel kapitaal in de oostelijke laaglanden. In termen van financiën, liet de periode Morales enorme winsten voor de nationale banken zien, waarvan de activa tussen 2008 en 2017 met een factor 3,6 stegen, van 700 miljoen dollar tot 2,55 miljard dollar, en waarvan de winst in dezelfde periode met een factor 2,7 groeide van 120 miljoen dollar tot 330 miljoen dollar per jaar.
De sociale basis van de regering-Morales werd in de loop van de tijd een inheemse kleinburgerlijke laag van handelaren, kleine extractivisten (mijnwerkers), kleinschalige industriële producenten en middelgrote producenten die betrokken zijn bij de commerciële landbouw voor de export – een laag die, in de context van de sterke stijging van de grondstoffenprijzen, tijdens de eerste periode van de bestaansgeschiedenis van Morales sterk is gegroeid, en zo de klassensamenstelling van zijn volksbasis heeft gewijzigd.
De logica van grootschalig, buitenlands kapitaal in de winningssectoren loopt parallel aan de groeiende macht van een inheemse en kleinburgerlijke volkslaag. Naast deze kern is er een bredere laag passieve electorale aanhangers uit de onderdrukte klassen. Hoe bescheidener het inkomen, des te waarschijnlijker is de kans dat men inheems is en des te groter is de kans dat men Morales steunt bij verkiezingen.
Ondanks het feit dat een recente piek in economische groei van 6,8% in 2013, in de afgelopen 3 jaar is teruglopen naar 4,2% van het BBP, is het toch een van de indrukwekkendste prestaties in de regio. De subsidiërende effecten van de royalties van de winning (van olie en gas) die worden verdeeld over verschillende kapitaalcircuits in andere, meer arbeidsintensieve sectoren van de economie (industrie, landbouw, bouw, toerisme, enzovoort), de relatief lage werkloosheid en gerichte geldoverdrachten aan de armsten hebben, zoals hierboven aangegeven, geleid tot een zeer aanzienlijke verbetering van het armoedeniveau.
Dit alles is belangrijk om de blijvende populariteit van Morales te verklaren, evenals het feit dat hij de eerste inheemse president is in een land met een inheemse meerderheid sinds de oprichting van de republiek in 1825. Bij de bespreking van zijn regering in interviews en toespraken zijn dit de verworvenheden die Morales naar voren brengt.
Toch is de Boliviaanse economie uiteraard zeer gevoelig voor de bredere trends op de wereldmarkt en heeft zij haar deviezenreserves opgedroogd en haar schuldenlast opgevoerd om de overheidsuitgaven in stand te houden en de onderliggende realiteit te verhullen, met name in het laatste jaar voor de verkiezingen. Net als in Brazilië heeft het neo-ontwikkelingsmodel te lijden gehad van een overdreven afhankelijkheid van primaire grondstoffen, een te grote afhankelijkheid van importen die goedkoper zijn geworden met een overgewaardeerde munt en een daarmee gepaard gaande daling van de niet-traditionele en industriële export. Het handelstekort groeit sinds 2014, evenals het begrotingstekort en de schuldenlast, terwijl de buitenlandse reserves in die periode zijn gedaald tot 2 miljard dollar per jaar.
We kunnen niet genoeg benadrukken dat voorheen onafhankelijke sociale bewegingen en vakbonden werden ingelijfd, verdeeld en geabsorbeerd in het staatsapparaat – of erger nog, zoals in het geval van de inheemse bewegingen in het laagland, die als agenten van rechts en van de VS werden afgeschilderd. Voor een steeds meer extractieve industrie leiden de dalende marktomstandigheden niet tot een vertraging van de winningsactiviteiten, maar eerder tot een wedloop om de winstgevende voorwaarden voor multinationaal winningskapitaal te verbeteren, zoals de regering-Morales aangeeft in de vertrapping van het recht op zinvol overleg voor inheemse gemeenschappen voorafgaand aan winningsprojecten op hun grondgebied.
De sociaal-ecologische verwoesting door de huidige drang naar kapitalistische modernisering zal toenemen. De tropische branden van deze zomer beperkten zich niet tot het Brazilië van Bolsonaro, maar omvatten 500.000 hectare Boliviaans grondgebied. Zolang de banden van de regering-Morales met de landbouwindustrie in het oosten niet verbroken worden, zullen de vlammen zich blijven verspreiden.
Net zoals we de recente vrijlating van Lula uit de gevangenis vieren als een ondubbelzinnig democratisch gebaar, zonder een radicalisme dat hij nooit heeft bezeten te projecteren op zijn jaren in de regering, hoeven we ook geen socialistische achtergrond voor Morales op te eisen om zijn antidemocratische verwijdering als president te veroordelen. We kunnen het momentum van de rechtse krachten en de aanzienlijke steun van de bevolking voor de zachte coup die in 2016 de PT (Arbeiderspartij) in Brazilië verjaagd heeft en geleid heeft tot de opsluiting van Lula, noch de iets hardere staatsgreep in Bolivia vandaag de dag, niet verklaren, tenzij we de onderliggende klassentegenstellingen van de experimenten in beide landen met het neo-ontwikkelingskapitalisme begrijpen.
Hoe hebben de verschillende klassen, bevolkingsgroepen en politieke krachten van links en rechts gereageerd?
De 21-F-Beweging van overwegend stedelijke middenklasse, die opkwam tegen de reactie van Morales op het referendum van februari 2016, is de kern van de basis van Mesa. Hoewel de 21-F-Beweging na het begin van de verkiezingscampagnes is afgenomen en zeven oppositiepartijen besloten om deel te nemen, ondanks het feit dat ze de rechtmatigheid van de kandidatuur van Morales in twijfel trokken, kwamen de gevoelens van de middenklasse al snel samen in de gewelddadige acties na de verkiezingen, de antifraude rellen die werden ingevangen, gekanaliseerd en geradicaliseerd door wat wij het Macho Camacho Facho-effect noemen.
De kern van de organisatorische infrastructuur werd geleverd door de burgercomités van de grote steden – naast Santa Cruz ook Potosí, Tarija, Cochabamba, La Paz en Chuquisaca – die de afgelopen jaren uit hun relatieve rustperiode werden gereanimeerd en volledig in overeenstemming werden gebracht met de extreemrechtse krachten die racistisch geweld en chaos onder jongeren organiseren.
Voorafgaand aan de verkiezingen organiseerden deze zich tegen een eventuele overwinning van Morales. Belangrijk was ook het feit dat het Comité voor de Verdediging van de Democratie – onder leiding van Waldo Albarracín, de rector van de UMSA, de belangrijkste openbare universiteit van Bolivia – waarvan de oorsprong ligt in het volksverzet tegen de militaire dictaturen van Bolivia in het verleden, opnieuw werd opgericht met een liberaal anti-Morales imago.
Net als in Brazilië onder de PT, zagen de stedelijke middenklassen dat hun status in de loop van de Morales-jaren was ondermijnd als gevolg van de steun aan de volks- en inheemse sectoren in Bolivia. Er was een nieuwe kleinburgerlijke inheemse laag ontstaan en de inheemse tradities van het land werden opnieuw erkend in het openbare schoolsysteem – ook al bleef de kwaliteit van het openbaar onderwijs slecht.
De inheemse bevolking werd voor het eerst in evenredige aantallen in de staatsbureaucratie opgenomen, waardoor een gebruikelijke carrière voor middenklassewerknemers met een lichtere huid werd afgesneden. De geografie van het sociale leven en de consumptiepatronen veranderden, omdat de ruimtes die ooit exclusief waren voorbehouden aan de witte mestizo lagen van de midden- en hogere klasse relatief gedemocratiseerd werden – winkelcentra, vliegvelden, enzovoort. Het gesubsidieerde kabelbaanvervoer in La Paz, bijvoorbeeld, maakte de route van het volkse en inheemse El Alto naar het chique zuidelijke uiteinde van de stad tot een goedkoper, gemakkelijk en snel woon-werkverkeer.
Ondertussen hadden de verschillende fracties van het kapitaal nooit een natuurlijke thuisbasis gevonden in Morales en de MAS. In de eerste jaren van het MAS-regime organiseerden organisaties als CAINCO, de belangrijkste commerciële en industriële zakenfederatie in Santa Cruz, een destabiliseringscampagne om de regering omver te werpen. Na de nederlaag in 2008-2010 sloten zij echter een pact met de regering, samen met de agro-industrie en buitenlands olie- en mijnbouwkapitaal.
Het financiële kapitaal had een gelijkaardige relatie met de regering-Morales. Net als in Brazilië onder Lula leerden ze, zolang de winstgevendheid hoog was en er geen haalbare rechtse politieke alternatieven beschikbaar waren, met de regering-Morales te leven. Sinds 2014 zijn de economische omstandigheden echter verslechterd, ondanks de oppervlakkige groei. De vraag naar bezuinigingen en herstructureringen vanuit de denktanks die deze belangen vertegenwoordigen, nam toe, en in tegenstelling tot Dilma Rousseff verschoof Morales het economisch beleid niet in de richting van bezuinigingen voor de basis van de MAS.
De reactie van Morales op het referendum van februari 2016 suggereerde bovendien dat het kapitaal voor onbepaalde tijd buiten de directe politieke vertegenwoordiging zou kunnen worden gehouden. Onder deze omstandigheden begon het kapitaal op zoek te gaan naar een uitweg achter de schermen, en is het achter deze staatsgreep gaan staan om de nieuwe, niet-gekozen president te steunen.
Zoals we hebben gesuggereerd, zijn veel van de belangrijkste sociaal-organisatorische infrastructuren die ten grondslag lagen aan de buitengewone linkse conflictcyclus in de periode 2000-2005 verzwakt door de ondergeschikte integratie van deze infrastructuren in de staat in de periode Morales. We mogen echter niet vergeten dat deze relatieve ontleding van de autonome volkscapaciteiten niet uitsluit dat er een snelle hergroepering plaatsvindt.
In El Alto en de Chapare-regio Cochabamba zijn daar al tekenen van, maar het is nog te vroeg om te zeggen hoe ver de pogingen om de staatsgreep terug te draaien zullen gaan. De dynamiek van de volksstrijd in Argentinië onder Macri kan, zij het onder heel andere omstandigheden, een aanwijzing geven over wat men kan verwachten. Terwijl de Peronistische regeringen van Néstor Kirchner en later Cristina Fernández de Kirchner links tegenover de staat verdeelden, leidde de neoliberale herstructurering van Macri als gemeenschappelijke vijand tot een zeer hoge mate van strijdbaarheid, althans voor Macri’s eerste jaren in functie.
Ook Boliviaans links is verdeeld over de regering Morales, vooral sinds het begin van zijn tweede ambtstermijn in 2010. De installatie van een ongekozen rechts regime dat wordt gesteund door de strijdkrachten, vooral als het er niet in slaagt om open verkiezingen te houden waaraan de MAS kan deelnemen, zal waarschijnlijk niet alleen neoliberale bezuinigingsmaatregelen invoeren, maar ook een serieuze en groeiende oppositie onder de bevolking onder ogen moeten zien.
Welke rol hebben de OAS, de VS en Canada gespeeld in het wegwerken van Morales?
De OAS wordt al lang beschouwd als onderdeel van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, wat een van de redenen is waarom gedurende de Progressieve Golf (1998-2012) alternatieve regionale organen werden opgericht die de Verenigde Staten en Canada buiten de deur hielden – de Unie van Zuid-Amerikaanse Naties (UNASUR), de Gemeenschap van Latijns-Amerikaanse en Caribische Staten (CELAC) en de Bolivariaanse Alliantie van de Volken van ons Amerika (ALBA). Dit waren pogingen om de regio relatief autonoom te maken ten opzichte van de dictaten van de Verenigde Staten, en in mindere mate Canada, in de geopolitiek van het halfrond. De OAS is altijd terecht gezien als een institutionele uitdrukking van de macht van de VS.
In het geval van de verkiezingen van 20 oktober heeft de OAS haar rol van ondermijning van de Boliviaanse soevereiniteit vervuld. ‘In Bolivia was er een staatsgreep op 20 oktober toen Evo Morales verkiezingsfraude pleegde’, vertelde Luis Almagro, de algemeen secretaris, aan de mensen die bijeen waren op een speciale zitting van de Permanente Raad van de OAS in Washington DC op 12 november. ‘Het leger moet handelen in overeenstemming met zijn mandaat. Niemand heeft die bevoegdheid overschreden.’
De OAS heeft de procedure van het verkiezingsproces gepolitiseerd door misleidende verklaringen af te leggen zonder bewijs over de snelle telling, door haar commentaar te beperken tot de wettelijk niet-bindende snelle telling en door het feit te negeren dat ‘het de officiële telling is die wettelijk bindend is’, zoals het CEPR-rapport aangeeft, en dat ‘de officiële telling nooit werd onderbroken en regelmatig online werd bijgewerkt zonder enige significante onderbreking’.
Met andere woorden, op basis van speculatie in plaats van bewijs, hielp de OAS bij het verder polariseren van het politieke kader en leende daarmee geloof aan de gewelddadige straatpolitiek van extreemrechts, met voorspelbare gevolgen. Nu de politie en het leger hebben ingegrepen namens extreemrechts en een ongekozen, onbekende oppositiesenator als president hebben geïnstalleerd, heeft Almagro de Boliviaanse strijdkrachten gefeliciteerd met het uitvoeren van haar mandaat. Dit is een schijnvertoning van de diplomatie.
Tenzij er nog een heroïsch gebaar van binnenuit van de inlichtingendiensten komt, zoals het lek van Chelsea Manning, is het onwaarschijnlijk dat we binnenkort op de hoogte zullen zijn van de diepte en de details van de Amerikaanse en Canadese betrokkenheid. We weten echter dat de regering-Trump betrokken was bij de vergeefse poging van Juan Guaidó om in april van dit jaar in Venezuela een staatsgreep te plegen en dat hij de staatsgreep in Bolivia met ongebreideld genoegen heeft begroet.
‘Na bijna 14 jaar en zijn recente poging om de Boliviaanse grondwet en de wil van het volk terzijde te schuiven’, luidt de officiële verklaring van Trump, ‘bewaart het vertrek van Morales de democratie en maakt de weg vrij voor het Boliviaanse volk om zijn stem te laten horen. De Verenigde Staten juichen het Boliviaanse volk toe voor het eisen van vrijheid en het Boliviaanse leger voor het naleven van de Boliviaanse eed om niet slechts één enkele persoon te beschermen, maar de Boliviaanse grondwet.’
Trump zei ook dat de Boliviaanse dynamiek moet worden gelezen als een waarschuwing aan de regeringen van Nicaragua en Venezuela, omdat de Amerikaanse regering een ‘volledig democratisch, welvarend en vrij Westers halfrond’ nastreeft.
Zoals Thomas Walkom in de Toronto Star aangeeft, vinden we echo’s van Trump in de positie van Justin Trudeau. Op 29 oktober werd in de officiële verklaring van de Canadese regering opgemerkt dat ze de regering van Morales alleen zou erkennen als er een tweede ronde in de verkiezing zou plaatsvinden, wat betekent dat zij de officiële telling verwerpt, ondanks het feit dat de OAS nooit fraude heeft aangetoond. In de woorden van Ottawa, ‘het is niet mogelijk om het resultaat te aanvaarden.’
Deze verklaringen staan tegenover de tweet van Bernie Sanders die een ‘wat een staatsgreep lijkt in Bolivia’ veroordeelt, als enige van de Amerikaanse presidentskandidaten van dit jaar voor de Democratische Partij, en Jeremy Corbyn van de Britse Labourpartij, die een soortgelijke boodschap in sterkere bewoordingen heeft afgegeven: ‘Ik veroordeel de staatsgreep tegen het Boliviaanse volk en sta achter hen en zet me in voor democratie, sociale rechtvaardigheid en onafhankelijkheid.’
Hoe moet links in Bolivia en internationaal reageren op de staatsgreep? En specifiek, welke houding moet links aannemen ten opzichte van Morales en zijn afgezette regering?
Die delen van internationaal links die in de imperialistische landen gevestigd zijn, moeten aandringen op het recht van de Bolivianen op zelfbeschikking zonder inmenging van buitenaf. In dit geval is de eis niet abstract en binnen Bolivia zou dit gebaar door iedereen, behalve door de coupplegers, ten zeerste worden gewaardeerd. Dit vereist niet dat we het ongeloof opschorten, ons onthouden van kritiek op Morales, of zijn bestuur romantiseren, zoals sommige van de meer vulgaire interpretaties dat zouden doen. Zoals Karl Marx aan Engels schreef: ‘Onwetendheid heeft nooit iemand geholpen’. We zijn zeer kritisch geweest over Morales vanuit links, terwijl we tegelijkertijd probeerden om zowel zijn blijvende steun als zijn vroegtijdige ondergang te verklaren.
In Bolivia zouden linkse critici moeten erkennen dat Morales in de eerste ronde een overtuigende meerderheid heeft gewonnen, dat de MAS vanzelfsprekend de meest populaire politieke entiteit van het land is en dat er inderdaad een staatsgreep heeft plaatsgevonden. Wat er is gebeurd is een staatsgreep en het presidentschap van Áñez is onwettig en illegaal.
Morales en de MAS zullen deel moeten uitmaken van elke onderhandelde uitweg uit de huidige politieke crisis, en hun bereidheid en vermogen om te onderhandelen met de oppositie is nooit in twijfel getrokken – daarom heeft de oppositie aangedrongen op het aftreden van Morales en vervolgt nu actief belangrijke MAS-leiders. Links in Bolivia en in het buitenland zou zeer sceptisch moeten staan tegenover de bevindingen van de OAS – die eerder op waarschijnlijkheid dan op bewijs van fraude wezen – ook al hebben veel mensen na het referendum van februari 2016 en de bizarre verklaringen over de stopzetting van de rechtstreekse doorgifte van de snelle telling van stemmen, begrijpelijkerwijs het vertrouwen in de democratische transparantie van de MAS-regering verloren.
Het vermijden van een rechtse consolidatie van de gebeurtenissen na de staatsgreep zal een massale, strijdbare buitenparlementaire strijd met zich meebrengen, wat precies is waar de coca-telers, mijnwerkers, vakbondsmensen en inheemse boerengemeenschappen in de komende dagen en weken voor hebben opgeroepen. Institutionele procedures en juridische manoeuvres zullen niet de beslissende factor zijn in de uitkomst van de strijd om de politieke macht.
In het nieuwe dictatoriale klimaat zullen de Boliviaanse particuliere media helaas geen aandacht besteden aan deze mobilisaties, behalve om ze te stigmatiseren, te racialiseren en te criminaliseren en zowel de overheidsmedia als de lokale mijnwerkers- en boerenradiozenders zijn overgenomen en gesloten. De mediastilte is een van de belangrijkste tactieken van het coupregime en heeft ons ertoe aangezet om ondanks grote aarzeling te schrijven.
Wat we hier hebben geprobeerd te doen, is, om Marx te citeren: , ’te laten zien hoe… de klassenstrijd … omstandigheden en voorwaarden heeft gecreëerd die een middelmatig en grotesk individu in staat stelden de rol van de held te spelen’.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Verso. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.