Dave Kellaway kijkt terug op het tijdperk Pablo Iglesias, waarin links in Spanje de politieke bovenhand had. Hij vergelijkt de ontwikkelingen van Podemos in Spanje met die van de Corbyn-beweging in het Verenigd Koninkrijk.
Een maand of wat geleden faalde Pablo Iglesias in zijn poging om bij de regionale verkiezingen in Madrid de rechtse opmars terug te dringen. De nederlaag werd een persoonlijk keerpunt voor hem. Hij nam ontslag van al zijn leiderschapsfuncties, zowel in de partij Unidad Podemos (Verenigd kunnen wij) als in de regering met de PSOE (Spaanse Socialistische Arbeiderspartij).
Het betekende het bittere einde van een persoonlijke reis waarin hij een tijdlang een leidende rol speelde in een poging om het regime van 1978, (dat was voortgekomen uit het einde van de fascistische Franco-dictatuur), radicaal aan te pakken. Hij had ‘naar de hemel gereikt’ en meegewerkt aan wat hij ‘een grote electorale oorlogsmachine’ noemde, die tijdelijk de greep van de PSOE op de linkerzijde van de politiek in de Spaanse staat bedreigde.
Zijn politieke achtergrond was binnen het oude Izquierda Unida (IU – Verenigd Links) als een linkse Eurocommunist. Uiteindelijk heeft hij zijn groepering ironisch genoeg weer volledig in dat kader teruggevoerd. Podemos is een junior partner in de regering, een linkse dekmantel voor wat in wezen een sociaalliberale regering is die geen uitdaging vormt voor het regime van 1978. Sommige deskundigen suggereren zelfs dat het huidige IU de afbrokkelende resten van de Podemos-beweging zal opnemen.
Maar zoals de kameraden van Anticapitalistas, voorheen Izquierda Anticapitalista (Antikapitalistisch Links), Miguel Urban en Brais Fernandez, terecht opmerken:
Aan de ene kant is de balans teleurstellend. Podemos was niet in staat de doelen te bereiken die het zich bij de oprichting had gesteld en is, in Gramsciaanse termen, omgevormd tot een ’transformismo’-project [een strategie om de vorming van een georganiseerde arbeidersbeweging te voorkomen door haar ideeën en leiders te coöpteren en te neutraliseren binnen een heersende coalitie, een passieve revolutie zonder zelfgeorganiseerde beweging]. De totstandkoming ervan leidde echter tot de opening van een nieuwe, onverwachte politieke cyclus. Voor het eerst in decennia streefde een anti-neoliberale kracht naar verovering van de politieke macht.
Opkomst van brede linkse of klassenstrijd bewegingen
In de afgelopen maanden is er een aantal artikelen en boeken verschenen over de Pasokificatie van de Europese sociaaldemocratische partijen. Het begrip verwijst naar de manier waarop de Griekse sociaaldemocraten van Pasok hun partij naar desintegratie leidden door steeds gematigder te worden. Progressieve, massaal radicale bewegingen zoals Podemos, Syriza in Griekenland, het Corbynisme in Groot-Brittannië, de partij van Mélenchon in Frankrijk waren deels reacties van links op dit proces van Pasokificatie. Zij reageerden op de steeds sociaal-liberalere lijn van de sociaaldemocraten, waarvan Blair en de regering-Zapatero in Spanje een voorbeeld waren.
De herstructurering van het mondiale kapitaal vanaf de jaren tachtig met de vernietiging van de oude Europese industriële kerngebieden heeft de vakbonden en gemeenschappen die de historische basis van deze traditionele linkse partijen vormden, ernstig verzwakt. Het neoliberale bezuinigingsbeleid na de financiële crisis van 2008 heeft ook een aantal sociale mobilisaties aangewakkerd, met name in Griekenland en Spanje, waar de ‘indignados’ (woedende mensen) tienduizenden gedurende langere periodes de straat op brachten. De jongere generatie, waaronder veel werklozen en werkloze afgestudeerden, sloot zich aan bij vakbonden, vooral in de publieke sector. De mensen wilden fatsoenlijk werk en fatsoenlijk onderwijs en sociale voorzieningen.
De sociaaldemocratische partijen waren niet langer in staat hervormingen door te voeren om de werkende bevolking te beschermen, zoals ze hadden gedaan tijdens de naoorlogse hoogconjunctuur, toen de ondernemers winst konden maken en tegelijkertijd konden instemmen met een verhoging van de levensstandaard en sociale voorzieningen van werknemers. Zelfs later, tijdens perioden van kapitalistische groei gestimuleerd door de val van de Berlijnse muur, goedkope goederen uit China en een expansie van het krediet, zagen we een sociaaldemocratische leider als Blair die de nieuwe kapitalistische realiteit graag omarmde, ook al deed hij enkele concessies op het gebied van de sociale uitgaven.
Het is nu echter duidelijk dat al deze radicale bewegingen zijn verslagen en er niet in zijn geslaagd de kapitalistische stabiliteit te blijven bestrijden. Het is de moeite waard om de ervaring van Podemos te onderzoeken, zowel om specifieke lessen te trekken, maar ook omdat de strategische problemen van Podemos een afspiegeling zijn van enkele van de problemen waarmee het project van Corbyn werd geconfronteerd.
De oorsprong van Podemos
Podemos werd opgericht in januari 2014. De massademonstraties van de 15 mei-beweging, in de volksmond bekend als de ‘indignados’, waren toen aan het wegebben. Een groep universiteitsdocenten in Madrid en Anticapitalistas, de afdeling van de Vierde Internationale in de Spaanse staat, besloten dat de tijd rijp was om een nieuwe politieke beweging op te richten die de hoop van de indignados kon kanaliseren. Volgens Urban en Fernandez (op cit.) waren er vier zaken die een belangrijke invloed haden op hun denken:
a. de historische concurrent ter linkerzijde van de PSOE, Izquierda Unida, voortgekomen uit de Eurocommunistische Spaanse Communistische Partij, was door de indignados volledig ingehaald en was er niet in geslaagd een echte leidersrol te vervullen;
b. het Linkse Blok in Portugal had met succes diverse linkse krachten verenigd en was een nationale politieke kracht geworden die zelfs de Portugese Communistische Partij had ingehaald;
c. Syrizia in Griekenland was op dat moment nog niet verslagen en inspireerde mensen in heel Europa;
d. de Bolivariaanse ervaring onder leiding van Chavez in Venezuela was van bijzonder belang voor zowel Iglesias als zijn vriend Errejon, die daar een tijd hadden doorgebracht.
Het oorspronkelijk aangenomen programma was gericht tegen bezuinigingen. Het omvatte het schrappen van de toevoeging aan de grondwet, die door zowel de PSOE als de conservatieve Volkspartij werd gesteund, waarin de door de EU gereguleerde ‘evenwichtige begrotingen’ werden verankerd. Het programma was voor de volledige uitvoering van het 128ste artikel van de grondwet waarin staat:
Alle rijkdom van het land in al zijn vormen en ongeacht wie er eigenaar van is, is ondergeschikt aan het belang van het volk.
Uittreding uit de NAVO en volledige abortusrechten waren andere belangrijke punten, evenals de toezegging om het rigide eenheidsstreven van de Spaanse grondwet aan te vechten met betrekking tot Catalonië en Euzkadi [Baskenland]. Het is belangrijk deze punten in gedachten te houden om te kunnen beoordelen hoe ver de leiding van Podemos in de daaropvolgende jaren van een dergelijk programma is afgeweken.
Volgens een deelnemer aan deze bijeenkomsten was Iglesias graag bereid al deze punten te onderschrijven, maar was Errejon veel minder enthousiast. Dit weerspiegelde waarschijnlijk zowel het feit dat Iglesias begreep dat dit slechts papieren standpunten waren die konden worden gewijzigd, als de voorbode van Errejon’s uiteindelijke afsplitsing van Podemos naar een gematigder standpunt.
We kunnen dus zien dat deze beweging op een heel andere manier tot stand is gekomen dan het Corbynisme, dat is voortgekomen uit de traditionele Campagnegroep van Labourparlementsleden. Er waren geen programmatische discussies bij de oprichting van dit project en hoewel radicaal links hielp bij de mobilisatie achter Corbyn, hadden wij geen leidende rol. Hoewel er enkele verbanden waren met de anti-bezuinigingsmobilisaties van de voorgaande jaren, vooral die rond het collegegeld, was de schaal van deze mobilisaties veel kleiner dan in de Spaanse staat. Sociale media speelden echter een belangrijke rol in beide bewegingen. Er waren enkele overeenkomsten in de demografie van de activisten.
Kansen en gevaren van explosieve groei
Podemos brak meteen door bij de Europese verkiezingen in 2014 en haalde bijna 8% en 5 Europarlementariërs. Bij de parlementsverkiezingen in 2015 en 2016 kreeg ze ongeveer 21% van de stemmen en kwam daarmee dicht bij een historische inhaalslag van de PSOE. In oktober 2014 had ze 170.000 leden en in 2020 werden tot 500.000 leden geclaimd, maar dat was vóórdat leden contributie moesten betalen. Dat was een fenomenale groei voor een nieuwe partij. Alle voorspellingen hadden haar succes volledig onderschat.
Iets soortgelijks gebeurde in Groot-Brittannië met het Corbynisme – althans tot na de algemene verkiezingen in 2017. Politiek is nu veel vluchtiger door de crisis van de traditionele partijtrouw, de opkomst van nieuwe gepolitiseerde generaties en de versnelling die sociale media kunnen teweegbrengen. Zoals we hebben gezien bij het Corbynisme kan het heel snel omhoog gaan, maar ook weer snel teruglopen.
De initiatiefnemers van het Podemos-project werden overspoeld en onder de voet gelopen door de impact en de enorme aantallen mensen die binnenstroomden, zoals Urban en Fernandez ruiterlijk toegeven:
Deze enorme toename van belangstelling en aantallen werd veel vaardiger gekanaliseerd door de ‘populistische hypothese’ dan door het ‘antikapitalistische perspectief’. Dit laatste heeft altijd moeten ingrijpen binnen het kader van het eerste.
Anticapitalistas was de enige georganiseerde linkse groepering die bij het project betrokken was. Ze telde een paar honderd leden en was buiten de grote steden dun gezaaid. Sommige van de belangrijkste activisten uit sociale bewegingen stonden aanvankelijk sceptisch tegenover Podemos. Het was onvermijdelijk dat toen de zaken er eenmaal goed uitzagen, veel van de mensen die het eerst afkeurden, zich vervolgens aansloten en vaak gewoon kritiekloos Iglesias volgden.
Emmanuel Lopez onderzocht de sociologische fenomenen die aan Podemos ten grondslag liggen. Hij wijst op de sleutelrol van de nieuwe werkloze, precaire, afgestudeerde generatie die tot de partij werd aangetrokken. Een soortgelijk fenomeen zagen we bij het Corbynisme.
Maar deze explosieve groei betekende voor veel van deze nieuwe activisten een snelle sociale promotie of integratie in het institutionele proces. Het helpt ook verklaren hoe de lokale afdelingen (circulos) uitgehold raakten. Deze kwestie kan ook radicalen of revolutionairen in nieuwe, snel groeiende partijen treffen. Revolutionaire marxisten uit de stroming van de Socialistische Democratie ondervonden dit aan den lijve toen ze Lula’s PT (Arbeiderspartij) in Brazilië hielpen opbouwen. Bureaucratisering en integratie treft niet alleen hervormingsgezinden. Lopez (op cit.) merkt dit opnieuw op:
Na de algemene verkiezingen in 2015 had de partij duizenden politieke posities en banen te verdelen – parlementsleden, senatoren, raadsleden en fulltime personeel. Om deel uit te maken van deze ‘industrie van vertegenwoordiging’ was subjectief zeer aantrekkelijk. Uiteindelijk verklaart dat waarom de partij een soort basis kon behouden nadat ze haar mobilisatie in de gemeenschappen en op de werkplaatsen na 2016 had opgegeven.
Links noch rechts, ‘construeer het volk’
De leiding van Podemos accepteerde op het eerste nationale congres in Vistalegre een organisatiemodel waarbij minderheden zoals Anticapitalistas bewust werden uitgesloten van het leiderschapsteam. Tendensen kregen geen enkele vorm van evenredige vertegenwoordiging. Er werd ook online stemmen ingevoerd, wat betekende dat tienduizenden mensen online stemden over voorstellen die door het team van Iglesias werden ingediend. Lokale en regionale structuren met regelmatige debatten en verkiezing van afgevaardigden – de ’traditionele’ vorm van linkse politieke organisatie werden gemeden ten gunste van de sociale media. Dit bemoeilijkte de ontwikkeling van een rijk politiek debat in lokale afdelingen.
Een paar jaar later maakte deze top-down en dus beperkte vorm van interne democratie het zelfs moeilijk voor een belangrijke bondgenoot van Iglesias, Errejon, om zijn standpunten te verdedigen toen hij van de politieke lijn van Iglesias afweek naar een gematigder standpunt. Hij was een enthousiast voorstander geweest van het oorspronkelijke interne regime!
Bijgevolg waren er grote meerderheden voor de strategie van Iglesias, die geïnspireerd was door zowel het Latijns-Amerikaanse linkse populisme als de ideeën van Ernesto Laclau en Chantal Mouffe. Om in de huidige omstandigheden de politieke macht te kunnen veroveren, moest links een aantal van zijn historische categorieën loslaten, zo werd betoogd. Podemos nam daarom de slogan ‘links noch rechts’ aan.
Het is waar dat er bij de traditionele linkse en centrumrechtse partijen steeds minder verschillen zijn in de manier waarop ze met bezuinigingen omgaan, dus er was enige steun voor deze aanpak. Dit leidde echter tot een ontkoppeling van de materiële wereld van klassenuitbuiting door kapitalisme, klassenstrijd en de repressieve aard van de staat. Er werd te veel nadruk gelegd op ideologische processen, waarbij het de taak van progressieve partijen is om ‘het volk te vormen’, door effectieve communicatie en marketing en een nieuw politiek verhaal te bieden dat mensen kunnen begrijpen en steunen. Deze volkscoalitie is grensoverschrijdend in die zin dat ze steun kan vinden in alle politieke en ideologische stromingen en niet beperkt wordt door enge klassedefinities of tegenstellingen.
Er is niets mis met nadenken over hoe we een socialistisch of klassenstandpunt aan een massapubliek kunnen presenteren, maar de banden met de kapitalistische realiteit kunnen niet worden doorgesneden. Omgekeerd werkt de houterige propaganda van orthodoxe marxisten natuurlijk ook niet.
Op één niveau was deze enorme investering in de ontwikkeling van een hecht gecentraliseerd team dat een verfijnde strategie van mediacommunicatie ontwikkelde, succesvol in het opbouwen van steun, waardoor Podemos meer dan 20% van de stemmen haalde. Een deel van het verkiezingsmateriaal was briljant in het overbrengen van de oneerlijkheid van het systeem en waarom verandering nodig was. Daar kunnen we van leren.
Voor een keer was links stoutmoedig en optimistisch over wat mogelijk was; dat het een grote traditionele partij als de PSOE kon uitdagen en zelfs inhalen. In sommige peilingen lukte dat ook. Maar samen met de ‘promotie’ van activisten tot fulltimers of partijvertegenwoordigers, betekende dit dat de lokale afdelingen werden verwaarloosd. Zelforganisatie, het opbouwen van alternatieve politieke structuren en het smeden van een levendige nieuwe cultuur van onderop, waren geen prioriteiten. Zolang de partij hoog in de peilingen stond, was het voor alternatieve stemmen als Anticapitalistas moeilijk om mensen te overtuigen van een andere weg vooruit.
Zoals Lopez in zijn artikel (op cit.) opmerkt:
Op deze manier vervulde het ‘populisme’ voor deze generatie een rol die vergelijkbaar was met die van het marxisme voor de generatie van de overgang in 1978; het was als een ‘elitetheorie’ die een begrip van macht articuleerde dat niet gebaseerd was op een theorie van politieke economie en klassen en een daaruit voortvloeiende complexe analyse van de conjunctuur, maar eerder als een soort ‘populaire articulatie’ omgezet in een zaak van communicatie-expertise.
Dergelijke ideeën pasten gemakkelijk bij een leiderschap dat voornamelijk bestond uit universiteitsprofessoren en een ledental dat voornamelijk bestond uit jong afgestudeerden. Vóór Podemos had Iglesias een zeer succesvol politiek tv-programma geleid.
De arbeidersbeweging was verzwakt en geïsoleerder geraakt als gevolg van de-industrialisatie en herstructurering. Dat betekent ook dat de massacommunicatie een rol en gewicht heeft overgenomen die de organische intellectuelen en onafhankelijke instellingen van de arbeidersbeweging vroeger betwistten. Tot op zekere hoogte zien we dit ook in Groot-Brittannië. Kijk hoe de aanval van de massamedia op Corbyn moeilijker te weerstaan was gezien de zwakte van de onafhankelijke media en instellingen van de arbeidersbeweging.
Drie strategische fouten
Fernandez en Urban identificeren drie belangrijke strategische problemen bij Podemos:
a. een vernuftige benadering van het vraagstuk van de staatsmacht
Podemos heeft de mainstream academische politieke theorie overgenomen, waarbij de staat wordt beschouwd als een vloeibaar lichaam, een sociale relatie, maar heeft de werkelijke implicaties van dergelijke uitspraken niet naar voren gebracht. De rechterlijke macht, de politie en het leger zijn, vanwege hun klasse en ideologische samenstelling, organen die structureel reactionair zijn en alleen kunnen worden geneutraliseerd met actieve, tegengestelde sociale krachten. Anderzijds vormen werknemers in de gezondheidszorg, het onderwijs en het openbaar bestuur, waar Podemos veel steun had, een potentiële basis voor ‘constituerende’ veranderingen vanuit de staat zelf.
Geen van de lessen van het Syrizia-debacle werd ter harte genomen. Uiteindelijk won Podemos op bepaalde plaatsen de controle en nu zijn ze junior partner in de PSOE-regering, maar ze beheren het systeem binnen de gebruikelijke grenzen. Het meest verontrustend is dat het leiderschap de werkelijke progressieve impact van haar uitvoerende macht overdrijft en verdraait, bijvoorbeeld met sommige van de welzijnshervormingen waarvoor ze heeft gelobbyd.
– een verkeerde opvatting over politieke economie
De leiding van Podemos ziet de samenleving als een politiek speelveld waar economische macht een externe kracht is die moet worden uitgedaagd, maar niet als de sociale relatie die de hele samenleving vorm geeft. Ze ging van haar vroege beloften om belangrijke sectoren van de economie over te nemen naar een klassiek keynesianisme. De periode waarin Podemos Madrid bestuurde was daar een voorbeeld van, want ze stuurde aan op dezelfde oude stedelijke ontwikkeling onder leiding van het financiële kapitaal.
– De nationale kwestie in de Spaanse staat
Ook hier kon Podemos aanvankelijk het debat over de heroprichting van het grondwettelijk stelsel leiden, maar dat werd later opgegeven zodat ze nu in Catalonië en Euzkadi terrein heeft verloren aan progressieve of onafhankelijke nationalisten die als militanter tegen het centraliserende regime worden beschouwd.
Waarom heeft een radicaal of revolutionair alternatief het niet beter gedaan?
Lezers kunnen zeggen dat ik gelijk zou kunnen hebben met sommige of al mijn punten van kritiek op Podemos, maar waarom hebben de revolutionairen die vanaf het begin deel uitmaakten van Podemos niet meer steun gekregen en het leiderschap van Iglesias niet sterker uitgedaagd?
Gedurende het hele proces heeft Anticapitalistas zowel enthousiast Podemos opgebouwd als een alternatieve strategie gehandhaafd, wat betekende dat ze werden uitgesloten van het centrale leiderschapsteam. Kameraden namen partijposten in en werden regionale of Europese parlementsleden. De massamedia berichtten regelmatig over de alternatieve standpunten van Anticapitalistas op de twee congressen. De strijd voor een andere interne democratie bleek gerechtvaardigd, aangezien de daaropvolgende afsplitsing van Errejon aantoonde dat de beweging er niet in slaagde haar interne discussies in goede banen te leiden. De zeer zwakke of niet-bestaande aanwezigheid van lokale afdelingen vandaag de dag bevestigt ook hun analyse.
Nadat de leiders hadden besloten minister in de PSOE-regering te worden, werd op TV en in de kranten breed uitgemeten dat Anticapitalistas had besloten de partij te verlaten. Ze had gepleit voor de zogenoemde Portugese oplossing waar het Linkse Blok niet deelneemt aan de regering, de vorming ervan ook niet blokkeert en per onderwerp besluit om haar wel of niet te steunen.
Deelname aan dergelijke brede klassenstrijdstromingen of linkse sociaaldemocratische bewegingen is een goede manier om een radicale of revolutionaire stroming op te bouwen. Als gevolg van haar betrokkenheid heeft Anticapitalistas haar ledental vergroot en geconsolideerd en haar nationale profiel versterkt. Andere groepen die zich in sektarische zuiverheid afzijdig hielden, hebben het niet beter gedaan dan de krachten die de nieuwe bewegingen hielpen opbouwen. Hetzelfde zagen we gebeuren met het Corbyn project, de groepen die er buiten bleven hebben niet geprofiteerd van de ondergang ervan. Leiders van Anticapitalistas verdedigen hun betrokkenheid nog steeds nadrukkelijk. Hoe dan ook, de uiteindelijke uitkomst kon niet op voorhand worden voorspeld. Net zoals in Groot-Brittannië met de Corbyn-ervaring is links niet teruggekeerd naar de positie waarin het zich bevond tijdens de Miliband-periode. Er is winst geboekt.
Dat wil echter niet zeggen dat de kameraden van Anticapitalistas geen fouten hebben gemaakt of dat tactische bewegingen makkelijk te maken zijn. Ervoor zorgen dat je middelen steekt in het onderhouden van je profiel en je eigen organisatie terwijl je deelneemt aan een bredere partij is essentieel. Het is gemakkelijk om de beste bouwers te worden en meegezogen te worden in alle taken van de bredere partij. Dat geldt ook voor revolutionairen die ervoor kiezen om binnen de Labour Party te werken.
Je moet ook uit een kleine groepsmentaliteit breken als je in een groep wordt gegooid met massale steun. Onderhandelen met nieuwe partners op nationaal niveau vergt een andere vaardigheid dan het soort interactie dat je gewend bent. Het is ook belangrijk dat je vertrouwd raakt met de nieuwe communicatie. Op al deze gebieden had Anticapitalistas het tot op zekere hoogte moeilijk.
Een ander probleem is de voorbereiding van een eventuele uittreding als deze beweging ineenstort of zich definitief in een gematigde richting beweegt. Het is vaak moeilijk om te beslissen wanneer men wil vertrekken en om dat op een niet-sektarische manier te doen. De massamedia in de Spaanse staat merkten op hoe vriendschappelijk het afscheid was in gebieden als Andalusië waar Anticapitalistas een sterke basis en een bekende plaatselijke leider als Teresa Rodriguez had. Rituele veroordelingen van verraad zijn niet altijd nuttig.
Ten slotte maken Urban en Fernandez een interessante historische verwijzing bij het Podemos-verhaal:
Naar onze mening bestaat hier een spanning tussen de Leninistische waarheid – organisaties kunnen worden opgebouwd als er voorafgaand aan hun ontwikkeling een opeenhoping van kaderleden is geweest – en de Luxemburgistische – organisaties worden tijdens het proces zelf opgebouwd. In het geval van Podemos werd deze spanning op de slechtst mogelijke manier opgelost. Noch had de politieke kern van Podemos voldoende kaderleden om het opkomende proces te structureren, noch heeft het proces zelf deze tekortkomingen gecompenseerd. De beperkingen van de periode werden gecombineerd met subjectieve beslissingen in de slechtst mogelijke vorm.
Podemos heeft de ontwikkeling doorgemaakt van een partij met een anti-systeem en een constituerende strategie naar het bezetten van de ruimte die van oudsher in handen was van de Spaanse Communistische Partij, maar zonder de organische banden van de laatste met de arbeidersbeweging. Tegelijkertijd heeft ze haar banden met de sociale krachten die haar in de eerste plaats hebben gevormd, ernstig verzwakt. Antikapitalistisch links moet de beweging van onderop opnieuw opbouwen, zowel binnen als buiten de instellingen.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Anti Capitalist Resistance. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.