“Es geht alles vorüber, es geht alles vorbei”: niets blijft, aan alles komt een einde. Duitsland is het geboorteland van de sociaaldemocratie, een toenmalige straf georganiseerde tegenwereld met zijn partij, vakbonden, kranten, sport- en andere cultuurverenigingen. In België namen de socialisten dit model over, maar in Vlaanderen werd daar een bijzonderheid aan toegevoegd, een organisatievorm waar de Duitse kameraden bewonderend naar zouden opkijken: de coöperaties, bij ons “coöperatieven” genoemd.
Dat was te danken aan Edward Anseele, de paternalistische, ja autoritaire, baas van de Gentse socialisten. De coöperaties werden geacht het wondermiddel te zijn om, samen met het algemeen stemrecht, de socialistische samenleving te verwezenlijken. Ze hebben uiteraard veel goed gedaan en tegelijk veel illusies gekweekt. Maar ze kwijnden langzaam: het kapitalisme was sterker. En het algemeen stemrecht heeft ook geen socialisme opgeleverd.
Een sociale revolutie lag niet in het verschiet en noodgedwongen sloegen de socialisten de weg in van de collaboratie met het kapitaal. In 1914 werd de baas van de Belgische socialisten, Emile Vandervelde minister, weliswaar zonder portefeuille, maar toch minister. Sindsdien was de deelname van de socialisten aan de regering een regelmatige bezigheid. Vandaag is dat niet zo vanzelfsprekend meer, alleszins niet in Vlaanderen, waar de socialisten een kleine minderheid zijn geworden.
Eén jaar voor Vandervelde minister werd, verrees in Gent een voor die tijd imposant gebouw, het Feestlokaal Vooruit. Dit “arbeiderspaleis” deelde zijn naam met de krant Vooruit die dezelfde Edward Anseele in 1884 had opgericht. In de jaren 1960 verkommerde het gebouw langzamerhand. De partijbonzen hadden andere bekommernissen. Maar in 1982 werd het gerestaureerde gebouw officieel het Socio-cultureel Centrum Vooruit. Dat was te danken aan een aantal linkse jonge mensen die zich inzetten voor het progressieve artistieke ontmoetingscentrum. In 1988 dan weer veranderde de naam in Kunstencentrum Vooruit en in 1993 werd het officieel subsidieerbaar. De naam Vooruit hield stand.
De restanten van de sociaaldemocratie in Vlaanderen hebben dus gekozen om hun partij de naam Vooruit te geven. Maar dat doen ze niet om te verwijzen naar hun arbeidersverleden. In tegendeel: Vooruit is naar verluidt een brede beweging die geen taboes kent en die heilige huisjes omvergooit. Trouwens, wie in Bilzen, Antwerpen of Kortrijk koppelt de nieuwe naam aan het Gentse socialisme?
De naamsverandering van de sp.a wist elke gevoelswaarde die de naam bij de werkende klasse oproept definitief uit, en dat betekent tegelijk het einde van een historische periode: de geschiedenis van het gewone volk in Vlaanderen dat de strijd aanging voor zijn politieke ontvoogding, zijn lichamelijk welzijn en zijn culturele verheffing. We leven in een nieuwe reactionaire, neoliberale periode en het geharrewar rond de naam Vooruit duidt daarop.
In werkelijkheid gaat het zowel voor Vooruit als voor Voo?uit om marketing en om niets anders en daarbij komt €150.000 goed van pas. Alle gewauwel over cultuur ten spijt. Markt is markt. Een mogelijke samenleving waarin marktimperatieven, accumulatie van kapitaal, winstbejag niet determinerend zijn, is blijkbaar voor alle betrokkenen in het de termenstrijd een waanbeeld. Vooruit en Voo?uit blijven met onze twee voeten op de neoliberale grond.
De term “vooruit” heeft nog een andere betekenis, die van de zogenaamde vooruitgang waarbij de accumulatie van productie- en consumptiemiddelen naar het algemene welzijn leidt. Dit liberale idee werd overgenomen door de sociaaldemocratie. Immers, de groei van de productiekrachten die in botsing komen met de eigendomsverhoudingen legt de basis voor het socialisme. Of dit nog geldt, ligt ter discussie. Op een dode planeet bloeit niets, ook geen socialisme. Maar ik denk dat Connor Rousseau de term “vooruit” gewoon gekozen heeft omdat hem niets anders te binnen schoot.