De neoliberale aanval en de ongekende vernietiging van onze leefomgeving laten de noodzaak van een duurzame en rechtvaardige economie zien. Donuteconomie van de Britse econoom Kate Raworth probeert een alternatief te schetsen, maar biedt geen aanknopingspunten om hier te komen.
Het idee van de donuteconomie wint aan invloed. In een veelbekeken Tegenlicht-uitzending uit 2019 kon Raworth haar idee voor een ‘kompas voor de 21e eeuw’ uiteenzetten. En in april kondigde het links-liberale college in Amsterdam aan dat zij toe wil naar een circulaire economie. Geïnspireerd en in samenwerking met Raworth wil ze in 2030 het gebruik van nieuwe grondstoffen halveren en in 2050 zou afval geheel uitgebannen moeten zijn door hergebruik.
De figuur van de donut staat voor Raworth voor de grenzen waarbinnen de economie zou moeten functioneren. De binnenste cirkel staat voor het minimum aan basisbehoeften waar mensen recht op zouden moeten hebben. Onder dit ‘sociaal fundament’ vallen zaken zoals huisvesting, voedsel, sociale gelijkheid en politieke inspraak. De buitenste cirkel is ons ‘ecologisch plafond’ en verwijst naar de crisis van ecosystemen waar de mensheid van afhankelijk is, zoals het klimaat, de verzuring van de oceanen en de vermindering van biodiversiteit.
Idealisme
De kracht van dit model is dat het de economie plaatst in de natuurlijke context waar het van afhankelijk is. Raworth put hierbij uit de aardsysteemkunde dat negen kritieke processen identificeert ‘die er samen voor zorgen dat de aarde de omstandigheden van het Holoceen kan continueren.’ Binnen het kapitalisme worden zowel het sociale fundament en het ecologische plafond structureel overschreden, zoals ook het tweede beeld laat zien.
In de inleiding van haar boek stelt Raworth zich de volgende vraag: ‘Als het in de eenentwintigste eeuw ons doel is om binnen de donut te komen, welke economische mentaliteit biedt ons dan de grootste kans om dit te bereiken?’ Het idee van de donuteconomie politiseert zo de manier waarop we over de economie spreken. Het werpt vragen op over wat er geproduceerd wordt, voor wie en met wat voor gevolgen. Dit is een welkom tegenwicht voor de manier waarop politieke keuzes doorgaans worden neergezet als economische noodzakelijkheden.
Maar Raworths zoektocht om de economische mentaliteit te veranderen, is de grote zwakte van haar theorie. De vooronderstelling die hierachter schuilgaat, is dat als we onze ideeën veranderen de economie vanzelf volgt. Als we maar het juiste beeld hebben – de donut – dan kunnen we ons handelen hiermee in lijn brengen. Dit idealistische wereldbeeld baseert Raworth op een erg beperkte lezing van de geschiedenis van de politieke economie. Dit heeft grote consequenties voor haar perspectief.
Politieke economie
In haar boek loopt Raworth veel economen van de afgelopen twee eeuwen langs. Van iedereen leent ze wat, maar hiermee ziet ze fundamentele verschillen over het hoofd. Klassieke economen zoals Smith en Ricardo probeerden namelijk het opkomende kapitalisme nog te doorgronden. Marx bouwde hierop voort in de formulering van zijn arbeidswaardetheorie. Een analyse van het kapitalisme als systeem maakte bij de neoklassieke economen die volgden echter plaats voor een analyse van individuele consumptie- en productiekeuzes.
Waar kwam deze breuk vandaan? Ricardo leverde met zijn economische theorie nog munitie voor de kapitalistische klasse in haar strijd tegen de macht van de grootgrondbezitters. Nadat deze strijd in West-Europa grotendeels beslecht was, werd het grootste probleem voor de kapitalistische klasse de socialistische beweging. Niet het doorgronden van wat Marx ‘de bewegingswetten van het kapitaal’ noemt, maar het verdedigen van de bestaande orde werd voor economen het belangrijkste doel.
Terecht wijst Raworth erop dat oneindige groei op een eindige planeet niet mogelijk is. Maar de focus op economische groei is niet het gevolg van economische denkers maar van de dynamiek van het kapitalisme. Bedrijven investeren wanneer ze verwachten op deze manier hun kapitaal te vermeerderen. Onderlinge concurrentie zorgt ervoor dat bedrijven anders kopje ondergaan. Op internationaal niveau vertaalt deze concurrentie zich naar staten die met hand en tand de belangen van ‘hun’ bedrijven verdedigen door middel van handelsverdragen, diplomatieke missies en oorlogen.
Geen oplossing
Raworth schrijft over de manier waarop neoliberalen zoals Hayek zich organiseerden in denktanks. Door vanaf de jaren dertig hun ideeën uit te werken en netwerken op te bouwen van sympathisanten, konden zij tijdens de economische crisis van de jaren zeventig komen bovendrijven als alternatief voor het keynesianisme. Hetzelfde zou moeten gelden voor de ideeën die nu ontwikkelt worden over een duurzaam kapitalisme aan het begin van deze crisis.
Maar het neoliberalisme bood bedrijven juist een kans om hun winstgevendheid te vergroten. Het openstellen van publieke voorzieningen voor het maken van winst en de aanval op de macht van vakbonden betekende de basis voor een nieuwe periode van expansie van het kapitalisme. Een donuteconomie kan alleen bereikt worden met een aanval op het privé-eigendom. Alleen door de macht over de meest vervuilende bedrijven over te nemen, kan hun verzet worden gebroken en kunnen ze worden ontmanteld.
Raworth deinst terug voor dit soort conclusies. In haar kringloopeconomie heeft iedereen een rol te spelen: de econoom door een alternatief zichtbaar te maken, de CEO om een duurzaam product in de markt te zetten, de politicus om met beleid de consument ‘te nudgen’ naar goed gedrag en het individu door de consumentenkeuzes die het maakt en door afval te recyclen. Veel klimaatactivisten hebben allang niet meer het geduld om in dit soort van ‘oplossingen’ te geloven.
Hoe verder?
Het is daarom geen verrassing dat haar ideeën met name populair zijn bij liberale partijen en beleidsmakers. Raworth gaat een confrontatie met de gevestigde belangen uit de weg en biedt geen enkel antwoord op de vraag hoe we daadwerkelijk in de donut komen. Dit is ook zichtbaar in de uitwerking voor ‘de stadsdonut voor Amsterdam’. De afhankelijkheid van de toeristische sector, de grote kolen- en benzinehaven en de verwevenheid van de Zuidas met de fossiele industrie worden hier niet eens geproblematiseerd.
Raworths boek biedt veel interessants voor mensen die op zoek zijn naar voorbeelden van hoe mensen initiatief nemen en oplossingen vinden voor de grote armoede en ecologische destructie die het kapitalisme ons brengt. Het boek is toegankelijk geschreven en met het beeld van de donut heeft Raworth een bijdrage geleverd aan de verbeelding die nodig is om een alternatief zichtbaar te maken.
Klimaatactivisten die op zoek zijn naar een meer systematische benadering van economie en ecologie kunnen zich beter verdiepen in de rijke erfenis van Marx en Engels. Hun ecologische denken over de destructieve impact van het kapitalisme is door een nieuwe generatie socialisten zoals John Bellamy Foster en Ian Angus onder de aandacht gebracht. Zij zien in de collectieve strijd van werkende mensen een maatschappelijke kracht die zowel het economische belang als het gewicht heeft om een einde aan dit verwoestende systeem te maken.
Kate Raworth, Donuteconomie. In zeven stappen naar een economie voor de 21e eeuw. Nieuw Amsterdam 2019, 352 pagina’s, 17,50€.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu.