De arbeidersklasse in de Verenigde Staten wordt geconfronteerd met enorme moeilijkheden, maar er zijn een paar hoopvolle tekenen van beweging op werkplekken, in vakbonden, in gemeenschappen en ter linkerzijde. Tijdens het schrijven van dit artikel verspreidde de nationale opstand tegen de politiemoord op George Floyd zich over het hele land, waardoor zowel het coronavirus als de geplande heropening van het land, die bedoeld was om een einde te maken aan de depressie, nog steeds onzeker zijn. Het is echter duidelijk dat al deze gebeurtenissen samen doen vermoeden dat we een nieuw tijdperk inluiden in de strijd voor democratie en socialisme.
De Amerikaanse arbeidersklasse wordt momenteel geconfronteerd met drie enorme problemen. Ten eerste het coronavirus dat zich nog steeds over de Verenigde Staten verspreidt en lijden en dood veroorzaakt. Er zijn nu 104.000 doden geteld. We kunnen binnenkort een tweede golf van de pandemie verwachten als gevolg van een overhaaste heropening van de Amerikaanse economie zonder de nodige aandacht voor de bescherming van de gezondheid van de werkende bevolking en de samenleving in het algemeen.
Ten tweede bevinden we ons in een economische crisis van ongekende proporties, een tweede Grote Depressie die wellicht erger is dan de eerste. We hebben 43 miljoen werklozen, een percentage van ongeveer 25 procent. Een recente studie schat dat 42 procent van deze ontslagen permanent zou kunnen worden; dat wil zeggen dat we na deze crisis nog steeds een werkloosheidscijfer van 15 procent kunnen hebben!
Ten derde hebben we onder president Donald Trump een nieuw soort regering in de Verenigde Staten, een autoritaire regering – vijandig tegenover vakbonden, arbeiders, mensen van kleur, vrouwen en holebi’s – die veel van de normen en gebruiken van alle vorige regeringen schendt en een crisis gecreëerd heeft die we nu wel een permanente constitutionele crisis kunnen noemen. Hij heeft niet alleen de republikeinse partij veroverd en gedisciplineerd, maar hij heeft ook de harde kern van zijn aanhang van ongeveer 40 procent van het electoraat behouden en extreemrechtse bewegingen, waaronder neonazi’s en gewapende milities, gemobiliseerd.
De arbeidersklasse vóór de huidige crisis
Om te begrijpen hoe de situatie van de Amerikaanse arbeidersklasse is, moeten we een aantal vragen stellen. Wat is het uitgangspunt? Dat wil zeggen, wat was de situatie van de Amerikaanse arbeiders vóór de pandemie? Wat is de huidige situatie? En wat voor soort arbeidersverzet vindt er nu plaats?
De Amerikaanse arbeidersklasse is sinds ongeveer 1980 in verval; dat wil zeggen, twee generaties lang zijn de vakbonden in omvang en sociaal gewicht afgenomen, zijn stakingen vrijwel verdwenen en is de stem van de arbeiders in het sociale en politieke leven van het land zwakker geworden. Vóór de pandemie was slechts 10 procent van alle arbeiders in Amerika lid van een vakbond, en in de particuliere sector slechts 6 procent. Weinig vakbondsleden woonden de vakbondsvergaderingen bij en veel van hen stemden niet tijdens verkiezingen voor hun vakbondsbestuurders. Tijdens die 40 jaar stagneerden de lonen en op veel werkplekken verslechterden de omstandigheden en daalden de uitkeringen.
Percentage van de arbeiders dat lid was van een vakbond van 1917 tot 2017.
In februari 2018 leidde een lerarenstaking in West-Virginia tot een reeks stakingen van onderwijsmedewerkers – in Oklahoma, Arizona, Kentucky, North Carolina, Colorado, en Los Angeles en Oakland in Californië – die tot in 2019 doorging. In Chicago was er een staking van 15 dagen van de Chicago Teachers Union en er was een staking van 9 dagen van de United Teachers of Los Angeles, beide zijn lokale bonden waar meer militante, gewone leden de leiding van de vakbond hadden overgenomen. Bij de stakingen waren ongeveer 500.000 leerkrachten en anderen betrokken en ze hebben in veel gevallen aanzienlijke resultaten geboekt. Toch verspreidden de stakingen zich niet naar andere werkers in de publieke sector en leken ze geen invloed te hebben op arbeiders in de particuliere sector.
Er waren ook tientallen stakingen van verpleegkundigen en andere gezondheidswerkers, waarvan sommige voor de overheid werkten, andere voor organisaties zonder winstoogmerk en weer andere voor privéziekenhuizen. Bij deze stakingen onder leiding van verschillende vakbonden waren tienduizenden arbeiders betrokken en ze vonden allemaal plaats vóór de huidige coronapandemie.
In dezelfde periode van enkele jaren vóór de coronacrisis was er ook een aantal stakingen in de particuliere sector. De Communications Workers of America (CWA) leidde verschillende van deze stakingen of volgde haar leden als die het voortouw namen. Op 13 april 2016 leidde de CWA een staking van 39.000 arbeiders bij het technologie bedrijf Verizon en na 45 dagen ‘hadden ze de eisen van het bedrijf om concessies te doen op het gebied van werkzekerheid en flexibiliteit afgeslagen, wonnen ze 1.300 nieuwe vakbondsleden en bereikten ze een eerste contract bij zeven Verizon Wireless-winkels’. CWA staakte ook bij AT&T in 2016, Pacific Bell in 2017 en in 2018 verlieten 9.500 CWA-leden hun werkplek in een wilde staking bij AT&T Midwest.
Ook het aantal stakingen van servicemedewerkers is tussen 2017 en 2019 toegenomen. Zeven lokale UNITE HERE-bonden verspreid over zeven tijdzones, van Hawaï, San Francisco, Oakland, San Diego, San Jose, Detroit, tot Boston, organiseerden in 2018 gedurende twee maanden stakingen onder de leus ‘Één baan moet genoeg zijn’ bij de hotels van Marriott (Marriott, Westin en Sheraton). Ze bereikten hogere lonen, betere uitkeringen en meer werkzekerheid.
De Stop & Shop-staking moet ook worden vermeld. Vijfendertigduizend leden van vijf lokale bonden van United Food and Commercial Workers in de staten Massachusetts, Rhode Island en Connecticut liepen op 11 april naar buiten voor een beter loon en om hun gezondheidsplannen te verdedigen. De staking, waarvan de picket lines door de Teamsters werden gerespecteerd, bleek zeer effectief en de vakbond toonde aan dat ze haar leden met succes kon verdedigen.
De staking in 2019 van United Auto Workers tegen General Motors omvatte 48.000 arbeiders in 50 fabrieken in de Verenigde Staten en duurde van 15 september tot 16 oktober, maar slaagde er niet in om te bereiken wat veel arbeiders dachten dat het belangrijkste doel moest zijn, de eliminatie van de vele lagen – verschillende salarisschalen – onder de GM arbeiders. Hoewel elk van deze stakingen belangrijk was – de ene met meer succes dan de andere – hadden ze weinig invloed op de arbeidersbeweging als geheel.
Alle hier genoemde stakingen in de particuliere sector samen hebben aangetoond dat de vakbonden de mythe van de jaren tachtig tot de jaren 2000, ‘dat de staking dood was’, aan het overwinnen waren. De staking leeft nog steeds.
Jaarlijkse werkonderbrekingen waarbij 1.000 of meer arbeiders betrokken waren van 1947-2018.
Vakbondsactivisten hebben het vaak over de ‘arbeidersbeweging’, maar in werkelijkheid is het een verkeerde benaming. Er zijn veel vakbondsorganisaties, maar er is al tientallen jaren niet veel beweging. Waarom is dat? Tijdens de hele naoorlogse periode, maar vooral na het midden van de jaren zeventig, hebben Amerikaanse vakbondsleiders de strijd tegen de werkgevers, tegen de kapitalistische klasse, grotendeels opgegeven.
Zelfs daarvóór, vanaf eind jaren dertig, werd de vakbondsbureaucratie een sociale kaste in de arbeidersklasse. De bureaucraten werkten niet meer in de industrie waar ze vandaan kwamen, ze verdienden hogere salarissen, genoten van speciale gezondheids- en pensioenprogramma’s en voordelen zoals auto’s en onkostenrekeningen, en brachten hun werktijd vaak door met bedrijfs- en overheidsfunctionarissen. De vakbondsfunctionarissen geloofden dat hun plaats in de arbeidsverhoudingen en in de maatschappij hen een geprivilegieerde positie gaf en dat ze de keuzes die de vakbond moest maken beter begrepen dan haar leden.
De bestuurders handelden over het algemeen binnen een filosofie van ‘partnerschap’ met de werkgevers, waarbij ze zich inspanden om de werkgevers te beschermen tegen overheidstoezicht of buitenlandse concurrentie, in de overtuiging dat de winstgevendheid van bedrijven de banen en lonen van hun leden verzekerde. Om de confrontatie bij het verdedigen van hun leden te vermijden en hun situatie te verbeteren, wendden ze zich tot de Democratische Partij om een ‘hervorming van het arbeidsrecht’ te realiseren die het organiseren van arbeiders zou vergemakkelijken, hoewel de ene Democratische Partijvoorzitter na de andere hen jaar na jaar in de steek liet. Dit alles droeg bij aan de daling van het aantal leden, het verdwijnen van staking en de stagnatie van de lonen.
Productiviteit en reeë’l inkomen
Andere bewegingen van arbeiders
Terwijl de vakbonden – met uitzondering van de recente stakingen van leerkrachten – de laatste decennia vooral stil zijn geweest, zijn er ook andere bewegingen van arbeiders geweest. De belangrijkste daarvan zijn de immigrantenbeweging in 2006, de Occupy Wall Street-beweging in 2011 en de Black Lives Matter-beweging in 2014.
Immigrantendemonstraties op het hoogtepunt in mei 2006.
Terwijl de vakbondskoepel AFL-CIO en sommige vakbonden deze bewegingen symbolisch steunden, heeft de georganiseerde arbeidersbeweging ze in werkelijkheid niet volledig omarmd. De vakbondsbureaucratie vormt geen bondgenootschap met dergelijke bewegingen als ze opkomen, ze mobiliseert haar leden niet om deze bewegingen te steunen, noch gebruikt ze haar economische macht – de macht van de staking – om immigranten en zwarte arbeiders te verdedigen als ze geconfronteerd worden met racistisch beleid. Wanneer sociale bewegingen ontstaan, doen ze dat over het algemeen op eigen houtje en de vakbeweging gaat haar eigen weg. De twee komen zelden samen, behalve wanneer gewone leden of een of andere lokale vakbondsbestuurder besluiten om de problemen van de beweging op te pakken – en dat is zeldzaam.
Bezettingen en demonstraties van Occupy Wall Street in de VS in 2011.
De sociale bewegingen, die duidelijk deel van de arbeidersbeweging zijn, zijn over het algemeen tijdelijk. Ze ontstaan soms als reactie op positieve voorstellen van de regering, zoals het geval was met de immigrantenbeweging van 2006, die reageerde op het voorstel van de Republikeinse president George W. Bush voor een immigratiehervorming. Of meer typisch reageren ze op een negatieve ontwikkeling, zoals Occupy Wall Street reageerde op de recessie in 2008 en Black Lives Matter reageerde op het racisme en geweld van de politie. In ieder geval hebben deze bewegingen van werkende mensen niet de neiging om permanente organisaties te vormen. Een grote verscheidenheid aan immigrantengroepen, van de in Washington DC gevestigde Nationale Raad van La Raza tot lokale plaatselijke clubs en voetbalteams vormden de immigrantenhervormingsbeweging, maar zijn nooit samengesmolten tot een nieuwe nationale organisatie.
Black Lives Matter protesten in 2014-15 (Kaart gemaakt door studenten).
Occupy Wall Street trok veel mensen aan die zich zorgen maakten over de economische ongelijkheid en de rol van geld in de politiek, maar toen het Witte Huis onder Barack Obama de onderdrukking organiseerde door middel van coördinatie met de lokale politiekorpsen en met 8.000 arrestaties, kwam ze nooit meer terug. Black Lives Matter heeft nooit een nationale conventie bijeengeroepen om een nieuwe groep op te richten, en daarna kwamen de filantropische stichtingen, de NGO’s en de Democratische Partij er op af en trokken een aantal van haar leiders weg. Het was niet langer een beweging, hoewel sommige lokale demonstranten de naam ervan hebben overgenomen en dat nog steeds doen. De Me Too-beweging tegen seksuele aanvallen van mannen op vrouwen begon met rijke en machtige vrouwen in hogere kringen, zoals acteurs, maar ze had ook een sterke invloed op vrouwen in alle sociale klassen, inclusief de arbeidersklasse; er ontstond echter geen nieuwe vrouwenorganisatie en -beweging.
De campagnes van Bernie Sanders in 2016 en 2020
De twee campagnes van Bernie Sanders voor het presidentschap hebben duidelijk de energie van de Occupy Wall Street-beweging opgepakt en twee van haar belangrijkste ideeën overgenomen: Amerika’s groeiende economische ongelijkheid en de buitensporige rol van geld in de politiek. Sanders ontwikkelde een economisch programma dat inging op de problemen van miljoenen Amerikanen, met de nadruk op een ziektekostenverzekering voor iedereen (Medicare for all), gratis hoger onderwijs en hogere lonen van minstens 15 dollar per uur. Ook riep hij op tot vakbondshervormingen, die volgens hem tot een verdubbeling van de omvang en de kracht van de vakbeweging zouden leiden. Sanders heeft al jaren de reputatie de vakbonden en hun stakingen te steunen, iets wat hij tijdens zijn campagnes heeft voortgezet.
In 2016 volgden de meeste Amerikaanse vakorganisaties het historische patroon en steunden ze Sanders’ tegenstander Hillary Clinton, de kandidaat van het establishment van de Democratische Partij en van een zeer groot deel van de Amerikaanse bourgeoisie. Heel weinig nationale vakbonden steunden Sanders in 2016 en/of in 2020. De Communications Workers of America (CWA), National Nurses United (NNU), de American Postal Workers Union (APWU), United Electrical Workers Union (UE) en de National Union of Healthcare Workers (NUHW) steunden Sanders wel. Dat deden ook tientallen staats-, regionale en lokale vakbonden en vele, vele individuele vakbondsleden.
In 2020, met in eerste instantie 29 kandidaten voor de Democratische Partij in de race, waren de meeste vakbonden niet happig met steunbetuigingen, mede omdat ze bang waren voor problemen met hun vele leden die Sanders in 2016 persoonlijk steunden. De aanwezigheid van de progressieve Elizabeth Warren in de voorverkiezing in 2020 maakte de situatie ook ingewikkelder en leidde ertoe dat sommige vakbonden aarzelden. In 2020 kreeg geen van de kandidaten veel vakbondsaanbevelingen totdat Joe Biden de voorverkiezing in South Carolina won en de goedkeuring van zijn belangrijkste tegenstanders had gekregen. Daarna trok Sanders zich temidden van de coronapandemie terug uit de race en ook hij steunde Biden. Biden en Sanders vormden toen een alliantie om een politieke lijn uit te werken, waarbij Biden in ieder geval op papier een beetje naar links bewoog. Dat betekende dat vrijwel alle vakbonden de campagne van Biden als presidentskandidaat zullen steunen.
Het lijdt geen twijfel dat de twee campagnes van Bernie Sanders een enorme impact hebben gehad op de publieke bewustwording en de arbeidersklasse. Zijn verkiezingsprogramma en zijn toespraken hebben de rechten van vakbonden en arbeiders en de eisen van de arbeidersklasse voor betere werkomstandigheden en een beter leven in hun gemeenschap gepopulariseerd en gelegitimeerd. Sanders kan indirect hebben geholpen om de leraren te inspireren die in 2017 in staking gingen, meestal in ‘rode staten’ gedomineerd door de Republikeinse Partij. Toch zagen we in de laatste vijf jaar van Sanders’ campagnes, afgezien van de leraren, geen noemenswaardige opleving in de organisatiegraad van vakbonden of een toename van de stakingen. Sanders veranderde het bewustzijn, maar dat heeft tot nu toe niet geleid tot noemenswaardige vakbondsacties.
Bij sommige Sanders-aanhangers lijkt er belangstelling te bestaan voor onafhankelijke politieke alternatieven aan de linkerkant van de Democratische Partij. In Los Angeles stemde de campagneorganisatie van Sanders, ‘Onze Revolutie’, na zijn terugtrekking in 2020 voor het verlaten van de Democratische Partij en het verkennen van een alliantie met de Volkspartijbeweging; maar die is klein, geen politieke partij, en heeft in 2020 geen kandidaten, en is dus geen echte optie.
Er is geen noemenswaardig alternatief voor de linkerzijde van de Democratische Partij dat de arbeidersklasse een optie kan bieden. De Groene Partij, die nooit meer dan 2,2 procent van het totale aantal stemmen haalde bij de presidentsverkeizingen, kreeg bij de laatste verkiezingen slechts 1 procent. Het is van belang dat ze op nationaal niveau aanwezig is bij de stemmingen in staten. In de staat New York is Howie Hawkins, een gepensioneerde vrachtwagenchauffeur, een openlijk socialist en de presidentskandidaat van 2020, een onvermoeibare campagnevoerder en heeft hij in zijn laatste race voor gouverneur genoeg stemmen gehaald (50.000) om de Groene Partij op het stembiljet in de staat te houden, maar elders is de partij niet erg belangrijk.
Het effect van de coronacrisis op de arbeiders
Amerikaanse arbeiders zijn op heel verschillende manieren door het coronavirus getroffen. Naar schatting kan ongeveer 29 procent van alle Amerikaanse arbeiders thuis werken. Daaronder veel technische medewerkers, ingenieurs, architecten, professoren, leraren en andere witteboordenberoepen. Ongeveer 40 miljoen arbeiders, oftewel 25 procent van de Amerikaanse beroepsbevolking, is ontslagen. Maar miljoenen arbeiders in essentiële beroepen blijven hun taken uitvoeren, waarbij ze vaak het risico lopen te worden blootgesteld aan het coronavirus door collega’s, het publiek of passagiers in het openbaar vervoer.
Ook de economische en raciale ongelijkheid is duidelijk. Een groter deel van de zwarten en latino’s is ziek geworden en gestorven. In Chicago maken zwarte mensen 32 procent van de bevolking uit, maar zij maken 72 procent uit van de coronadoden. In New York sterven zowel zwarten als latino’s twee keer zo vaak als witte mensen. Dit is grotendeels te wijten aan onderliggende aandoeningen – hoge bloeddruk, diabetes en luchtwegaandoeningen – maar ook aan het werken in essentiële beroepen, evenals aan een gebrek aan gezondheidszorg en te krappe huisvesting.
Racisme komt in deze crisis overal voor. Aziatische Amerikanen hebben verbaal misbruik en gewelddadige aanvallen ervaren als de dragers van wat Trump het ‘Chinese virus’ noemde. Trump heeft de grens gesloten voor asielzoekers en heeft nu bevolen dat de regering gedurende 60 dagen geen groene kaarten zal uitgeven, die immigranten een permanent verblijf en het recht op werk in de Verenigde Staten geven.
Terwijl mannen in een hoger tempo sterven, treft de pandemie ook vrouwen onevenredig zwaar. Velen zijn thuiszorgers, verpleeghuispersoneel en andere laagbetaalde zorgverleners met minder bescherming. Vrouwen vormen 87 procent van de geregistreerde verpleegkundigen en 71 procent van de caissières. Er bestaat ook bezorgdheid over het feit dat vrouwen bij het voorschrift om thuis te blijven meer huiselijk geweld ondervinden. Tegelijkertijd hebben conservatieve bestuurders in Ohio, Mississippi en Texas abortussen ‘niet-essentieel’ verklaard en de procedure tijdens de coronapandemie opgeschort. Rechtbanken hebben een aantal van die bevelen terzijde geschoven.
Arbeiders ondernemen actie
Gedurende de hele pandemie hebben de federale en deelstaatregeringen en de publieke en particuliere werkgevers verzuimd de gezondheid van de arbeiders en hun inkomen te beschermen. Arbeiders in essentiële beroepen die gedwongen werden om te blijven werken zonder adequate bescherming op het vlak van de veiligheid en de gezondheid, protesteerden of liepen van het werk weg tijdens honderden meestal kleine, korte en lokale wilde stakingen. Sommige van deze stakingen, zoals een kleine werkweigering in een Amazon-magazijn in New York, kregen publiciteit, maar slaagden er niet in om een massale aanhang te vinden. Andere hadden een grotere impact.
Verpleegkundigen en andere ziekenhuismedewerkers organiseerden demonstraties om mondkapjes, schorten en beademingsapparatuur te eisen. Veel verpleegkundigen protesteerden bij hun ziekenhuizen, maar een aantal van hen van de National Nurses United gingen naar het Witte Huis om te eisen dat Trump de Defense Production Act (DPA) in werking zou zetten om de productie van mondkapjes, beademingsapparaten en corona testkits te bevelen. Ze lazen daar, in een ontroerend eerbetoon, de namen voor van hun collega’s die door het virus zijn gedood. De federale en deelstaatregeringen en ziekenhuismanagers reageerden door zich meer in te spannen voor de bevoorrading met beschermingsmiddelen voor de arbeiders.
Verpleegkundigen waren niet alleen. Half maart dreigden de leraren, onder leiding van de Movement of Rank and File Educators (MORE), met de sluiting van de openbare scholen in New York toen burgemeester de Blasio en hun eigen vakbond, de Verenigde Federatie van Leraren, dat niet deden. Eind april liepen zo’n 50 arbeiders weg van hun werk bij de vleesverpakkingsbedrijf Smithfield in Nebraska in verband met de gezondheids- en veiligheidssituatie. De gouverneur beloofde testkits en middelen om contacten te traceren naar de fabriek te brengen. In de staat Washington, waar een lange geschiedenis van stakingen bestaat, hebben honderden fruitverpakkers gestaakt voor veiliger werkomstandigheden en een toeslag voor gevaarlijk werk.
Er zijn talloze protesten: vrachtwagenchauffeurs die eigenaar zijn van hun eigen vrachtwagen hebben in verschillende staten protesten georganiseerd tegen de dalende tarieven en Uber-chauffeurs in San Francisco organiseerden een protest op een aandeelhoudersvergadering tegen een poging een wet in te trekken die de rechten van Uber-arbeiders beschermt. Fastfoodarbeiders in verschillende staten zijn van het werk weggelopen, sommigen in stakingen gecoördineerd door de ‘Vecht voor 15 dollar’-beweging. Arbeiders in de detailhandel liepen van hun werkplek weg bij de American Apparel kledingfabriek in Selma, Alabama. De protesten zijn overvloedig en divers, maar blijven meestal klein en duren kort en de meeste hebben geen significante invloed gehad op het management, hoewel sommigen verbeteringen in de bescherming van de gezondheid of hogere lonen hebben bereikt.
Payday Report ‘Kaart met stakingen’ claimt zo’n 250 wilde stakingen in mei 2020, maar de claim is enigszins misleidend omdat veel van de gebeurtenissen feitelijk helemaal geen stakingen waren, maar gewoonweg protesten.
Sommige vakbonden hebben het voortouw genomen. De Amalgamated Transit Union heeft buschauffeurs gesteund die in Detroit, Birmingham, Richmond en Greensboro de gezondheidsproblemen hebben aangepakt. De Unie van de Timmerlieden, die ongeveer 10.000 arbeiders in Massachusetts vertegenwoordigt, droeg zijn leden op om op 5 April te gaan staken in verband met zorgen over covid-19 en beëindigde de staking pas op 20 April.
Veel vakbonden gaven verklaringen uit waarin ze nuttige informatie verstrekten en werkgevers en overheid opriepen hun leden te beschermen. En de vakbonden hebben ook bij het Congres gelobbyd. Met uitzondering van de vakbonden van verpleegkundigen hebben de meeste vakbonden in deze gecombineerde gezondheids- en economische crisis over het algemeen weinig meer leiding gegeven dan de overheid of het bedrijfsleven. Over het algemeen hebben de vakbondsleiders niet geprobeerd om het niveau van de klassenstrijd te verhogen in de mate die mogelijk was.
Sommige belangrijke vakbonden capituleerden voor het heropenen van fabrieken en het hervatten van de productie, ook al is het duidelijk dat dit de gezondheid van hun leden in gevaar kan brengen. Al op 5 mei gaf de bond, de United Auto Workers, toe dat het bedrijf contractueel het gezag had om de productie in mei te hervatten in de fabrieken van GM, Ford en Fiat-Chrysler, zonder sterke garanties voor de bescherming van de gezondheid. Ford heeft na de heropening twee fabrieken weer gesloten, een in Chicago en een andere in Dearborn, Michigan, vanwege nieuwe covid-19 gevallen.
Door de angst voor het coronavirus, het naar huis gestuurd worden in verband met de lockdown en vervolgens teruggeroepen worden om te werken zonder adequate bescherming, heeft de crisis een groot deel van de arbeidersklasse verder verdeeld en gedemoraliseerd. Tot eind mei was er geen sprake van een massale mobilisatie van arbeiders op grote, regionale of nationale schaal. Hoewel sommigen op links daar vanuit gingen.
Links organiseert
Labour Notes, het blad, de website en het vormingscentrum, is de belangrijkste instelling van de linkse arbeidsbeweging in de Verenigde Staten. De tweejaarlijkse conferenties brengen over het algemeen een paar duizend vakbondsactivisten samen, terwijl honderden van hen de reizende scholen in verschillende steden in het land bijwonen. Hun boeken bieden nuttige hulpmiddelen voor organizers en Labour Notes heeft geholpen om arbeiders in dezelfde bedrijfstak bijeen te brengen, zodat ze bewegingen kunnen opbouwen om hun vakbonden nieuw leven in te blazen. Labour Notes hielp bijvoorbeeld bij het opzetten van de United Caucuses of Rank-and-File Educators (UCORE), een netwerk van overleggen in de lerarenvakbonden – in Chicago, Los Angeles, Philadelphia, New York en Massachusetts, en andere steden en staten – en bouwt nu ook aan een soortgelijk netwerk voor mensen in het hoger onderwijs.
De grootste linkse organisatie in de Verenigde Staten, de Democratic Socialists of America (DSA) – met zo’n 60.000 leden en aanwezig in elke staat, in alle grote steden en in veel plaatsen op het platteland – was al voor de huidige crisis actief onder verpleegkundigen en leraren. DSA heeft enkele nieuwe initiatieven genomen en heeft zijn krachten gebundeld met de kleine United Electrical Workers Union, bekend als de UE, die arbeiders in verschillende industrieën organiseert en samen hebben ze het Emergency Workplace Organizing Committee (EWOC) opgericht. EWOC, dat de ‘gespreide organizing-technieken’ van de Sanders-campagne toepast, leidt nu honderden vrijwilligers op om activistische organizers op de werkvloer te helpen op hun werkplekken. DSA is ook begonnen met het organiseren van een netwerk van restaurantmedewerkers in verschillende steden en dorpen. Deze nieuwe DSA-initiatieven bieden de mogelijkheid om duizenden arbeiders te organiseren en hen te helpen actie te ondernemen, met of zonder vakbond, om hun onmiddellijke problemen op te lossen. Het kan ook de aanmelding van grote aantallen arbeiders bij DSA mogelijk maken.
Wederzijdse hulp?
Sommige linkse groepen, met name anarchistische en antikapitalistische linkse, hebben zich ook beziggehouden met het organiseren van wat men ‘wederzijdse hulp’ noemt, hoewel hun projecten weinig talrijk en kleinschalig zijn. Hoewel links het soms heeft over wederzijdse hulp als leidend tot ‘dubbele macht’ – een periode in een revolutionaire situatie waarin er twee rivaliserende regeringen zijn – is er geen bewijs dat dergelijke projecten een belangrijk deel van de arbeidersbeweging of een alternatief voor de overheid op welk niveau dan ook vertegenwoordigen, hoe bewonderenswaardig de poging om solidariteit op te bouwen ook moge zijn.
Veel belangrijker dan door links geleide groepen in dat werk zijn de duizenden wederzijdse hulpprojecten in het hele land die zijn voortgekomen uit clubs in woonblokken en buurtverenigingen in lokale gemeenschappen en die zich bezighouden met het brengen van voedsel naar mensen met honger, het contact onderhouden met ouderen en gehandicapten, het verstrekken van gezondheidsvoorlichting, het delen van boeken en educatief materiaal en talloze andere goede werken. Deze grotendeels traditionele gemeenschapsgroepen hebben echter zelden een politieke dimensie.
Immigrantengemeenschappen van Latino’s, die zich organiseren via hun buurtgroepen, arbeiderscentra en andere belangenorganisaties, zijn enkele van de sterkste en zuiverste voorbeelden van echte wederzijdse bijstand en sommige van die centra houden zich ook bezig met lobby voor wetgeving voor hun gemeenschappen. Een van de grootste en belangrijkste, Make the Road New York, een gemeenschapsorganisatie met ongeveer 25.000 betalende leden, levert voedselpakketten, neemt deel aan inspanningen om magazijnmedewerkers van Amazon en carwashers evenals huishoudelijke schoonmaaksters en anderen te organiseren, doet aan gezondheid en veiligheid voor arbeiders in essentiële beroepen en pleit voor wetgeving, inclusief wetten om immigranten zonder papieren toegang te geven tot veel van de voordelen die aan Amerikaanse burgers worden geboden.
En huurstakingen?
Zoals we hebben opgemerkt, vindt klassenstrijd niet alleen plaats op de werkplek, maar ook in gemeenschappen, en soms is de strijd niet tegen de baas, maar tegen de huisbaas of de bank. De lockdown die tientallen miljoenen werklozen heeft gekost, leidde tot wat we een de facto huurstaking zouden kunnen noemen, omdat bijna een derde van alle huurders op 1 april niet in staat was om de huisbaas te betalen. Anderen konden hun betalingen niet herschikken, hoewel de banken over het algemeen verlengingen toestonden. Zonder veel aansporing van onderaf hebben gouverneurs van verschillende staten, wetgevers en hooggerechtshoven de uitzettingen vroegtijdig stopgezet, over het algemeen tot 1 juni – hoewel de huurders nog steeds huur verschuldigd zullen zijn als de verschillende orders om de uitzettingen te stoppen, aflopen.
In enkele gevallen zagen gemeenschapsorganizers. die zich richten op huisvesting, een kans om een huurstaking te organiseren. Zo riepen organisaties in de staat New York, in Pennsylvania en Californië op tot een nationale huurstaking op 1 mei, de Internationale Dag van de Arbeid. In New York City richtten de organisatoren zich op de grootste en rijkste vastgoedbedrijven en zo’n 12.000 mensen ondertekenden een belofte om geen huur te betalen, maar dat is een klein aantal aangezien de stad meer dan twee miljoen huurders heeft. De Los Angeles Tenants Union zei dat 8.000 van haar leden geen huur zouden betalen, maar LA heeft 5,5 miljoen huurders. In New York en enkele andere steden zijn huurders in sommige gebouwen, vaak met een reeds bestaande huurdersbond, in huurstaking gegaan. Maar uit de stakingsoproep van 1 mei lijkt zich geen massabeweging te hebben ontwikkeld.
Heropleving van de beweging tegen politiegeweld
De racistische politiemoord op George Floyd, doodgedrukt onder de knie van een politieagent gedurende meer dan acht minuten terwijl hijgend, ‘ik kan niet ademen,’ uitbracht, leidde eind mei tot onmiddellijke massale protesten door duizenden mensen. Terwijl de politiechef de moordenaar en drie andere agenten die toekeken, ontsloeg, werd geen enkele aanklacht tegen een van de agenten ingediend en de zwarte gemeenschap kwam als eerste tot uitbarsting in een dag van vreedzaam protest waarin werd geëist dat de agenten zouden worden aangeklaagd. De burgemeester van Minneapolis, Jacob Frey, vroeg: ‘Ik heb de afgelopen 36 uur vooral met één fundamentele vraag geworsteld: waarom zit de man die George Floyd heeft vermoord niet in de gevangenis? Als jij het had gedaan, of ik, zouden we nu achter de tralies zitten.’
Toen de officier van justitie niet in actie kwam, was er een tweede dag van protesten in Minneapolis met rellen, plunderingen en brandstichting. De Minnesota State Police (meestal witte officieren die in de voorsteden en op het platteland wonen) die naar Minneapolis waren gestuurd na de tweede dag van de rellen, arresteerden een zwarte CNN-verslaggever en zijn team. Op de derde dag staken de demonstranten een politiebureau in brand. De gouverneur van Minnesota, Tim Walz, van de Democratic-Farmer-Labour Party, riep de Nationale Garde op om de gewelddadige protesten te onderdrukken. Tegelijkertijd breidden de protesten van duizenden mensen zich, ondanks de aanhoudende covid-19 pandemie, buiten Minneapolis uit naar veel grote steden in de VS: New York, Columbus, Memphis, Denver, Albuquerque, Portland, Oregon, Phoenix en Los Angeles.
De late arrestatie op 29 mei van Derek Chauvin, de politieagent die George Floyd doodde, slaagde er niet in de woede van de demonstranten te sussen. Ze spraken verder hun verontwaardiging uit over het feit dat de aanklacht slechts moord van de derde categorie was en dat geen van de andere politieagenten, die toekeken hoe Floyd stierf, werd beschuldigd van enig vergrijp.
De dood van George Floyd volgde op twee andere recente moorden op zwarte mensen. De ene was de moord op Ahmaud Arbery door een voormalig politieagent en zijn zoon. Terwijl Arbery, die aan het joggen was en ongewapend, op 23 februari werd neergeschoten en gedood, werden de twee witte moordenaars, één een voormalige politieagent, pas op 7 mei gearresteerd. De andere was de politiemoord op Breonna Taylor op 13 maart, toen de politie met geweld in haar appartement inbrak om een huiszoekingsbevel in een drugsonderzoek af te leveren en haar met acht kogels neerschoot, waarbij ze werd gedood. Er werden geen drugs gevonden in het appartement.
Deze meest recente politiemoorden op zwarte mensen lijken op de beruchte gevallen in de zomer van 2014 van Eric Garner uit New York, die werd gedood voor de verkoop van illegale sigaretten op straat, en Michael Brown uit Ferguson, Missouri, die werd verdacht van een kruimeldiefstal. In beide gevallen gingen de agenten die deze mannen vermoordden vrijuit. Die twee moorden hebben de Black Lives Matter beweging van dat jaar veroorzaakt.
Wat vaak begon als vreedzame demonstraties werden gewelddadige botsingen tussen demonstranten en politie in ten minste 75 steden waar gebouwen en politieauto’s in brand werden gestoken, winkels werden geplunderd, veel mensen gewond raakten en ten minste vier mensen werden gedood. De protesten doen denken aan de getto-opstanden van de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw en een meer militante versie van de Black Lives Matter-beweging in 2014. Als reactie op de protesten stelden burgemeesters een avondklok in en riepen ze de oproerpolitie op. In sommige staten riepen de gouverneurs de staatspolitie en de Nationale Garde op.
De politie heeft overal met geweld demonstranten met traangas en pepperspray aangevallen, demonstranten met de wapenstok geslagen en honderden mensen gearresteerd. In veel grote steden is een avondklok ingesteld, maar tot nu toe hebben zwarte activisten en hun vele witte en Latino medestanders zich resoluut beroepen op hun recht om te protesteren. President Donald Trump noemde de demonstranten van Minneapolis ‘tuig’, en twitterde dat, ‘als het plunderen begint, het schieten begint’, waarmee hij verder politiegeweld aanmoedigt. Trump heeft gezegd dat hij Antifa tot een terroristische organisatie zou verklaren, hoewel die organisatie niet bestaat en hij daar ook geen wettelijk recht toe heeft.
Hoewel we ons temidden van de coronapandemie bevinden, zou door de woede over de racistische politiemoorden op zwarte mensen er misschien een nieuwe multiraciale sociale beweging tegen racisme kunnen ontstaan. Wat er ook gebeurt, de nationale opstand heeft al een stempel gedrukt op de Amerikaanse politiek.
De coronacrisis en de economische gevolgen ervan hebben de enorme economische, raciale en genderongelijkheid in de samenleving aan het licht gebracht. Het heeft de sluier over de meedogenloze uitbuiting die al vóór deze crisis bestond, opgelicht. Tot nu toe hebben we niet gezien dat deze bewustzijnsverandering heeft geleid tot significante massale actie, maar we bevinden ons nog in een vroeg stadium van de crisis, en pogingen om werkplekken te heropenen zonder adequate bescherming van de gezondheid of met veranderingen in werkzekerheid en lonen zouden nieuwe acties kunnen uitlokken en misschien wel op grotere schaal. Alles bij elkaar genomen vormen de bewegingen van arbeiders, de wederzijdse hulpprojecten en links op dit moment een zeer kleine en niet erg sterke kracht in de Amerikaanse samenleving.
Toekomstperspectieven
De komende jaren zullen de arbeiders geconfronteerd worden met een aantal grote uitdagingen. Ten eerste zal de werkloosheid – nu 25 procent – niet snel verbeteren en kan het jaren duren voordat deze terugloopt tot 10 procent. Het BBP in de Verenigde Staten zal volgens de voorzitter van de Federal Reserve Bank met 30 procent dalen. Veel van Amerika’s grootste bedrijven zijn gestopt of in ieder geval tot stilstand gekomen: de vliegtuigbouw en luchtvaartmaatschappijen, rederijen, cruisemaatschappijen en hotels. De productie van duurzame goederen – auto’s, kachels, koelkasten, wasmachines en drogers – is al verminderd, omdat de werkloosheid een gebrek aan consumenten voor deze goederen betekent, en dat geldt ook voor computers. Hetzelfde is het geval in de groot- en detailhandel; geen klanten, geen handel.
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat tussen een derde en de helft van alle kleine bedrijven in de komende maanden failliet zal gaan. De detailhandel onderging in de periode 2010-2019 al een zogenaamde ‘retail-apocalyps’, dat wil zeggen de sluiting van tientallen grote en kleine baksteen- en mortelbedrijven en honderden winkels die niet konden concurreren met onlinewinkels en bezorgdiensten; en nu hebben de coronacrisis en de lockdown de catastrofe nog verergerd, waardoor bedrijven als J. Crew en Neiman Marcus zijn weggevaagd.
Verschillende andere bedrijfstakken hebben ook grootschalige bedrijfsfaillissementen gezien, van restaurants en voedselketens tot bioscopen en sportscholen, sommige met honderden vestegingen. Naar verwachting zullen zo’n 110.000 van de in totaal 1 miljoen restaurants definitief sluiten en drie miljoen restaurantmedewerkers zijn tot nu toe al hun baan kwijtgeraakt. Kleine restaurants overleven het misschien gewoonweg niet en grote ketens kunnen ze overnemen, maar het herstel en de werkgelegenheid zullen nog ver weg zijn.
De historisch hoge werkloosheid, vooral wanneer deze zich voor het eerst ontwikkelt, heeft de neiging het verzet van de arbeidersklasse af te remmen, aangezien arbeiders met een baan aarzelen om het risico te lopen de banen die ze hebben te verliezen door zich in te zetten voor vakbonden of stakingen. In de Verenigde Staten begon de Grote Depressie met de crash in 1929 en de hoge werkloosheid volgde snel daarna, maar de eerste grote omwentelingen kwamen pas in 1933 en ze bereikten pas in 1937 hun hoogtepunt. De twee recessies van de late twintigste eeuw, 1973-75 en 1981-82, maakten een definitief einde aan de golf van arbeidersactivisme van het begin van de jaren zeventig en dwongen de arbeidersbeweging in het hele land in haar lange neerwaartse spiraal.
Daarna kwam het vakbondsactivisme, met enkele opmerkelijke uitzonderingen zoals de staking van de Teamsters tegen UPS in 1997, na bijna 40 jaar pas weer op gang met de stakingen van de leraren in 2018. Het organiseren in een periode van diepe en langdurige werkloosheid zal geduld en doorzettingsvermogen vergen en terwijl de arbeidersklasse de ervaring in zich opneemt, kunnen kleine stappen van verzet gezet worden om zich weer op te maken voor de strijd in de komende jaren.
De fiscale crisis van de overheid op alle niveaus
De stillegging van de economie door de overheid heeft ertoe geleid dat noch de werkgevers, noch de arbeiders belasting betalen, althans niet zoals voor de crisis het geval was. Als gevolg daarvan wordt de overheid op alle niveaus – steden, provincies, water, riolering, schooldistricten en staten – geconfronteerd met een enorme fiscale crisis zonder dat ze de middelen hebben om de overheid te blijven besturen, diensten te verlenen en arbeiders te betalen. Vierenveertig van de vijftig staten hebben wetten die hen verplichten om jaarlijks een evenwichtige begroting te presenteren. Aangezien staten niet failliet mogen gaan en niet de macht hebben om geld te drukken, zou alleen de federale overheid de staten mogelijk kunnen redden, maar de Republikeinse Senaat heeft dat tot nu toe geweigerd.
Toen de crisis in de loop van de eerste paar maanden duidelijk werd, kondigden bestuurders aan dat ze zouden moeten bezuinigen, wat betekende dat ze moesten bezuinigen op vrijwel alle diensten aan het publiek, maar vooral op de grote voorzieningen als gezondheidszorg en onderwijs. Dus in het hele land overwegen en plannen gouverneurs en wetgevers van vrijwel alle staten nu om te bezuinigen op het openbaar basis- en voortgezet onderwijs en op openbare scholen en universiteiten. Veel van deze voorgestelde bezuinigingen zullen diepgaand zijn, wat zal leiden tot het ontslag van docenten en ander personeel.
De ambtenarenvakbonden behoren tot de grootste van het land: de National Education Association (NEA) heeft 2,7 miljoen leden en zijn rivaal de American Federation of Teachers (AFT) heeft iets minder dan een miljoen leden; de Service Employees International Union (SEIU) heeft 1,9 miljoen leden en zijn concurrent de American Federation of State, County, and Municipal Employees (AFSCME) heeft ongeveer 1,5 miljoen leden. Sommige staten beperken hun stakingsrecht. Een aantal andere vakbonden, van de UAW tot de CWA en de Teamsters, organiseren ook ambtenaren.
De vakbonden die de federale ambtenaren vertegenwoordigen, de Amerikaanse Federatie van Overheidsarbeiders (AFGE) met 670.000 leden, en de National Treasury Employees Union (NTEU), met 150.000 leden, zijn veel zwakkere vakbonden, die het bij wet verboden is om te staken. Hoewel deze vakbonden groot zijn, over veel middelen beschikken en potentieel machtig zijn, zijn ze extreem bureaucratisch en werkt het leiderschap over het algemeen samen met het management en vermijdt ze de strijd.
De staat New York wordt geconfronteerd met een inkomstenverlies van 13,3 miljard en eist bezuinigingen op vrijwel alle overheidsinstellingen. Op de enorme City University of New York (CUNY), met 25 campussen met 275.000 studenten, zijn er 7.800 fulltime professoren, meer dan 5.000 wetenschappelijk medewerkers en zo’n 12.000 assistenten die het grootste deel van het personeel uitmaken. The Gothamist rapporteert dat ‘een begrotingsmemo van de CUNY dat in april aan de Professional Staff Council, PSC [vakbond] werd overhandigd, stelde dat er tot $95.3 miljoen op het systeem zou kunnen worden bezuinigd’. Het bestuur van de CUNY is van plan om de crisis te beheersen met een massaontslag – door middel van brieven van niet-benoeming – van assistenten die een enorm aantal klassen onderwijzen. De PSC zegt dat dergelijke ontslagen onaanvaardbaar zijn en heeft een advertentiecampagne tegen de bezuinigingen gelanceerd, maar tot nu toe is er geen andere actie gepland. De situatie bij de Universiteit van Massachusetts is vergelijkbaar. Een professor zonder vaste aanstelling daar stelt voor dat het aftoppen van de salarissen van alle universiteitsmedewerkers op $100.000 of zelfs $150.000 die banen zou redden.
Overheden op alle niveaus vragen de vakbonden om hen te helpen bij de bezuinigingen op de begroting door middel van verlof, loonsverlagingen en bezuinigingen op de dienstverlening, en tot nu toe zijn er maar weinig die zich daartegen verzetten. De United Caucuses of Rank-and-File Educators, die een aantal lerarenoverleggen vertegenwoordigt, vindt in principe dat scholen alleen moeten heropenen als ze volledig gefinancierd zijn, zonder schulden, en veilig voor leerkrachten, personeel en studenten. Toch is het niet duidelijk hoe leerkrachten dat ideaal kunnen omzetten in een strategie om de bezuinigingen te stoppen en de gezondheid van iedereen die deel uitmaakt van de onderwijsgemeenschap te beschermen. De aanval op overheidsmedewerkers speelt zich nu af en dus is het misschien nog iets te vroeg om te zien wat er gebeurt. We zien misschien pas verzetsbewegingen als scholen in de herfst proberen te heropenen.
Hoe zit het met het organiseren van werklozen?
Het organiseren van werklozen was een belangrijke factor in de arbeidersbeweging van de jaren dertig. De organisatoren van de Werklozenraden waren afkomstig uit de Socialistische Partij en vooral de Communistische Partij. In 1934 organiseerden de socialisten de werklozen in Toledo om de Toledo-autostaking te helpen winnen. De communisten in de werklozenbeweging vochten tegen huisuitzettingen en brachten uitgezette huurders terug in hun woningen, en in Minnesota werkten de Trotskisten samen met Farmers Holiday Association om zich te verzetten tegen gedwongen verhuizingen en de verkoop van landbouwgrond. Meestal werden de werklozen georganiseerd in protestdemonstraties en marsen om hulp te eisen van de stad, de staat en de federale overheid, zodat de beweging een inherent politiek karakter had en eisen stelde aan bestuurders en gekozen afgevaardigden. President Franklin D. Roosevelt’s ‘New Deal’ reageerde op nationaal niveau op de druk van onderaf en creëerde programma’s zoals het Civilian Conservation Corps en de Works Progress Administration die banen creëerden voor honderdduizenden mensen.
Tijdens de recessies van 1973-75 en 1981-82 hebben de Internationale Socialisten (IS), net als andere linkse groepen (toen vooral maoïsten), zich met het organiseren van werklozen beziggehouden. In Chicago was ik samen met andere leden van de IS-afdeling betrokken bij enkele pogingen om werklozen te organiseren. In die tijd hebben we werkloosheidsbureaus opgericht, waar we met arbeiders hebben gesproken en hen hebben uitgenodigd om naar bijeenkomsten van werklozen te komen, zodat we konden beginnen met het organiseren om eisen te stellen aan banen of meer hulp. We ontdekten dat degenen die hun baan waren kwijtgeraakt heel moeilijk te volgen en te organiseren waren.
Het leven van werklozen is zwaar, en niet alleen vanwege het verlies van inkomen. De belangrijkste structuur en discipline van hun leven verdween met het verlies van hun baan en ze kwamen vaak op losse schroeven te staan. Sommige werklozen worden depressief; ze kunnen zich wenden tot alcohol of drugs en zelfmedicatie, ze kunnen zich bezighouden met huiselijk geweld, waarbij ze hun frustraties op hun familie afreageren. De meeste werklozen brengen tijd door met het zoeken van een baan of het doen van zwart betaald werk buiten hun gebruikelijke vakgebied. Onze meest succesvolle organisatie van werklozen vond plaats onder arbeiders die lid bleven van hun vakbond.
De vakbond voorzag de werklozenorganisatie van informatie – de namen, adressen en telefoonnummers van de arbeiders – met middelen zoals vergaderzalen, en als mede-bondsleden hadden we iets gemeen. En de arbeiders vonden dat ze het recht hadden om de vakbond in te schakelen om hen te helpen. Toch waren we in werkelijkheid niet erg succesvol in de organisatie van werklozen.
Tijdens de economische crisis van 2008 zorgde Occupy Wall Street (OWS) voor een beweging waar werklozen en vele anderen in de samenleving zich mee konden verbinden. In veel steden en dorpen zorgde Occupy Wall Street voor een gemeenschap en activiteiten van allerlei aard, waaronder protesten om hulp te vragen voor werklozen. Op sommige plaatsen organiseerde Occupy Wall Street ‘Occupy the Hood’, een actie voor zwarte en Latino gemeenschappen, en op veel plaatsen hielp OWS met het bestrijden van huisuitzettingen. In verschillende steden liet OWS zijn leden plaats nemen voor de huizen van gezinnen die met uitzetting geconfronteerd werden, om zo publiciteit te krijgen en in een paar gevallen om de uitzetting te voorkomen. De regering van Barack Obama coördineerde de nationale onderdrukking van de beweging – met inbegrip van de arrestatie van 8.000 demonstranten, waarvan sommigen van terrorisme werden beschuldigd – en maakte zo een einde aan de beweging.
Al die ervaringen uit de jaren dertig, zeventig en tachtig en uit de jaren tweeduizend suggereren dat werklozen zich kunnen organiseren, maar dat is moeilijk. De geschiedenis suggereert dat het het meest succesvol is wanneer het verbonden is met een linkse politieke partij of met een vakbond.
De regering Trump
De regering van Donald Trump is de meest rechtse Amerikaanse regering in de moderne geschiedenis en vormt een gevaarlijke bedreiging voor de arbeidersbeweging. Trump staat bekend om zijn racistische, misogyne en xenofobe opvattingen en retoriek, en om zijn politieke programma om Amerika te ‘verdedigen’ tegen Mexicaanse en andere Latijns-Amerikaanse immigranten, tegen Arabische en andere moslim-’terroristen’, en tegen de Chinese concurrentie.
Trump heeft de gewapende witte demonstranten met hakenkruizen en confederatie-vlaggen, die het overheidsgebouw in Michigan binnenvielen en heropening eisten, geprezen en aangemoedigd. Zijn regering heeft tienduizenden immigranten zonder papieren opgepakt en in privé-gevangenissen gezet, kinderen in kooien gestopt en asielzoekers in concentratiekampen geplaatst – dat wil zeggen tot de grens voor vrijwel alle immigranten werd gesloten. Trump heeft beloofd van de Republikeinse Partij een ‘arbeiderspartij’ te maken – dat wil zeggen een verdediger van de banen van witte mannen tegen hun concurrenten, zwarten, Latino’s, vrouwen en immigranten. Hij heeft de bouwsector het hof gemaakt en de stemmen van tienduizenden van hun leden gewonnen. De retoriek en het beleid van Trump verdelen de maatschappij en de arbeidersklasse.
Terwijl hij zijn carrière eenvoudigweg begon als een racistische en corrupte zakenman met racistische en rechtse meningen, heeft Trump zich de laatste jaren ontwikkeld tot een echte extreemrechtse autoritaire figuur die de republikeinse partij in handen heeft gekregen en deze naar zijn hand heeft gezet met de worst van belastingverlagingen en de dreiging het presidentschap te verliezen bij de verkiezingen. De Republikeinse Senaat volgt het voorbeeld van Trump en blokkeert de wetgeving die hij verwerpt. De benoemingen van Trump in het Hooggerechtshof en in andere federale gerechtshoven hebben de rechterlijke macht veranderd in iets wat lijkt op tribunalen uit de Gilded Age, toen rijke oude witte mannen in zwarte gewaden de belangen van rijke witte mannen met hoge hoeden verdedigden. De regering Trump is goed in staat om de arbeidersbeweging te verpletteren, mocht die in actie komen. Alles wat Trump doet, van zijn miljarden dollars aan belastingverlagingen voor de rijken tot zijn haast om de economie te heropenen, komt ten goede aan rechts en doet werkende mensen pijn.
Trump negeerde veel vroege waarschuwingen over de covid-19 pandemie van verschillende overheidsinstellingen, van de Centra voor Ziektebestrijding tot de Nationale Veiligheidsraad. Zijn beleid is verantwoordelijk voor de nodeloze dood van tienduizenden Amerikanen in de eerste maanden van de pandemie; één studie suggereert dat 36.000 levens hadden kunnen worden gered als de regering snel en correct had gehandeld. Nu heeft hij de federale lockdown opgeheven en de gouverneurs aangemoedigd om de economie te heropenen, ook al voldoen de staten niet aan de criteria van het afnemen van het aantal besmettingen en hebben ze geen adequate test- en contacttracering. Zijn heropeningsbevel bedreigt de gezondheid en het leven van de arbeiders die terugkeren naar hun baan in scholen, winkels en fabrieken.
Er bestaat weinig twijfel over dat wanneer werkplekken worden heropend, de strijd om de bescherming van de gezondheid van de arbeiders in het middelpunt van de klassenstrijd zal staan, zoals op sommige plaatsen al het geval is. De pandemie en de stillegging hebben hun tol geëist, maar ze bieden nu de mogelijkheid om de Amerikaanse arbeidersbeweging van onderaf weer op te bouwen. Terwijl de uitdagingen groot zullen zijn, neemt het verzet van de arbeidersklasse toe en zijn socialisten met een rank-and-file strategie en een klassenstrijd-perspectief betrokken bij de strijd.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op New Politics. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.