Daniel Bensaïd (1946 – 2010) was een van de meest invloedrijke Marxistische denkers in Frankrijk. In een reeks radio-interviews gaf hij in 2008 zijn visie op de keerpunten in de turbulente twintigste eeuw. We publiceren hier een vertaling van zijn commentaar op de moord op Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht.
Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg waren lid van de Duitse sociaaldemocratische partij. Aan de hand van hun denkbeelden en vooral aan die van haar komen we gemakkelijk te spreken over onderwerpen als democratie of nationale bevrijdingsstrijd, maar we kiezen ervoor om ons te richten op hun antimilitarisme. Ze hebben zich in naam van het internationalisme en tegen de meerderheid van hun partij in, fel verzet tegen de eerste wereldoorlog.
De moord op 15 januari 1919 door de paramilitaire Freikorpsen van de sociaaldemocratische regering werd gevolgd door een slachtpartij onder Duitse revolutionairen. Hun dood illustreert het beste de onverzoenlijkheid tussen een strategie van hervorming en een van revolutie die zij in hun politieke activiteiten steeds hebben benadrukt. De datum markeert wellicht ook het begin van het einde van de hoop dat de revolutie zich over Europa zou uitbreiden.
De scheidingslijn tussen hervormingsgezinde socialisten en de revolutionaire stroming werd in wezen bepaald door hun respectievelijke houding tot de Oktoberrevolutie. Rosa Luxemburg heeft, zoals bekend, op bepaalde aspecten van de Oktoberrevolutie kritiek uitgeoefend.
Haar kritiek is nog steeds interessant, vooral die op de ontbinding van de Grondwetgevende Vergadering. Er bestonden in 1917 twee vormen van politieke vertegenwoordiging. Aan de ene kant waren er de sovjets die met name voortkwamen uit de oktober-opstand. Aan de andere kant was er het op 12 november 1917 gekozen Parlement met een meerderheid die meer de realiteit van Rusland van vóór oktober 1917 weerspiegelde. Deze politieke vertegenwoordiging bleef achter bij de werkelijke ontwikkelingen in het land.
Rosa Luxemburg liet de ontbinding van die gekozen Grondwetgevende Vergadering eind 1917 onbesproken, maar ze vond niet dat deze afgeschaft diende te worden. Zij pleitte voor het organiseren van nieuwe verkiezingen. Hoewel ze de parlementaire democratie sterk had bekritiseerd, betoogde ze dat we ook rekening moesten houden met andere zaken: dat de verkiezing van de constituerende vergadering geen bourgeois luxe was, dat het zelfs een onmisbare bijdrage kon leveren aan een open politiek klimaat, te samen met een vrije en pluriforme pers, enzovoort. Zonder deze instellingen kon een revolutie in een autoritair regime ontaarden. Ik denk dat Rosa hiermee van een sterke politieke gevoeligheid blijk heeft gegeven, van een helder besef van de gevaren van de bureaucratische logica, van de logica van het functionarissendom in politieke partijen, al beschikte ze nog niet over een theorie van de bureaucratie. Die volgde pas later.
Dit stelt een belangrijk aspect van het vraagstuk aan de orde, namelijk dat de bewustwording van de problemen pas traag op gang kwam.
Wel had er al een debat plaatsgevonden aan het begin van de eeuw, en ik verontschuldig me voor het feit dat ik daar even de aandacht op vestig, want het is zinvol. In die tijd maakte iedereen nog deel uit van dezelfde sociaaldemocratische partij. De theoreticus Eduard Bernstein ontwikkelde het idee dat sommige voorspellingen, die misschien ten onrechte aan Marx werden toegeschreven, niet waren uitgekomen, zoals:
– dat de arbeidersklasse niet homogener werd, terwijl ze wel talrijker en meer geconcentreerd was geworden, dat wil zeggen dat de eenheid geen spontaan product was van de sociologische groei van het industriële proletariaat;
– dat de middenklasse wel veranderde maar niet verdwenen was. Dat er geen eenvoudige tegenstelling bestond tussen een handvol bazen en de massa van de arbeiders; de samenleving zag er complexer uit;
– en dat het staatsapparaat zelf niet langer alleen als een simpele politieagent of een bende gewapende mannen kon worden voorgesteld, maar dat er ook ministeries van Transport en van Postdiensten, enzovoort op het toneel waren verschenen.
Bernstein trok er de conclusie uit dat we posities in het staatsapparaat moesten veroveren. Het gevolg was dat het idee postvatte dat de sociaaldemocratie, zoals Kautsky betoogde, zich niet meer hoefde voor te bereiden op een revolutie, maar dat de revolutie vanzelf kwam, zich in de maatschappij voor onze ogen zou ontvouwen. De rol van de partij was dan ook puur pedagogisch, ze moest het bewustzijn helpen doen rijpen om dit proces zijn gang te laten gaan en niet te hinderen.
Tegenstand kwam er van Rosa Luxemburg. Ze was niet de enige, maar wel een van de eersten. Ze formuleerde haar kritiek naar aanleiding van de algemene stakingen voor het Algemeen Kiesrecht in Rusland (1905/6) en in België (1913).Ze vroeg opnieuw de aandacht voor de inventiviteit en creativiteit van spontane massabewegingen die noch door vakbonds-, noch door politieke apparaten bepaald of gecontroleerd werden. Ze juichte toe dat het om een beweging van onderaf ging, om een socialisme van onderop dat elke bureaucratische routine spaken in het wiel stak.
Maar er werd nog een tweede element van belang. We moesten erop wachten tot 1910-1912, pas toen werd de vraag naar de aard van het staatsapparaat bevredigend beantwoord. De Nederlandse socialist Anton Pannekoek verdedigde toen net als Rosa Luxemburg dat we Marx in feite verkeerd hadden gelezen.
Als we goed kijken naar bepaalde klassieke teksten, zoals zijn Kritiek op het programma van Gotha, dan blijkt Marx eigenlijk steeds gezegd te hebben dat het staatsapparaat vernietigd moest worden, dat het niet voor onze doeleinden gebruikt of omgevormd kon worden. Een burgerlijke staatsapparaat dient altijd de heerschappij van de ene klasse over de ander. Je kunt het niet zomaar overnemen alsof het louter om een technisch hulpmiddel gaat. We hebben een kwalitatieve transformatie nodig en dat betekent een vernietiging van het bestaande staatsapparaat.
Daarom blijf ik erop hameren dat de bewustwording van het karakter van de staat pas in de loop van de tijd ontstond en dat de chauvinistische houding van de sociaaldemocratie ten opzichte van de Eerste Wereldoorlog niet alleen toe te schrijven was aan het partijapparaat. Er was iets mis in de partij als geheel waardoor ze in 1914, bijna als één man of één vrouw, voor de oorlogsbegroting heeft gestemd.
Het hele debat over de redenen voor de mislukking van de Tweede Internationale werd door Rosa Luxemburg in haar Junius-pamflet onderzocht. Zij verbond er de juiste conclusies aan. De kwestie heeft een belang ook in verband met de moord op Rosa en op Liebknecht in januari 1919. Onder de hervormingsgezinde sociaaldemocraten bevinden zich oprechte mensen, eerlijke mensen, maar er zijn ook potentiële moordenaars onder. Persoonlijk was ik ontdaan toen ik presidentskandidate Segolène Royal in 2007 hoorde zeggen dat zij een aanhangster was van Rosa Luxemburg. Ik zeg niet dat ze ons uit zou leveren aan het vuurpeloton, maar ze zou op zijn minst de eerlijkheid moeten hebben om te zeggen dat het de ‘goede oude sociaaldemocraten’ van die tijd waren die Rosa hebben vermoord.
Het probleem lag volgens mij in het feit dat in een periode van vijftien jaar een andere zienswijze ontstond op de bureaucratisering van het sociaaldemocratische apparaat. Het gevolg was dat anders dan in Rusland de revolutionaire stroming in de Duitse sociaaldemocratische massapartij niet met een onafhankelijk project de oorlog is ingegaan. Er wordt gewoonlijk gezegd dat ‘die stroming niet voor de oorlogskredieten heeft gestemd’,… maar niet dat ze dat pas deden bij de tweede stemming. Maar zelfs Liebknecht heeft bij de eerste stemming vóór gestemd, ja, uit discipline wordt dan gezegd. Hoe dan ook, hij heeft bij de eerste stemming vóór gestemd. En dat was een groot probleem.
Men kan begrip hebben voor de logheid van de partij, de Duitse sociaaldemocratie functioneerde bijna als een totale tegenmaatschappij. Ze bezat zo’n 150 tot 180 dagbladen, kranten in alle regio’s (de deelstaten), met een kolossaal vakbonds- en parlementair apparaat. Hoe kan men met zo’n machtsapparaat breken? Men had altijd gehoopt dat de koers gecorrigeerd of rechtgezet zou worden. De revolutionairen hebben zich niet gerealiseerd dat een breuk noodzakelijk was…
De Duitse communistische kernen kwamen aanvankelijk zwak uit de oorlog. Ze waren verstrooid en verspreid en tot op zekere hoogte bevangen door een linkse lezing van de Russische Revolutie, een ietwat putschistische interpretatie die nog enige tijd zou voortbestaan in de Duitse communistische partij. De kunstmatige, van bovenaf geïnitieerde opstand van maart 1921 eindigde in een catastrofe en bracht met zich mee dat de Communistische Partij in een paar weken tijd de helft van haar leden verloor. Het heeft toentertijd het denken van de Communistische Internationale sterk beïnvloed en haar doen afvragen hoe het jeugdige of ‘infantiele ongeduld’ te corrigeren, deze zogenaamde kinderziekte (Lenin) of hoe je het ook wilt uitdrukken.
Een van de voorwendsels voor het offensief tegen de Spartakisten, de voorloper van de Duitse Communistische Partij, was in januari 1919 de bezetting van het hoofdkwartier van de Vorwärtz, het orgaan van de Duitse sociaaldemocratie. De actie, waarmee Rosa Luxemburg het niet eens was, heeft de confrontatie in ongunstige omstandigheden bespoedigd. Het rechtvaardigde geenszins de moord en de inzet van de Freikorpsen, maar het gebeurde wel in een context van burgeroorlog.
Was het spel definitief voorbij met de onthoofding van de ontluikende Duitse communistische beweging? Het bleef een belangrijke politieke stroming. We weten nu hoe lang het duurt om een militante cultuur, een militante gemeenschap tot ontwikkeling te brengen. De breuk met de sociaaldemocratische meerderheid vond pas zeer laat plaats met de Russische Revolutie in volle gang en aan het einde van de oorlog. Het was een partij die nog in opbouw was, die pas net een programma had aangenomen, enzovoort. Het is een open debat, maar ik denk dat de moord de vorming van een politiek leiderschap, van een leidende groep in grote moeilijkheden heeft gebracht.
De Duitse revolutie duurde met tussenposen van 1918 tot 1923. Ze kwam pas tot stilstand met het mislukken van de Duitse Oktober in 1923. Misschien was de kans al eerder verkeken, maar daarvoor komen dan meerdere momenten in aanmerking. Terecht wordt gezegd dat de moord op Liebknecht en Rosa Luxemburg symbolisch gezien zo’n moment was. Maar enkele maanden of weken later werd Leo Jogiches vermoord, de belangrijkste organisator van de partij die nauw met Rosa was verbonden. Een groot deel van het leidende team was toen dood.
Ze verloren meer leiders na de actie van maart 1921. We kunnen achteraf zeggen dat Paul Lévy een opportunist was, maar Lenin dacht er toen anders over. Over de actie van maart 1921 zei hij: ‘Veel mensen verloren hun hoofd, maar Paul Lévy had in ieder geval nog een hoofd om te verliezen. De anderen waren warhoofden. De anderen… sommige van de Komintern kaders in het bijzonder. Tenslotte is er nog het beroemde verhaal van de opstand van Oktober 1923, dat als hoofdstuk van de tragedie in Hamburg wordt verteld in het boek Sans patrie ni frontiers van Jan Valtin (uitgegeven in het Engels als Out of the Night).
Het is waar dat in de politiek gevolgen zich op elkaar stapelen. Het hoeft niet te betekenen dat een cyclus voorbij is, maar het maakt het wel veel moeilijker om de trein weer op het rechte spoor te zetten. Januari 1919 had waarschijnlijk verstrekkende gevolgen voor maart 1921 en voor oktober 1923. Maar het ging om meer. Niet alleen om Duitsland en Rusland maar om de geschiedenis van de hele twintigste eeuw. Het strategische perspectief van de bolsjewieken was dat de Russische Revolutie het begin was van een Europese revolutie. Misschien was het begin niet het juiste moment, maar er was geen keus. En let wel: we moeten ons geen rad voor ogen laten draaien, want als we kijken naar wat er een paar jaar later gebeurde met de arbeidersraden van Turijn in Italië, met de Radenrepubliek in het Duitse Beieren, met de Radenrepubliek in Hongarije en met de bewegingen in Oostenrijk, dan was er min of meer sprake van een Europese revolutionaire of prerevolutionaire situatie.
Toch hulde het mislukken van de Duitse Revolutie de eeuw mede in duisternis en schiep het vrijwel zeker de voorwaarden voor het stalinisme. Die zouden in Rusland ook zonder die mislukking aanwezig zijn geweest, maar misschien niet met dezelfde gevolgen. Daarenboven schiep het bureaucratische monster ook nog een aantal omstandigheden die tot het nazisme hebben geleid. De kosten van revoluties en burgeroorlogen worden vaak berekend, zelfs in ronde cijfers, maar over het algemeen vergeten we te becijferen hoeveel de verloren revoluties, de niet uitgevoerde revoluties hebben gekost. De mensheid heeft in de twintigste eeuw voor het mislukken van de Duitse revolutie de hoogste prijs betaald met de overwinning van het nazisme en de Tweede Wereldoorlog.
Daarom zijn de symbolen van Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht vandaag de dag nog steeds zo sterk… Ik was op de demonstratie in Berlijn in januari 1968, een internationale demonstratie tegen de oorlog in Vietnam. Berlijn was in tweeën gesneden, je moest een deel van de DDR doorkruisen om er te komen. Het was ontroerend. We waren in januari 1968 een halve eeuw min een jaar verwijderd van de verjaardag van de moord op Rosa Luxemburg. Naast de solidariteit met Vietnam en met de Duitse studentenbeweging, enzovoort was het symbool van deze demonstratie ook een eerbetoon aan Rosa Luxemburg.
Overgenomen uit Recorded Fragments. Twelve Reflections on the 20th Century. Hier verkrijgbaar.
Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.