Een kwart eeuw na het overlijden van Ernest Mandel op 20 juli 1995 is zijn werk nog steeds relevant. Een analyse van zijn (economische) geschriften laat dat zien.
Mandel speelde een belangrijke rol in de verspreiding van een marxisme dat niets te maken wilde hebben met het stalinisme, waarbij hij altijd een verband legde tussen economische analyse en activisme. Zijn eerste belangrijke bijdrage was De economische theorie van het marxisme, dat in 1962 werd gepubliceerd. Dit boek kreeg een brede internationale verspreiding en droeg bij aan de vernieuwing van een levend marxisme waarin recente ontwikkelingen geïntegreerd werden.
In 1963 gaf Mandel een serie lezingen tijdens een scholingsweekend georganiseerd door de Parijse Federatie van de Parti Socialiste Unifié (PSU). Deze lezingen gaven aanleiding tot een brochure, Inleiding in de marxistische economie, die vele malen werd heruitgegeven. Die brochure verdient in onze tijd uiteraard een update, maar blijft een opmerkelijke pedagogische tekst die laat zien dat Mandel oog had voor de noodzaak van scholing van activisten – ook als het om veeleisende theoretische kwesties ging.
In 1967 publiceerde Mandel The Formation of the Economic Thought of Karl Marx. Dit werk had het bijzondere belang om een van de fundamentele werken van Marx – de Grundrisse – bekendheid te geven. Met name het hoofdstuk over de ‘dialectiek van de arbeidstijd en de vrije tijd’ is nog steeds een uitstekende inleiding op het onderwerp arbeidstijdverkorting.
Mandel zette zich in voor het verspreiden van het economisch denken van Marx, maar altijd met als doel een ondogmatische versie daarvan te laten zien. Het is dan ook niet toevallig dat hij werd gevraagd om het voorwoord voor de Engelse editie van Het Kapitaal (uitgegeven door Penguin) te schrijven. Die inleidingen zijn in het Nederlands beschikbaar: inleiding deel 1, inleiding deel 2, inleiding deel 3.
Het traject van het kapitalisme
De prestaties van het kapitalisme na de Tweede Wereldoorlog (een periode die werd gekenmerkt door een lage werkloosheid en sterke groei van de koopkracht) stonden haaks op de stellingen over de onvermijdelijke ineenstorting van het kapitalisme en op het idee van de noodzakelijke verarming van het proletariaat, die door stalinistische economen nog steeds werden verdedigd. In reactie op deze economen sprak Mandel over het neokapitalisme (een term die hij later verwierp): het is in deze debatten dat Mandel zijn denken over de ‘lange golven’ in de economie wist uit te werken en te verdiepen.
Al in 1963 – in zijn eerder genoemde Inleiding in de marxistische economie – verwees Mandel naar Kondratieff’s theorie van de lange golven. Hij benadrukt dat ‘de lange golf die begon met de Tweede Wereldoorlog en waarin het globale kapitalisme zich in die tijd nog steeds bevond – de periode van grofweg 1940 tot 1970 – en die de levensstandaard van arbeiders sterk verbeterde, tijdelijk zou zijn. In een opmerkelijk artikel in Les Temps Modernes, getiteld L’apogée du néo-capitalisme et ses lendemains (1964) voorspelde Mandel al het einde van die naoorlogse expansie, van de ‘de dertig glorieuze jaren’ (les trentes glorieuses) die deze historische periode kenmerkte.
Met de theorie van de lange golven ging Mandel terug naar de marxistische economische theorie van het begin van de 20e eeuw, met name die van Parvus en Trotski. Het kernidee van zijn theorie van de lange golven was de historische contingentie van het kapitalisme: zoals Trotski betoogde was het kapitalisme – mede door externe omstandigheden – aan voortdurende verandering onderhevig.
In welke golf zitten we?
De klassiek marxistische notie van de wet van de tendentiële daling van de winstvoet bleef voor Mandel altijd belangrijk. Maar hij verzette zich tegen simplistische analyses waarin een causaal verband tussen de daling van de winstvoet en de kapitalistische crisis werd gelegd, terwijl hij de theorie van de lange golven bleef verdedigen en uitwerken. Dat de expansieve fase van het kapitalisme die in de jaren zeventig ten einde kwam, te maken had met de daling van de winstvoet stond buiten kijf, maar hij verzette zich tegen simplistische, mechanistische verklaringen.
De winstvoet was een noodzakelijke voorwaarde, maar verklaarde de crisis en de overgang naar een nieuwe golf niet. In het hoofdstuk van zijn boek De crisis 1974-1983, dat aan deze kwestie was gewijd, verwierp Mandel elke monocausale verklaring voor de crisis en in het bijzonder de neerwaartse trend in de winstvoet, die door sommige marxisten was en is verheven tot orthodoxie.
De theorie van de lange golven in de kapitalistische ontwikkeling is ook vandaag nog relevant: in welke golf bevinden we ons immers? Ons antwoord is dat we nog steeds in de lange recessieve golf zitten die begon met de recessie van 1974-75 en daarna met die van 1981-82.
Dat moet uitgelegd worden. Ten eerste is het hier belangrijk te benadrukken dat Mandel nooit heeft beweerd dat elke lange golf 25 of 30 jaar moet duren. Natuurlijk was dit in het verleden min of meer het geval, maar dit betekent niet dat dit de regel moet zijn, simpelweg omdat lange golven (zoals Trotski al betoogde) geen cycli zijn. Mandel is in deze discussie vaak niet goed begrepen of verkeerd geïnterpreteerd.
In het werk van Robert Boyer, een van de grondleggers van het regulatiedenken, wordt bijvoorbeeld het volgende betoogd: ‘We kunnen niet tevreden zijn met de nogal mechanische interpretatie die N.D. Kondratief heeft voorgesteld en die recentelijk door E. Mandel is overgenomen, die de geschiedenis van het kapitalisme voorstelt als de opeenvolging van golven van sterke en vervolgens zwakke accumulatie die ongeveer een kwart eeuw duren (…) Geen enkel teleologisch principe garandeert ofwel de mechanische opeenvolging van stijgende en vervolgens dalende fasen, ofwel de automatische overgang van een regime van voornamelijk extensieve accumulatie naar een regime van voornamelijk intensieve accumulatie’.
Mandel wordt in dit werk verkeerd gelezen. Als we goed kijken naar wat Mandel in de eerste versie van zijn boek over de lange golven in 1980 uitlegde, wordt dat duidelijk. Mandel betoogt: ‘Het ontstaan van een nieuwe expansieve lange golf kan dus niet beschouwd worden als een endogeen product – min of meer spontaan, mechanisch, autonoom – van de vorige depressieve lange golf, ongeacht de duur en de zwaartekracht van die laatste. Het zijn niet de ontwikkelingswetten van het kapitalisme, maar de resultaten van de klassenstrijd gedurende een hele historische periode die dit beslissende keerpunt bepalen.
Met andere woorden, onze stelling is als volgt: de historische ontwikkeling gaat door een dialectiek van objectieve en subjectieve factoren, waarbij de subjectieve factoren worden gekenmerkt door een relatieve autonomie. Ze worden niet direct en onvermijdelijk vooraf bepaald door wat er eerder is gebeurd in termen van de fundamentele trends van kapitaalaccumulatie, de trends van technologische verandering, of de impact van deze trends op het proces van werkorganisatie zelf’.
Om samen te vatten: ‘Lange golven zijn meer dan alleen op en neergaande bewegingen in het groeitempo van kapitalistische economieën. Het zijn, in de volle zin van het woord, specifieke historische periodes.’
Het is vanuit dit standpunt dat we het traject van het kapitalisme sinds het begin van de jaren tachtig moeten analyseren. Zeker, de winstvoet heeft zich hersteld, in ieder geval tot de crisis van 2008, maar dat is niet genoeg. Niets is immers vreemder aan Mandels benadering dan te veronderstellen dat het voldoende is om een bepaald break-even punt te bereiken om een nieuwe expansieve fase te beginnen.
Het herstel van de winstvoet (dat door sommige marxistische auteurs overigens wordt betwist) is niet gepaard gegaan met een hervatting van de accumulatie, de groei of de productiviteitswinst. Dit laatste punt is in onze ogen van het grootste belang: de vertraging of zelfs uitputting van de productiviteitswinsten is de belangrijkste indicator van een verlies aan kapitaaldynamiek. Kortom: we leven nog steeds in de historische periode die in de jaren zeventig begon en gekenmerkt wordt door een neergaande golf in de kapitalistische ontwikkeling.
Productiviteitswinsten worden mogelijk gemaakt door de invoering van grote technologische innovaties. In de theorie van de lange golven bestaat er een organisch verband tussen de opeenvolging van lange golven en die van wetenschappelijke en technische revoluties, maar dit verband kan niet herleid worden tot een visie geïnspireerd door Schumpeter, waar innovatie op zich de sleutel is tot de opening van een nieuwe lange golf.
Vanuit dit oogpunt vormen technologische innovatie en ontwikkeling ongetwijfeld een nieuw ’techno-economisch paradigma’, maar dat is niet genoeg om een nieuwe expansieve fase te creëren. Het hele debat over de wereldwijde economische stagnatie is het gevolg van de constatering dat de aanzienlijke innovaties op allerlei gebieden niet leiden tot groei van de productiviteit.
Automatisering
Een aantal mensen stelt zich voor dat nieuwe technologieën het potentieel hebben om de productiviteit te verhogen; een ontwikkeling die een grote crisis van de werkgelegenheid met zich mee zou brengen. Als we uitgaan van de juistheid van deze prognose, moeten we vraagtekens zetten bij het sociale model dat met deze transformaties samenhangt.
Op dit punt is het nuttig te verwijzen naar een belangrijke tekst van Mandel uit 1986: Marx, la crise actuelle et l’avenir du travail humain. Mandel schildert in dat stuk een zeer pessimistisch – maar vooruitziend – beeld van de effecten van de kapitalistische automatisering en roept het vooruitzicht op van een ‘duale samenleving die het huidige proletariaat in twee antagonistische groepen zou verdelen: degenen die blijven deelnemen aan het kapitalistisch productieproces in loonarbeid en die mensen die van dit proces zijn uitgesloten en die met alle andere middelen dan de verkoop van hun arbeidskracht proberen te overleven: sociale bijstand, toename van ‘zelfstandige’ activiteiten, kleine boeren of ambachtslieden, terugkeer naar thuiswerk, ‘ludieke’ gemeenschappen, enzovoort.
Kortom: het ging Mandel hier om mensen die deelnemen aan het systeem door kapitalistische goederen te kopen zonder ze te produceren. Al in 1986 voorspelde Mandel kortom de situatie waar we nu middenin zitten: een massieve toename van precaire arbeid, deeltijdwerk en zwart werk, die vooral vrouwen, jonge werknemers, mensen met een migratieachtergrond, enzovoort treft.
Mandel en het coronavirus
Mandel is nu vijfentwintig jaar dood en de suggestie dat hij iets te zeggen heeft over de huidige coronacrisis is een opzettelijk anachronisme. Het is bedoeld om te onderstrepen dat het belang van de economische werken van Mandel niet alleen ligt in de analyses die ze aanbieden, maar ook in de methodologische instrumenten die ze ons geven. Daarom is hun lezing of herlezing, een kwart eeuw na de dood van Mandel, nog steeds nuttig.
De theorie van de lange golven is grotendeels gebaseerd op het onderscheid tussen endogene factoren (die verwijzen naar de ‘normale’ werking van het systeem en zijn interne tegenstrijdigheden) en exogene factoren (die in zekere zin buiten het systeem liggen).
Mandel wijdde een groot deel van zijn overpeinzingen aan deze schijnbare tegenstelling, zoals Francisco Louça betoogt in zijn, Ernest Mandel et la pulsation de l’histoire. Maar deze discussie blijft actueel: moet de coronacrisis als een exogene crisis worden beschouwd of niet? In een recent artikel geeft Philippe Légé een positief antwoord op deze vraag.
Alle exogene schokken die het kapitalisme heeft ondergaan, hebben de overgang naar een nieuwe expansieve fase niet mogelijk gemaakt. Zeker, het kapitalisme zal moeten reageren om terug te keren naar business as usual. Het doel is uiteraard om de winstvoet te herstellen, aangezien dit de enige barometer is. Bevriezen of snijden in de lonen en sociale uitgaven, versnellen van de automatisering, verminderen van het personeelsbestand: het is al duidelijk hoe men dat herstel wil realiseren. Maar deze reacties die tot op zekere hoogte de reflexen van het kapitalisme zijn, zullen de contradicties, die al vóór het uitbreken van de crisis een grote rol speelden, op geen enkele manier oplossen.
De bijdrage van Mandel moet er ook hier weer bijgehaald worden: voor het ontstaan van een expansiegolf is het niet voldoende dat de winstvoet zich herstelt of dat er technologische vernieuwingen ontstaan. Er moet een productieve orde tot stand komen die de voorwaarden voor de reproductie van het systeem zelf waarborgt.
Deze voorwaarden zijn echter niet aanwezig om een reden die volgens ons essentieel is, namelijk de uitputting van de productiviteitswinst. Zonder zijn stuwende kracht en de bron van relatieve legitimiteit te herwinnen, is het kapitalisme veroordeeld tot een instabiele en fundamenteel asociale reproductie. Dat was waar vóór het virus, maar nog meer erna.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op A l’Encontre. Nederlandse vertaling, inkorting en bewerking: redactie Grenzeloos.