Opeens kunnen de grenzen voor arbeidsmigranten wagenwijd open
De coronacrisis legt bloot hoezeer we voor onze voedselvoorziening afhankelijk zijn van arbeidsmigranten. Nu het eten op ons bord in gevaar dreigt te komen, vervagen regels over grenzen, migratie en benodigde papieren.
De Marokkaanse Mohammed Lekkouz (42) kreeg begin dit jaar een tijdelijk contract: voor 5 euro per uur mocht hij tomaten komen plukken bij een groot bedrijf gespecialiseerd in biologische groente en fruit in de Spaanse provincie Almería. 40 euro voor een dag werken, in een kas waar het in het vroege voorjaar al bloedheet kan worden. Lekkouz was allang blij: hij had werk. Maar toen hij zijn baas halverwege maart vroeg om betere maatregelen om zich tegen corona te beschermen (zijn collega’s en hij werkten toen nog zonder mondkapjes en zonder handschoenen), kon Lekkouz vertrekken.
Niet veel later trok de Europese Commissie aan de alarmbel: doordat lidstaten hun grenzen sloten om de verspreiding van corona tegen te gaan, was er een tekort ontstaan aan handen om te helpen bij de oogst, wat veelal door (slecht betaalde, tijdelijke) arbeidsmigranten werd gedaan.
Commissievoorzitter Ursula von der Leyen riep alle lidstaten op om seizoensarbeiders toe te laten, onafhankelijk van de individuele coronamaatregelen die per land golden. Want de wereld mag dan op pauzestand staan, oogsten laten niet op zich wachten. Het is plukken of laten wegrotten, met alle gevolgen (economische misère voor de boeren, voedselschaarste op de markt) van dien.
Er was een pandemie voor nodig, maar het lijkt eindelijk door te dringen hoezeer we voor de groente en fruit op ons bord leunen op het werk van arbeidsmigranten.
Europa komt handen tekort
Eind maart besloot de Duitse regering om dit jaar geen seizoenswerkers uit andere landen te laten komen, maar daar kwam ze een week later al op terug. Dat kwam deels door de druk vanuit Brussel, maar ook door weerstand van de landbouwsector, die weet hoe afhankelijk ze is van de handen van de seizoensarbeiders. Het land heeft de komende tijd maar liefst honderdduizend arbeidskrachten nodig om allerhande gewassen te oogsten. Tachtigduizend mensen mogen alsnog vanuit Oost-Europese landen naar Duitsland komen, de overige twintigduizend moeten binnen Duitsland worden gevonden. De regering richt zich hiervoor tot werklozen, studenten en asielzoekers.
Arbeidsmigranten in Europa
Door de economische groei in de decennia die volgden op de Tweede Wereldoorlog, nam het aantal arbeidsmigranten in West-Europa toe. Voor vacatures aan de onderzijde van de arbeidsmarkt, die niet meer konden worden ingevuld door de landen zelf, werden honderdduizenden mensen uit Zuid-Europa, Noord-Afrika en Turkije gevraagd.
Dankzij Europese wetgeving kunnen tegenwoordig alle EU-burgers in een andere EU-lidstaat werken, zonder dat zij daarvoor een (werk)visum hoeven aan te vragen. Landen beslissen zelf of ze daarnaast ook arbeiders van búiten de EU willen toelaten, en hoeveel. In de Nederlandse landbouwsector werken bijvoorbeeld geen seizoensmigranten van buiten de EU, maar in Spanje en Italië wel. Polen, waarvandaan veel inwoners tijdelijk naar West-Europa gaan om te werken, laat op haar beurt weer veel Oekraïners toe om in de groente- en fruitsector te werken.
De EU heeft bepaald dat voor werknemers van binnen de EU dezelfde rechten gelden als voor arbeidskrachten van buiten de EU. Bij seizoensarbeiders die zwart werken – dat gebeurt vaker onder niet-EU-arbeiders dan onder werkers uit de EU – is dit nauwelijks te controleren.
In Spanje namen de zorgen over de oogst toe toen Marokko half maart zijn grenzen sloot. Op dat moment waren in de zuidelijke provincie Huelva nog maar zevenduizend van de normaal gesproken negentienduizend Marokkaanse landarbeiders gearriveerd voor het aanstaande hoogseizoen.
Spanje is een van Europa’s grootste exporteurs van groente en fruit. Naast (Noord-)Afrikaanse arbeiders draait de Spaanse land- en tuinbouw voor een groot deel op mensen uit Oost-Europa. Nu deze mensen niet (kunnen) komen vanwege de strenge coronamaatregelen en angst voor het virus, trekt Spanje alles uit de kast om het gat binnenshuis te dichten. Zo werden werkloze Spanjaarden begin april opgeroepen om, met behoud van hun uitkering, te komen werken in de landbouw. Het nam enige druk weg, maar de sector komt nog altijd duizenden mensen tekort.
Ondertussen kijken de Italianen hoopvol naar seizoensarbeiders van buiten de Europese Unie, nu Roemeense arbeiders daar massaal wegblijven. Burgemeester Giorgio Gori van de zwaar getroffen stad Bergamo deed begin april een oproep om zo snel mogelijk een decreet uit te vaardigen waarmee minstens tweehonderdduizend niet-Europese seizoensarbeiders aan het werk kunnen worden gezet in Italië.
Nauwelijks bescherming
De Marokkaanse Lekkouz heeft de juiste papieren om in Spanje te mogen werken. Voor veel van zijn collega’s geldt dat niet. Met name in de Zuid-Europese landbouwsector werken veel mensen zonder verblijf- en werkvergunning. Bij gebrek aan voldoende landarbeiders besloot Spanje om het voorlopig door de vingers te zien als mensen van wie de werkvergunning verlopen is, toch doorwerken. Ook werd besloten dat asielzoekers die minder dan een halfjaar in Spanje zijn, in de landbouw mogen werken. Normaal gesproken mag dat pas na zes maanden.
Onze afhankelijkheid van buitenlandse arbeidskrachten staat in schril contrast met de manier waarop met deze mensen wordt omgegaan. Als ze in het wit werken, ontvangen ze meestal het minimumloon. Werken ze zwart, dat ligt dat bedrag nog lager (naar schatting werken er bijvoorbeeld in Nederland een half miljoen mensen zwart. Hoeveel van hen in de landbouw werken, is niet bekend). Ze zijn kwetsbaar voor intimidatie en onderdrukking en hun tijdelijke onderkomen moeten ze vaak delen met collega’s.
Tijdens de coronacrisis blijkt bovendien dat de veiligheid van werknemers nauwelijks prioriteit heeft. Werkgevers nemen lang niet altijd de juiste beschermingsmaatregelen om verspreiding van het virus tegen te gaan. Wie daar iets van zegt, zoals Lekkouz deed, is zijn of haar baan niet zeker. Hij heeft inmiddels van collega’s gehoord dat zijn oude werkgever voor maskers en handschoenen heeft gezorgd en extra kranen heeft laten plaatsen zodat de arbeiders hun handen kunnen wassen. Maar die maatregelen lijken vooral eigenbelang van de baas te zijn: werknemers van het bedrijf moesten een papier ondertekenen waarin staat dat het bedrijf zich aan de coronavoorschriften houdt.
Onethische weeffouten
Regels en standpunten over grenzen, migratie en papieren kunnen blijkbaar op slag versoepeld worden zodra onze aardbeien en asperges worden bedreigd. Plotseling konden de grenzen in Duitsland tóch open voor Oost-Europeanen, zocht Italië naarstig naar de weggebleven seizoensarbeiders van buiten de EU en kunnen nieuwe asielzoekers in Spanje wél meteen aan het werk. De veiligheid van de werknemers lijkt ondergeschikt aan het slagen van de oogst.
Volgens Tuur Elzinga, vicevoorzitter van de Nederlandse vakbond FNV, is het hoog tijd dat arbeidsmigranten meer waardering krijgen, óók in Nederland. Hoewel de wet werkgevers verplicht om het minimumloon uit te betalen en de cao’s te volgen, bestaan er in de praktijk namelijk allerlei constructies waardoor een buitenlandse arbeidskracht toch goedkoper is dan een Nederlandse, zoals door het openen van een brievenbusvestiging in Oost-Europa, om het betalen van sociale premies in Nederland te ontlopen.
Collectiviteit krijgt bovendien geen kans. Op één plek werken vaak mensen van verschillende nationaliteiten, die door verschillende uitzendbureaus en tussenpersonen zijn geplaatst, zegt Elzinga. Daarnaast zijn er nog zelfstandigen, die zelf hun prijs bepalen en daarmee dus onder het minimumloon kunnen gaan zitten.
Het gevolg is dat er concurrentie ontstaat op de werkvloer, in plaats van solidariteit om samen fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden te eisen. “De sector is al jaren gebaseerd op een model waar veel geld wordt verdiend door concurrentie op loonkosten aan te jagen. Wettelijk mag het, maar het is wel onethisch. De coronacrisis biedt kansen om na te denken over de weeffouten in ons systeem, en hoe we die kunnen herstellen.”
Enkele collega’s van Mohammed Lekkouz, die ook betere beschermmaatregelen eisten, zijn samen met hem ontslagen, vertelt hij. Maar de meeste werkers durfden hun mond niet open te doen, bang om op straat te belanden. Lekkouz zelf hoopt binnenkort elders als seizoensarbeider aan de slag te kunnen. Maar omdat hij in verband met de lockdown in Spanje niet zomaar de straat op mag, moet hij per telefoon of via internet een contract zien te bemachtigen. Dat is tot nu toe niet gelukt.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op One World.