In veel opzichten doet Covid-19 denken aan AIDS. Toch zijn er ook grote verschillen. De Covid-19-pandemie ontwricht de wereldeconomie en bijna alle samenlevingen. AIDS daarentegen – hoewel nog steeds een enorm probleem voor veel samenlevingen – met name in de Global South – werd op zijn hoogtepunt in de jaren 1981-1995 in heel wat landen vooral gezien als een bedreiging voor de toen nog gemarginaliseerde gemeenschap van homoseksuele mannen. De strijd tegen AIDS biedt belangrijke lessen voor de strijd tegen Covid-19.

In dit artikel trekt de Canadese linkse homo- en AIDS-activist Gary Kinsman een aantal van deze lessen. Kinsman laat zien dat in het algemeen de dreiging van epidemieën voor de volksgezondheid acuut is maar zich verscherpt in een bijzondere dreiging voor onderdrukte groepen: in de jaren tachtig en negentig homo’s en ook toen al in sterke mate de armen en de slachtoffers van racisme.

De huidige crisis treft nog uitdrukkelijker gemarginaliseerde en geracialiseerde groepen: Aziaten, migranten, de zwarte bevolking. Covid-19 lijkt het traject te volgen van AIDS, dat kwalitatief erger is geworden in het globale Zuiden. De solidariteitsverklaring van Montréal van ACT UP uit 1989 is dus hoogst relevant voor Covid-19 nu.

Kinsman benadrukt het belang van ‘zorg van onderop’ die zich tijdens de AIDS-crisis bewees met het uitvinden en promoten van veilig vrijen en nu opnieuw een cruciale rol kan spelen in het voorkomen van besmettingen. Hij toont aan dat dit soort epidemieën alleen gestopt kan worden met een visie op volksgezondheid die breekt met het neoliberale model.

In de huidige coronacrisis ben ik getroffen door de overeenkomsten tussen de AIDS-crisis (die nog altijd niet voorbij is) en de gezondheidscrisis van dit moment. In de meeste commentaren en analyses wordt daar nauwelijks aandacht aan besteed. Natuurlijk zijn er verschillen tussen deze twee gezondheidscrises, zoals de wijze van overdracht, de gevolgen voor het lichaam en de gezondheid van mensen. Het zijn bovendien andere groepen mensen die nu het zwaarst worden getroffen.

Ik was in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw actief in het AIDS-activisme en heb daar ook onderzoek naar gedaan. In dit artikel probeer ik lessen te trekken uit de geschiedenis van dit activisme om sterker in de huidige pandemie te staan. Hoe urgent ook, dit heeft natuurlijk zijn beperkingen. Voel je vrij er iets aan toe te voegen of kanttekeningen bij te plaatsen. Het is bedoeld om de discussie op gang te brengen.

Als ik spreek over AIDS-activisme en haar organisatie doel ik in de eerste plaats (maar niet alleen) op die groepen die opkwamen voor behandelingsprogramma’s zoals de verschillende AIDS Coalition To Unleash Power (ACT UP) groepen die in de hele VS, in Canada en in de rest van de wereld ontstonden (waarvan enkelen nog steeds bestaan) en groepen zoals AIDS ACTION NOW! (AAN!) hier in Toronto. Onder het motto ‘Stilte = Dood, Actie = Leven’ streden deze groepen ervoor om mensen met AIDS of HIV behandeld te krijgen.

Centraal stonden de mensen die het meest getroffen werden. Niet alleen ondersteunden ze al vroeg mensen met AIDS of HIV, ze gaven ook voorlichting en vochten tegen discriminatie, terwijl regeringen passief toekeken en de mensen lieten sterven. Deze gemeenschapsinitiatieven werden gedragen door homo’s en lesbiennes en tot op zekere hoogte ook door feministen en progressieve gezondheidsbewegingen, die in opstand kwamen tegen de lamlendigheid van de staat en de onverschilligheid van de medische elite. Hun activisme heeft vele levens gered.

Zoals bij alle noodsituaties op gezondheidsgebied speelden ook in de AIDS-crisis talloze sociale factoren samen – onder andere: seksualiteit, ras, geslacht, klasse, armoede, onderontwikkeling, kolonialisme en neokolonialisme, gezondheid, drugsgebruik, sekswerk, de macht van farmaceutische bedrijven, het karakter van de medische beroepsgroep, problemen met de volksgezondheid en nog veel meer. Het is altijd van belang in zo’n geval te onderzoeken wie wel of niet worden beschermd en dan ook nog eens in wiens belang. Om de AIDS-crisis effectief te kunnen aanpakken, moest dan ook met al deze factoren rekening worden gehouden.

De huidige pandemie vormt hierop geen uitzondering, met dat verschil dat deze nu in een context plaatsvindt waarin het neoliberalisme veel verder dan toen is voortgeschreden in de vernietiging van de gezondheidszorg, het verlagen van uitkeringen en het minimumloon en het creëren van precaire loonarbeid. De macht van multinationale farmaceutische ondernemingen is sterk toegenomen.

‘Nutteloze mensen’, het bestrijden van discriminatie en stigmatisering

In de beginjaren van de AIDS-crisis kwam er weinig reactie van de staat en de autoriteiten. De crisis werd beschouwd als een onbelangrijke kwestie die alleen marginale groepen betrof – homoseksuele mannen, mannen die seks hebben met mannen, drugsgebruikers, Haïtianen en andere gekleurde mensen (denk ook aan de racistische connotatie met ‘Afrikaanse AIDS’) en sekswerkers. Groepen die gedefinieerd werden als ‘risicogroepen’, een term uit de epidemiologie, wat sociale discriminatie en stigmatisering vergemakkelijkte.

In de ogen van conservatieve krachten (neoliberale regeringen voorop) konden de slachtoffers gemakkelijk gemist worden en ging met hun dood weinig verloren, een moraal die de strijd tegen het virus jaren achterop bracht. Alle inspanning was er in de eerste plaats op gericht om de ‘zogenaamde vitale bevolking’ (gecodeerd als blank, middenklasse en heteroseksueel) tegen de ‘verspreiders van HIV’ en tegen de ‘besmettingshaarden’ van de infectie te beschermen. De eerste AIDS-organisaties stelden hier tegenover voorlichting over de ziekte en het verdedigen van de zwaarst getroffen gemeenschappen. AIDS-activisten streden tegen discriminatie en racisme. Ze stelden de behoeften van de slachtoffers centraal en niet alleen de behoeften van de niet-geïnfecteerden.

In de huidige pandemie zien we discriminatie, racisme en stigmatisering van mensen uit China, Korea en andere Aziatische landen, niet in de laatste plaats aangewakkerd door de voortdurende verwijzingen door Trump en anderen naar het ‘Chinese’ virus (of door sommigen naar het ‘Aziatische’ virus). Op een ander niveau wordt ook geageerd tegen mensen uit Iran – met name in de context van het Midden-Oosten. Deze ongefundeerde focus op het verband tussen pandemie en de zogenaamde vroegste brandhaarden ( alsof alleen hier de dreiging vanuit ging) leidde bij vele regeringen tot wekenlange vertraging in het treffen van maatregelen.

Er gaan ook nu stemmen op die de meest kwetsbare mensen voor het coronavirus als ‘dor hout en nutteloos’ bestempelen – ze doelen dan op ouderen en op mensen met onderliggende problemen zoals een verzwakt immuunsysteem, mensen met kanker, HIV-infectie, diabetes, hartaandoeningen en vormen van invaliditeit.

Dit was vooral hoorbaar in de eerste reacties van Boris Johnson en de Britse regering met hun voorstellen voor ‘groeps-immuniteit’, of, in wat sommige mensen met pseudo-eugenetische ambities het ‘laten afsterven’ van het ‘overbodige’ deel van bevolking noemden. Ouderen zijn economisch gezien ‘niet-productief’ en parasiteren alleen maar op het systeem van sociale voorzieningen – een visie verblind door winsthonger die dwars staat op alle culturele tradities waarin ouderen om hun ervaring en wijsheid worden gerespecteerd.

Door het voorschrift om preventief ‘handen te wassen’ loopt daarnaast iedereen die geen toegang heeft tot schoon water (zoals vele oorspronkelijke bewoners in de First Nation reservaten in ‘Canada’) het gevaar als ‘een risico’ gezien te worden. Ook het officiële gebod om ‘sociale afstand’ te houden heeft als consequentie dat allen die niet de materiële mogelijkheden hebben om daaraan gehoor te geven, als een last worden gezien. (‘Sociale distantiëring’ draagt, zoveel is me nu wel duidelijk, direct bij aan het ontbinden van sociale samenhang. Aangezien we de sociale samenhang in de context van deze pandemie juist willen beschermen en uit bouwen, is het correcter om de term ruimtelijke of fysieke distantie te gebruiken.)

Naast de armen kunnen ook andere groepen moelijk aan dat voorschrift voldoen. Zoals de daklozen (die vaak geracialiseerd zijn) en bewoners in instellingen (waaronder verpleeghuizen) en gevangenissen, maar ook zij die zich niet kunnen permitteren om niet te werken als ze ziek zijn, een groep die explosief is gegroeid als gevolg van de precaire arbeid, het ontbreken van een minimumloon, van niet doorbetalen bij ziekte en in het algemeen van het gebrek aan sociale voorzieningen. De klasse- en raciale dimensies hiervan zijn overduidelijk. Vluchtelingen, migranten en mensen zonder status worden nog eens extra getroffen door het sluiten van de grenzen. Ook zij zijn vooral mensen van kleur.

Al deze omstandigheden dragen ertoe bij dat aan hen die het minst ‘gevaar’ lopen om te sterven als gevolg van het coronavirus voorrang wordt gegeven- de jongere, de ‘gezonde’, de niet-gehandicapte, de mensen met een gezond immuunsysteem en de rijken. Voor alles wordt hun gezondheid beschermd. Zij zijn de zogenaamde gezonde, vitale bevolking die beschermd moet worden tegen hen die mogelijkerwijs aan covid-19 kunnen sterven.

Deze tweedeling kan alleen succesvol doorbroken worden door op te komen voor de belangen van de inheemse volkeren en -gemeenschappen en van daklozen, te strijden voor betaald ziekteverlof voor alle werknemers, het verbieden van huisuitzetting en uitstel van hypotheekaflossingen, voor het recht om onveilig werk te weigeren en voor adequate sociale steun aan vluchtelingen en migranten. Dit gevecht moet centraal staan in de sociale reacties op de pandemie.

Sociale solidariteit en verantwoordelijkheid – van veilige praktijken tot ‘ruimtelijke of fysieke afstand’

Toen mensen als Michael Callen (een vroege AIDS-activist die met AIDS leeft), ontdekten dat AIDS werd overgedragen (nog voor HIV werd geïdentificeerd), door specifieke seksuele handelingen en via bloed-naar-bloedcontact, leidde dit tot een praktijk van veilige seks en bij drugsverslaafden tot een veilig gebruik van injectienaalden. Deze praktijken waren effectief in het terugdringen van HIV-overdracht.

Dit werd niet beschouwd als een individuele verantwoordelijkheid, maar als een sociale en collectieve verantwoordelijkheid. De gedragsverandering kwam onmiddellijk ten goede aan de gemeenschap. Het was niet een gemakkelijk proces, voorlichting en steun speelden er een belangrijke rol in. Er werd voorondersteld dat iedereen geïnfecteerd kon zijn, waardoor de barrières tussen de geïnfecteerden en de niet-geïnfecteerden werden geslecht. Onder drugsverslaafden werd gestreefd naar het terugdringen van risicovol gebruik. Veilig vrijen werd geërotiseerd, het beoefenen van veilige seks een plezier.

In de huidige pandemie nemen deze sociale praktijken een andere vorm aan. Om te kunnen werken moeten ze echter een even collectief karakter hebben. Fysieke afstand bewaren – in combinatie met het wassen van de handen, het gebruik van handschoenen en het hoesten en niezen in de mouw et cetera – is maatschappelijk noodzakelijk om het aantal infecties en sterfgevallen te verminderen. Dit vraagt van ons allen om het essentiële werk van de sociale reproductie (inclusief de toename van zorgarbeid), op meer afstand van elkaar te verrichten. Juist deze dagelijkse/nachtelijke arbeid – waarvan een groot deel niet wordt betaald en die vaak wordt verricht door vrouwen (zowel cis als trans) – schept kansen voor onze overleving. We moeten in onze sociale praktijken steun en solidariteit centraal stellen om hen die het meeste risico lopen tegen covid-19 te beschermen. We moeten ons afkeren van een egoïstische individualisme dat in een kapitalistische omgeving vaak een eerste, primaire reactie is op een gezondheidscrisis.

Net als bij een praktijk als veilig vrijen vereist zo’n collectief antwoord voorlichting en steun. Regeringen en ambtenaren zouden dit kunnen aanmoedigen, maar de sterkste impulsen moeten van onderop komen. De ervaringen met de eerste steungroepen en buddysystemen voor mensen met HIV of AIDS kunnen daarbij inspireren. Bij de huidige pandemie worden al op veel plaatsen netwerken van wederzijdse hulp en sociale solidariteit zichtbaar. Ze moeten volop gefaciliteerd worden en van middelen voorzien om steun te bieden, ook aan hen die in quarantaine verblijven. Dit soort initiatieven zijn van cruciaal belang voor het verlagen van het besmettings- en sterftecijfer. De komende maanden zullen cruciaal zijn.

Gezondheidszorg voor iedereen – zorg van bovenaf moet zorg van onderop worden

Centraal in het AIDS-activisme stond de gezondheidszorg voor iedereen. In de VS hebben ACT UP-groepen belangrijke campagnes gevoerd voor een onbelemmerde toegang tot de gezondheidszorg. In Canada en elders waar de welvaartsstaat sterker was, was de toegang tot de gezondheidszorg weliswaar ruimer, maar ook daar bestonden grote problemen (geen medicijnen, dure behandelingen, geen dekking voor tandheelkundige zorg, enz). Sinds de jaren ’80 en ’90 is de toegang tot de gezondheidszorg overal verslechterd als gevolg van bezuinigingen en privatiseringen. De gezondheidsinfrastructuur is grotendeels afgebroken.

Zoals de Amerikaanse schrijver en activist Mike Davis met betrekking tot de huidige pandemie aangeeft: ‘een kapitalistische globalisering is biologisch eenvoudig onmogelijk  bij gebrek aan een echte internationale volksgezondheidsinfrastructuur. Zo’n infrastructuur is pas denkbaar als de volksbewegingen de macht van Big Pharma en de gezondheidszorg met winstoogmerk gebroken hebben’.

Volgens Davis is het van het grootste belang voor onze overleving om de gezondheidszorg te onttrekken aan het kapitalistische winststreven van de grote geneesmiddelenindustrie. Als we de pandemie met succes willen aanpakken, moeten we de gezondheidszorg en het sociale beleid ingrijpend veranderen. Dit moet gebaseerd zijn op een vrije toegang voor iedereen tot hoogwaardige zorg, tot tests, behandelingen en vaccins wanneer deze beschikbaar komen.

Met de ervaringen van feministische gezondheidsorganisaties en AIDS-activisten moet dit een gezondheidzorg van onderop zijn dat mensen meer controle geeft over het eigen lichaam en de gezondheid en dat breekt met de kapitalistische gezondheidszorg en de macht van de farmaceutische bedrijven.

Michel Foucault, een Franse theoreticus, schreef over ‘biopolitiek’ waarbij sociale machtsstructuren vanaf de 19de eeuw lichaam en bevolking mobiliseerden om politieke macht te creëren. De politiek van het ACT UP type begon met een ‘biopolitiek van onderop’ te verwoorden die we kunnen aanwenden en uitbouwen om een einde te maken aan deze pandemie.

Overdracht van middelen naar de ‘Global South’

In de AIDS-crisis pleitten AIDS-activisten in het Manifest van Montreal (uitgegeven door ACT UP NYC en AIDS ACTION NOW! op de Wereld-AIDS-conferentie in Montreal in 1989) ervoor om rijkdom en middelen ter beschikking te stellen aan de Global South om de verwoestingen van AIDS  te bestrijden. Dit was gebaseerd op de gedachte dat de onderontwikkeling van een groot deel van de Global South het gevolg was van uitbuiting en plundering door kolonialisme en imperialisme. Om succesvol te zijn in de strijd tegen AIDS, waren ook in het Zuiden meer middelen nodig. Hoewel de campagnes slechts een beperkte impact hadden, wezen ze in een zeer belangrijke richting.

In de huidige pandemie is de situatie een beetje anders. Hoewel China geconfronteerd werd met de eerste uitingen van het virus zijn dit land en Cuba de enige landen ter wereld die over de vaardigheden en middelen lijken te beschikken om mensen in Iran, Italië, Irak, Venezuela, Nicaragua en andere landen te helpen.

We zien hier in feite hoe het neoliberale kapitalisme en zijn vernietigende uitwerking op gezondheidsgebied het vermogen hebben verzwakt van landen in Europa en de VS om op de pandemie te reageren. Tegelijkertijd veroorzaken vormen van kolonialisme en neokolonialisme en imperialisme nog steeds ‘onderontwikkeling’ in grote delen van het ‘mondiale zuiden’ en bestaat er een dringende behoefte aan de overdracht van middelen, rijkdom en deskundigheid.

Belangrijk is dat er een einde wordt gemaakt aan de sancties tegen Iran en Venezuela, die het voor deze samenlevingen veel moeilijker maken om de pandemie het hoofd te bieden. Ook de sancties tegen Cuba dienen opgeheven te worden, alleen al omdat het andere landen onmogelijk maakt om gebruik te maken van de medische ervaring die Cuba heeft opgedaan. De Israëlische staat met zijn afsluiting van Gaza en de bezette gebieden maakt het de Palestijnen moeilijk om de pandemie te overleven. Israël moet hulp en bijstand toelaten en de Palestijnen niet laten sterven.

Problemen met afstand en isolatie

De maatregelen om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan leveren moeilijkheden op. De ‘sociale distantie’ (of liever de ruimtelijke of fysieke distantie) wordt op een individualistische manier benaderd. Wie over ruime materiële middelen beschikt kan dit gemakkelijker realiseren dan wie daar niet over beschikt. Daarbij spelen ook raciale en klassenverschillen een rol. De maatregelen brengen ook geestelijke gezondheidsproblemen voort, eenzaamheid, isolement, spanningen en depressies. ‘Sociaal isolement’ kan de problemen van huiselijk geweld, geweld tegen vrouwen en kinderen versterken.

We moeten manieren ontwikkelen om hier adequaat op te reageren. We moeten steun en solidariteit bieden en duidelijk maken dat dit fysieke afstand houden een collectief noodzakelijke maatregel is, die een gemeenschapsverantwoordelijkheid uitdrukt. We moeten met mensen consequent in contact blijven via telefoon, e-mail, facetime en andere sociale media. We moeten hen helpen om boodschappen te doen en wederzijdse hulp en netwerken faciliteren. De beelden uit Italië, Libanon en uit andere plaatsen van mensen die voor en met elkaar vanaf hun balkon zingen, zijn inspirerende, vrolijk stemmende uitingen van onderlinge steun.

We verzetten ons tegen het uiteenvallen van onze sociale strijd en bewegingen en tegen de sociale organisatie van het vergeten –  terug de straat op zodra we dat kunnen

Van bovenaf wordt ‘sociale distantie’ en het verbod op openbare bijeenkomsten op straat gebruikt om onze strijd en bewegingen de kop in te drukken. In de AIDS-crisis hebben we ons verzet tegen elke poging om ons zo te overstelpen met verdriet dat we onze collectieve strijd niet konden voortzetten. We hebben ons hiertegen verzet door de politieke mobilisatie van boosheid, woede en verdriet, inclusief de ontwikkeling van ‘politieke begrafenissen’. In de AIDS-crisis konden we onze sociale en collectieve reactie en onze macht van onderop steeds openlijk uitdrukken in directe acties. In deze pandemie kunnen we dit niet meer doen.

De machthebbers proberen deze pandemie te gebruiken om onze sociale strijd uit te schakelen en hun klassen- en rassenbelangen te bevorderen. De afkondiging van de noodtoestand die in bepaalde opzichten te rechtvaardigen is, geeft de staat ook bevoegdheden die ze collectief en individueel tegen ons gebruiken. We mogen niet vergeten hoe de quarantainewetgeving in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw werd gebruikt tegen de groepen mensen die het zwaarst werden getroffen door de AIDS-crisis.

De afgedwongen demobilisatie wordt het duidelijkst zichtbaar in het protest tegen de aanleg van olie pijpleidingen, in de grote lerarenstrijd in Ontario, in het stopzetten van de acties tegen de neoliberale pensioenhervorming en in de protesten van de Gele Hesjes in Frankrijk. We moeten de strijd gaande houden, en daarbij nieuwe tactieken gebruiken. Zo moest de week tegen de Israëlische Apartheid van dit jaar (een pro-Palestijnse week van voorlichting en actie) veel activiteiten staken en uitstellen, maar werd de week via de sociale media toch in leven gehouden.

We moeten de strijd op zoveel mogelijk verschillende manieren gaande houden, en ook deze pandemische periode gebruiken om zo veel mogelijk voorlichting te geven. We moeten de sociale media gebruiken als een terrein van strijd, terwijl we tegelijkertijd ook de beperkingen ervan moeten onderkennen, waaronder het feit dat niet iedereen er toegang toe heeft. We kunnen het internet en de sociale media gebruiken om onze herinneringen en ervaringen op te slaan en deze voor kritische sociale analyse aan te wenden.

We mogen niet toestaan dat ze ons de strijd, die we vóór deze pandemie hebben gevoerd, doen vergeten, noch wat we van het overleven ervan leerden over de noodzaak om van het neoliberale kapitalisme af te komen en hoe een radicale sociale transformatie tot stand te brengen. Als de situatie het toelaat, moeten we terugkeren naar de straat en grote openbare bijeenkomsten beleggen om onze strijd voor rechtvaardigheid en waardigheid voort te zetten en te bevruchten met de wijsheid van wat we hebben geleerd van het overleven van deze crisis.

 

Referentie- en bronnenlijst

  • The AIDS Activist History Project, https://aidsactivisthistory.ca/
  • ACT UP (NYC) and AIDS ACTION NOW! (Toronto) The Montreal Manifesto, . https://aidsactivisthistory.omeka.net/items/show/67
  • Richard Berkowitz and Michael Callen, How to Have Sex in an Epidemic: One Approach, News From the Front Publications, 1983.
  • Mike Davis, In a Plague Year, Jacobin, 03,14,2020, https://jacobinmag.com/2020/03/mike-davis-coronavirus-outbreak-capitalism-left-international-solidarity
  • Nick Dyer-Witheford, Cyber-Marx: Cycles and Circuits of  Struggle in High-Technology Capitalism, Champaign, Illinois: University of Illinois Press, 1999.
  • Michel Foucault, History of Sexuality: Volume One, An Introduction, New York: Vintage, 1980.
  • Gary Kinsman, The Regulation of Desire: Homo and Hetero Sexualities, Montreal: Black Rose, 1996.
  • Gary Kinsman, Managing AIDS Organizing: ‘Consultation,’ ‘Partnership,’ and Responsibility’ As Strategies of Regulation, in the second edition of William Carrol, ed., Organizing Dissent: Contemporary Social Movements in Theory and Practice, (Toronto: Garamond, 1997), pp. 213-239.
  • Gary Kinsman, AIDS Activism: Remembering Resistance versus Socially Organized Forgetting, in Suzanne Hindmarch, Michael Orsini, and Marilou Gagnon, eds., Seeing Red, HIV/AIDS and Public Policy in Canada, Toronto: University of Toronto Press, 2018, pp. 311-333.
  • Gary Kinsman and Patrizia Gentile, The Canadian War on Queers, National Security as Sexual Regulation, Vancouver: University of British Columbia Press, 2010.
  • Eric Mykhalovskiy, and George W. Smith, Hooking up to social services: A report on the barriers people living with HIV/AIDS face assessing social services. Toronto, ON: Community AIDS Treatment Information Exchange, 1994.
  • Ontario Coalition Against Poverty, Rapid & Dramatic Shelter and Drop-in Expansion Necessary, March 18. 2020, https://ocap.ca/covid-19-homeless-response/
  • Cindy Patton, Sex and Germs: The Politics of AIDS, Montreal: Black Rose, 1986.
  • Cindy Patton, Inventing AIDS, New York and London: Routledge, 1990.
  • Panagiotis Sotiris, Is a Democratic Biopolitics Possible, The Bullet, March 14, 2020, at: https://socialistproject.ca/2020/03/is-a-democratic-biopolitics-possible/#more

Gary Kinsman was een van de eerste drie medewerkers van het AIDS Commitee of Toronto, lid van AIDS ACTION NOW!, de Newfoundland AIDS Association, de Valley AIDS Concern Group in Nova Scotia, en nu het AIDS Activist History Project (https://aidsactivisthistory.ca/). Hij is ook de auteur van The Regulation of Desire, en co-auteur van The Canadian War on Queers. Zijn website is: https://radicalnoise.ca/.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Radical Noise. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.