Ook binnen links is er behoorlijk wat discussie over de positie en rechten van transgender personen. Als bijdrage aan deze discussie publiceren we een tekst van onze Britse kameraden.

Terug naar de basis

Onze opvatting van de term gender is dat deze los staat van de term sekse; de laatste verwijst naar fysiologische kenmerken, de eerste naar een sociaal geconstrueerde rol. Om Simone de Beauvoir te citeren: ‘Je wordt niet als vrouw geboren, maar je wordt een vrouw’. Dat is altijd het algemene standpunt van marxistische feministen geweest – onderdrukking is niet het directe gevolg van fysiologische kenmerken, maar van de sociale rol die in het algemeen wordt toegekend aan degenen die deze kenmerken hebben.

Er is natuurlijk heel wat nuance mogelijk om te begrijpen hoe het feit dat meeste mensen met de fysiologische kenmerken die met vrouw-zijn worden vereenzelvigd, zoals kinderen baren, invloed heeft op de sociale rol van mensen met diezelfde fysiologische (of als zodanig waargenomen) kenmerken. De Resolutie van Vierde Internationale uit 1979 over vrouwenbevrijding pretendeert niet een volledig beeld te schetsen. Het is echter duidelijk dat onze analyse en strategische oriëntatie niet die is van zogenaamde ‘radicale feministen’, namelijk dat mannen de hoofdoorzaak zijn van de onderdrukking van vrouwen en dus de vijand.

Wij denken dat gender noch sekse bepalend zijn voor hoe mensen zichzelf zien, het is mogelijk voor mensen om een van beide of beide te verwerpen en veel mensen doen dat in meer of mindere mate. De onderdrukking van vrouwen vloeit niet voort uit ons geslacht of onze biologie, maar uit de samenlevingen waarin we leven en die van ons verlangen dat we een primaire rol spelen in het werk van sociale reproductie, die een belangrijke rol speelt bij zowel betaalde als onbetaalde arbeid in de ‘sociaal noodzakelijke arbeidstijd’, dat wil zeggen de arbeidstijd die nodig is om de op winst georiënteerde productie in kapitalistische economieën op gang te houden.

Sociale reproductie is de reproductie van de arbeidskracht van de arbeidersklasse ten dienste van haar rol in het kapitalistische economische systeem. Een deel van de productie van sociaal noodzakelijke arbeid vindt plaats buiten de arbeidsmarkt om, in huis, waar ze niet rechtstreeks door het loon wordt gedekt. Het gaat niet alleen om lichamelijke voortplanting, maar ook om basisonderwijs, verpleging, verzorging, koken en schoonmaken van de gezinswoning en zorg, niet alleen voor kinderen maar ook voor anderen in ons huishouden die steun en hulp nodig hebben. Als vrouwen de kapitalistische arbeidsmarkt betreden, komen ze bovendien vaak vast te zitten in banen die gebaseerd zijn op traditionele vrouwenarbeid, die dan als ongeschoold en van weinig waarde wordt beschouwd en daarom slechter betaald wordt dan traditioneel ‘mannenwerk’.

Marxistische feministen gebruiken meestal niet de term ‘het patriarchaat’ en pleiten zelfs tegen het gebruik ervan door uit te leggen dat de term aanleiding geeft tot de opvatting dat er twee systemen naast elkaar bestaan: het patriarchaat en de ‘klassenmaatschappij’ (of het ‘kapitalisme’, afhankelijk van met welke marxisten uit welke traditie je dit bespreekt). Er zijn een aantal werken over het vraagstuk van de theorie van de ‘dubbele systemen’ en het baanbrekende werk van Lise Vogel, Marxism and the Oppression of Women: Toward a Unitary Theory, biedt inderdaad een uitweg en ligt aan de basis van de ontwikkeling van de sociale reproductietheorie, die expliciet marxistisch is.

Dit is geenszins in tegenspraak met het toepassen van een intersectionele benaderingbinnen een marxistisch kader, waarin verschillende vormen van onderdrukking naast elkaar bestaan, elkaar versterken en soms tegenspreken en waarin we een politieke verantwoordelijkheid hebben om ons aan de kant van de onderdrukten te staan, door van die verschillen  ze van zwakheid naar kracht om te zetten.

Een algemene instemming met deze analytische benadering is belangrijk omdat ze van invloed is op hoe we politiek handelen. Als de onderdrukking van vrouwen voortkomt uit sociale constructies kunnen we ons organiseren om die te veranderen, maar als ze voortkomt uit de biologie zijn onze mogelijkheden veel beperkter.

Zoals wij het begrijpen, verwerpen degenen die zichzelf ‘genderkritisch’ noemen deze standpunten en koppelen ze de definitie van de vrouw rechtstreeks aan de fysiologische kenmerken. Let op op dat we in dit document niet de term ‘Trans Exclusionary Radical Feminists’ (TERF) gebruiken, hoewel die door sommige trans personen wordt gebruikt om degenen te beschrijven die zich tegen hen organiseren. De term is verwarrend omdat er radicale feministen zijn die trans-inclusief zijn en terwijl andere feministen die zichzelf zouden omschrijven als socialistische feministen zich organiseren op basis van ‘op geslacht gebaseerde rechten’ en daarom trans (en intersekse) exclusief zijn.  Als we een rationele discussie proberen aan te gaan met degenen die door deze ideeën beïnvloed kunnen zijn is het niet nuttig om een term te gebruiken die mensen als een belediging zien.

De ‘genderkritische’ stroming eist ook specifieke rechten voor degenen die geboren worden met (of toegewezen krijgen als geboren met, indien de ‘genderkriticie’  zelfs maar  overwegen dat dingen worden toegewezen in plaats van eenvoudigweg ingebouwd) de fysiologische kenmerken die als vrouwelijk worden beschouwd. Dat is wat zij ‘op geslacht gebaseerde rechten’ noemen. Een dergelijke weg is gevaarlijk – vanwege wat deze zou inhouden voor andere lichamelijke verschillen, bijvoorbeeld voor gehandicapten of intersekse personen en trans personen – en ook volstrekt onnodig, omdat we geen omstandigheden kunnen bedenken waarin we zouden pleiten voor het toekennen van rechten op een dergelijke fysiologische basis. Bovendien zit er een verborgen politiek spoor in het argument van deze genderkritische groepen, namelijk dat rechten voor trans personen betekenen dat ze worden afgenomen van cis (niet-trans) vrouwen – dit betekent pleiten voor kruimels en niet voor de hele bakkerij.

Binair en determinisme

Aanvaarding dat er twee geslachten zijn – waarmee we bedoelen dat er in de natuurlijke en menselijke wereld altijd maar twee seksen en twee genders zijn – en dat het geslacht dat iedereen bij de geboorte toegewezen krijgt altijd in overeenstemming is met hun fysiologie, waarvan op zich wordt aangenomen dat die altijd ongecompliceerd is – zou onze opties ook politiek beperken. Er zijn veel gerenommeerde artikelen die aantonen dat er in de biologische wetenschappen veel bewijs is voor het tegendeel, bijvoorbeeld hier en hier.

Zoals kameraden hebben opgemerkt, bestaan er parallellen tussen sommige van de discussies in dit kader en die over ‘ras’ en biologie. Het is voor links zeker onmiskenbaar dat biologisch determinisme lang is gebruikt om imperialisme en racisme te rechtvaardigen. Ideeën over ‘vrouwenhersenen’ lijken angstaanjagende parallellen te vertonen met de diep reactionaire opvattingen over ‘negroïde hersenen’ enzovoort. De noodzaak om buiten het binaire te denken is niet alleen gebaseerd op inzicht in de biologische wetenschappen, maar ook op de complexiteit van verschillende menselijke samenlevingen. Zie bijvoorbeeld hier.

Het feminisme heeft in zijn vele vormen altijd vraagtekens gezet bij genderstereotypen, of het nu gaat om de socialisatie van kinderen met roze en blauw, in verschillende soorten speelgoed, in recreatieve activiteiten of in opleiding en werk, of om opvattingen over welke vaardigheden meer moeten worden gewaardeerd, enzovoort.

Het idee dat er maar twee seksen en genders zijn onderdrukt ons allen, maar in het bijzonder diegenen voor wie het een dagelijkse gevangenis is en voor wie hun (enonze) dagelijkse non-conformisme aan dit idee leidt tot fysiek en mentaal geweld in het gezin, op het werk en op straat. Het leidt ook tot uitsluiting van voorzieningen of de verstrekking ervan enkel op basis van conformiteit met regels die het persoonlijke zelfbeeld ontkennen.

Een gedeeltelijke geschiedenis

Genderidentiteiten die buiten de tweedeling bestaan zijn er altijd geweest. Genderidentiteiten hebben niet noodzakelijk een relatie met seksualiteit. Maar de gefixeerde constructie van seksuele identiteiten onder het kapitalisme heeft ook gevolgen voor transidentiteiten. Michelle O’Brien legt het als volgt uit in Abolish The Family, The Working-Class Family and Gender Liberation in Capitalist Development: ‘In de prostitutie en de seksuele subculturen van de industrialiserende stad keerden mensen naar nieuwe vormen van gender-transgressie. Er ontstond een lexicon van crossdressing, naast cis-sekswerkers trokken door de straten van Londen, Amsterdam en Parijs andere, nieuwe transvrouwelijke genderafwijkingen : Mollies, Mary-Anns, he-she dames, queens. Op straat verkochten ze seks aan de bourgeoisie, vluchtten ze voor de politie, vochten in rellen, hielden regelmatig travestietenbals en verspreid over Londen werkten ze in een van de naar schatting tweeduizend bordelen die gespecialiseerd waren in sekswerkers die bij geboorte bestempeld waren als ‘man’,’. Soortgelijke observaties zijn, misschien minder gedetailleerd, door veel anderen gemaakt.

In sommige vroege theorieënbestaat een complexe relatie tussen vroege ideeën over homo- en lesbische identiteiten en over transidentiteiten . Dit is  bijvoorbeeld het geval indie van Ulrichs, een zeer invloedrijke Duitse schrijver en activist in de jaren 1860, die homoseksuele mannen beschreef als zijnde van een derde sekse – ‘Uranisch’ (afgeleid van Plato’s oude discussie over een mogelijke derde categorie van zijn). De theorieën van Ulrichs beïnvloedden Magnus Hirschfield die in 1897 het baanbrekende Wetenschappelijk-Humanitaire Comité oprichtte dat campagne voerde voor de decriminalisering van homoseksualiteit (en slechts gedeeltelijke steun kreeg van de Duitse SPDij voordat de nazi’s de macht overnamen).

Deze ideeën hadden internationale invloed, bijvoorbeeld op de Engelse utopische socialist Edward Carpenter (1844 – 1929), een medewerker van de vroege socialist William Morris. En hoewel deze theorieën zich meer op homoseksuele mannen richtten, gebruikt ook Radclyffe Hall’s (1929) roman The Well of Loneliness een soortgelijk kader.

Het vroegste bekende voorbeeld van geslachtsveranderende chirurgie dateert uit 1917. Dit soort chirurgie kwam in de jaren zeventig steeds vaker voor – met Jan Morris als prominent voorbeeld – maar was enorm duur en werd nog steeds gepathologiseerd. Het Griekse model, vooral onder mannen, dat wil zeggen het idee dat jonge mannen altijd passief en feminien zijn, speelde in delen van de commerciële homoscene in Groot-Brittannië nog tot in de jaren zeventig een rol.

O’Brien heeft het over de bijzondere positie van transvrouwen van kleur: ‘Vanaf het eind van de jaren vijftig waren transvrouwen van kleur het meest zichtbaar in de grote steden van de VS, waardoor ze het meest kwetsbaar waren voor intimidatie en geweld op straat. Voor zowel de politie, mainstream homo’s als gender radicalen dienden ze als het beeld van  een afkeurenswaardige, afwijkende queerness. Transvrouwen van kleur waren bijna volledig uitgesloten van formele loonarbeid, in plaats daarvan overleefden ze  door sekswerk op straat en criminaliteit. Deze gekleurde transvrouwen telden in veel grote Amerikaanse steden waarschijnlijk enkele honderdtallen, maar fungeerden als de centrale figuren in een bredere onderwereld van duizenden bonte lompenproletarische queers, waaronder andere zichtbare gendernonconformisten, dakloze homo’s, queerdrugsverslaafden, sekswerkers en homoseksuele criminelen’. Hoewel haar verslag gebaseerd is op de VS, heeft het veel gemeen met ontwikkelingen in Groot-Brittannië en andere ontwikkelde kapitalistische landen.

Het is van belang erop te wijzen dat transgenders vaak – misschien wel altijd – deel hebben uitgemaakt van de LHBTIQ-beweging, maar dat dit op verschillende manieren is beschreven en dat de relatie tussen genderbegrippen en seksualiteitskwesties zeer complex is. Zowel trans– als andere stemmen uit de LHBT-beweging hebben erop gewezen dat veel van de clichés die tegen de LHBT-beweging als geheel zijn gericht, nu in de eerste plaats tegen trans personen zijn gericht, vooral als het gaat om de ontkenning van de rechten van jonge mensen.

Beoordeling van trans-onderdrukking

Laten we beginnen met het serieus nemen van belangrijke statistische gegevens over de geestelijke gezondheid van trans personen. Hoewel deze gegevens zijn geformuleerd in termen van de resultaten op het gebied van de geestelijke gezondheid, bevatten ze feitelijk informatie over hoe de acties van anderen zeer negatieve gevolgen hebben op translevens. (De hier gegeven cijfers hebben betrekking op Groot Brittannië, maar er is geen reden om aan te nemen dat de situatie in Nederland daar fundamenteel van verschilt red. Gr.)

– Meer dan vier op de vijf (83 procent) trans jongeren hebben te maken gehad met schelden of verbaal geweld, drie op de vijf (60 procent) hebben te maken gehad met bedreigingen en intimidatie en meer dan een derde (35 procent) van de trans jongeren heeft te maken gehad met fysiek geweld. (Youth Chances 2014, steekproefomvang – 956)

– Meer dan een op de vier (27 procent) trans jongeren heeft wel eens een zelfmoordpoging gedaan en negen op de tien (89 procent) heeft daar wel eens aan gedacht. 72 procent heeft minstens één keer zichzelf verwondt . (Youth Chances 2014, steekproefomvang – 956)

– Twee op de vijf (41 procent) trans personen zijn in de afgelopen vijf jaar aangevallen of bedreigd met geweld. (FRA LGBT-enquête 2012, steekproefomvang – 813)

– Alleen al in het afgelopen jaar is tweederde (65 procent) van  trans personen gediscrimineerd of lastiggevallen omdat zij als trans werden gezien. Meer dan een derde (35 procent) vermijdt het fysieke uitdrukken van hun gende uit angst om te worden aangevallen, bedreigd of lastiggevallen. (FRA LGBT-enquête 2012, steekproefomvang – 813)

– Bijna drie op de vier (70 procent) trans personen vermijden bepaalde plaatsen en situaties uit angst om te worden aangevallen, bedreigd of lastiggevallen. (Trans Mental Health Survey 2012, steekproefgrootte – 889)

– Meer dan de helft (55 procent) van de trans personen heeft te maken gehad met negatieve opmerkingen of negatief gedrag op het werk vanwege hun trans-zijn. (FRA LGBT-enquête 2012, steekproefomvang – 813)

– Een op de vier trans personen zegt te zijn gediscrimineerd op het werk. (FRA LGBT-enquête 2012, steekproefomvang – 813)

– Meer dan twee op de vijf (44 procent) trans personen hebben nooit aan iemand op het werk verteld dat ze trans zijn. (FRA LGBT enquête 2012, steekproefomvang – 813)

– Bijna de helft (48 procent) van de trans personen in Groot-Brittannië heeft ten minste eenmaal een zelfmoordpoging ondernomen en 84 procent heeft daar wel eens aan gedacht. Bij meer dan de helft (55 procent) is ooit een depressie vastgesteld. (Trans Mental Health Survey 2012, steekproefomvang – 889)

– Meer dan de helft (54 procent) van de trans personen geeft aan dat hun huisarts hen heeft verteld dat ze niet genoeg weten over trans-gerelateerde zorg om die te kunnen bieden. (Trans Mental Health Survey 2012, steekproefomvang – 889)

We hebben minder informatie over wat precies wat tot deze cijfers leidt: de omvang van het geweld of de dwang tot genderconformiteit binnen het gezin, discriminatie en isolatie op het werk, gebrek aan steun van gezondheidswerkers, en pesterijen en geweld op straat. Uit Britse politiestatistieken blijkt dat in 2018 het aantal haatmisdrijven tegen trans personen met 81 procent is gestegen.

In haar hoofdstuk ‘Trans Work: Employment Trajectories, Labour Discipline and Gender Freedom’ in het boek Transgender Marxism uit 2021, gaat Michelle O’Brien uitvoerig in op de manier waarop de rigide gender voorschriften in de meeste werkomgevingen van invloed zijn op het bepalen van welke plaatsen op de arbeidsmarkt toegankelijk zijn voor trans personen. Zij merkt op dat: ‘Het meest systematische rapport over trans Amerikanen dat beschikbaar is, komt van een onderzoek uit 2011 door het National Center for Transgender Equality, waaraan 6500 respondenten deelnamen… De gegevens over werkgelegenheid waren bedroevend: 28 procent van de Afro-Amerikaanse trans respondenten meldt werkloos te zijn, en 12 procent van de blanke trans personen, vergeleken met 7 procent van de bevolking in het algemeen; 15 procent van alle trans respondenten leefde in extreme armoede, met een inkomen van minder dan 10.000 dollar per jaar, vier keer zoveel als de bevolking in het algemeen… 44 procent van de Afro-Amerikaanse transvrouwen meldde ervaringen met sekswerk, en 28% van de Latino trans-personen.’ (p.50)

De recente context in Groot-Brittannië

Het debat in Groot-Brittannië, met name het debat op links, is al langer scherper dan elders. De conflicten zijn hier waarschijnlijk scherper geworden omdat er een druk was van transorganisaties en individuen om de Gender Recognition Act te hervormen. Toen de wet in 2004 werd aangenomen, was dat een stap vooruit in vergelijking met wat voordien bestond, maar minder radicaal dan wat elders werd besproken en in sommige gevallen aangenomen. (zie)

Volgens de GRA moeten mensen aan een arts bewijzen dat zij al jarenlang voltijds als ‘het andere’ gender hebben geleefd vooraleer zij een gendererkenningscertificaat (GRC) kunnen krijgen – en zonder GRC zijn allerlei beschermingsmaatregelen van de wet niet van kracht. De wet was absoluut gebaseerd op het gebrekkige  idee dat er slechts één enkel manier van trans-zijn was. Het is een idee dat bepaald door een medisch en psychologisch model dat veel gelijkenis vertoont met de debatten rond de wet uit 1967 met betrekking tot  seksuele delicten door homoseksuele mannen.

In feite willen niet alle trans personen een geslachtsoperatie . Er werden nieuwe termen ontwikkeld en in toenemende mate gebruikt, bijvoorbeeld het begrip ‘genderqueer‘ in de jaren 1990 en, nu steeds vaker, ‘niet-binair’. Volgens officiële statistieken is het aandeel van de bevolking van het Verenigd Koninkrijk dat zich als niet-binair definieert wanneer men de keuze heeft tussen man, vrouw en een andere optie 0,4 procent, wat neerkomt op 1 op 250 mensen (Titman, 2014). Ongeveer een kwart tot een derde van de trans personen identificeert zich op een of andere manier als buiten het binaire gender systeem: – zie.

Transorganisaties en inclusieve LHBTIQ-organisaties groeiden in deze periode en steeds meer trans personen betoogden dat de weg van de GRA vernederend was en bepaald werd door de genderbinaire benadering.

Tegen de jaren 2000 waren er veel meer uitgesproken trans personen die spraken over de vernederende manier waarop, bijvoorbeeld, de toegang tot hormonen afhankelijk was van de vraag of ze een arts ervan konden overtuigen dat ze de traditionele, dat wil zeggen reactionaire, opvattingen over de rol van mannen en vrouwen deelden (zelfs als ze die opvattingen in werkelijkheid helemaal niet deelden, maar moesten doen alsof ze dat wel deden). Er was ook steeds meer bekend over een deel van de hierboven geciteerde wetenschappelijke werken, waaruit blijkt dat een binaire gender opvatting niet alleen niet universeel is, maar zelfs zeldzaam. Er was ook een toenemende hoeveelheid studies over de mate waarin transidentiteiten ingebed zijn in veel verschillende culturen in het mondiale zuiden, met name in Afrika en Azië.

Natuurlijk zijn er trans personen die een stereotiepe kijk hebben op het binaire gendersysteem en op de rol van man en vrouw (net zoals er cis mensen zijn die dat hebben) – maar de stemmen van degenen die dat niet doen werden luider en betoogden dat de GRA zou moeten worden gewijzigd om zelfidentificatie te ondersteunen – dat wil zeggen het recht van trans personen om hun genderidentiteit te definiëren op dezelfde manier als mensen ook zelf hun seksualiteit definiëren.

Zoals Jules Gleeson hier opmerkt, biedt de voorgestelde hervorming van de GRA nog steeds vrijwel niets voor de nog minder belichte positie van intersekse personen. Maar discussies over wetswijzigingen die het leven van veel trans personen zouden verbeteren werden, bewust of onbewust, gebruikt door krachten die dit wilden voorkomen.

Hun vermogen om hun reactionaire standpunten onder de aandacht te brengen werd versterkt door de zwakte van socialistisch feministische theorie en organisatie in Groot-Brittannië in die tijd. Het is leerzaam om dit te verbeelden met bijvoorbeeld de krachtige reactie van Ierse feministen op een poging om dergelijke achterlijke opvattingen daarheen te exporteren. Dit vermogen werd en wordt nog steeds versterkt door hun sterke begunstiging  in de belangrijkste media – in het bijzonder de Guardian en Radio 4’s Woman’s Hour. En natuurlijk heeft de Morning Star (het dagblad van de Britse Communistische Partij) een bijzonder schadelijke rol gespeeld in het aanwakkeren van haat tegen trans personen.

Gaslighting

Dit was de context waarin Womans Place UK in september 2017 werd opgericht om, zoals ze het zelf verwoorden: ‘ervoor te zorgen dat de stem van vrouwen zou worden gehoord in de raadpleging over voorstellen om de Gender Recognition Act te wijzigen’, dat wil zeggen dat deze organisatie vanaf het begin ontkende dat transvrouwen vrouwen zijn. Ze organiseren hun actie rond 5 eisen – die gebaseerd zijn op dat uitsluitingsprincipe. Hoewel ze zich vooral richten op debatten met vrouwen, hebben ze ook een niet onaanzienlijke en trouwe aanhang onder linkse mannen.

De LGB alliance kwam later, maar hanteert een vergelijkbare aanpak, hoewel hun focus ligt op het pleiten voor een beweging die alleen gebaseerd is op seksualiteit – waarmee ze de feitelijke geschiedenis van queer bewegingen ontkennen.

In het openbaar richten ze zich allebei op transvrouwen – transmannen worden over het algemeen genegeerd, hoewel ze soms bijzonder gemeen worden bejegend als ‘verraders’. Deze organisaties beweren dat ze transrechten steunen en maken grote bezwaren tegen de stelling feit dat hun eisen, geschriften of toespraken transfoob  zijn – maar in de praktijk steunen ze geen van de eisen die trans personen stellen – waarvan zelf-identificatie duidelijk de belangrijkste is.

Veel van de retoriek van de groepen richt zich op een bijna scatologische manier op lichaamsdelen – bijzonder impactvol in een cultuur die zich over het algemeen ongemakkelijk voelt bij lichamen.

Delen van hun retoriek instrumentaliseren vrouwen die geweld hebben meegemaakt, waaronder seksueel geweld. Deze organisaties gaan er niet alleen van uit dat we allemaal cis zijn, maar ook dat we het allemaal met hen eens zijn.

Hun focus op toiletten is bijzonder opmerkelijk. De privacy en zelfs de gezondheid van veel mensen wordt veel meer aangetast door het gebrek aan toegankelijke en gratis openbare toiletten dan door iemand die je daar zou kunnen tegenkomen. Niets weerhoudt iemand die vrouwen – ook transvrouwen – fysiek en/of seksueel wil aanvallen ervan een toiletgebouw binnen te gaan om dat te doen – vooral wanneer die slecht verlicht en zelden bemensd zijn. De aanvallen op de rechten van jonge trans personen doen sterk denken aan de aanvallen op holebi’s in het verleden.

Het misbruik van de term ‘No-platform‘ is een favoriete tactiek van  deze groepen die een enorme hoeveelheid lawaai maken, en massaal de kans krijgen om in de media  te beweren dat hun het zwijgen is opgelegd! We moeten in gedachten houden dat er een legitiem, ja zelfs noodzakelijk debat is over wanneer een tactiek van No-platform moet worden gebruikt, dat wil zeggen het fysiek voorkomen dat een evenement plaatsvindt door middel van een massamobilisatie door de arbeidersbeweging. Naar mijn mening zou het gebruik van tacktiek voorbehouden moeten zijn aan de strijd tegen  fascisten – hoewel deze belangrijke analogieën heeft met effectieve piketacties. Dit is een belangrijke discussie, niet in de laatste plaats omdat de National Union of Students een veel breder standpunt heeft ingenomen over wanneer een No-platform-standpunt moet worden ingenomen. Maar dat is iets anders dan politiek kiezen wie je als spreker uitnodigt voor vakbonds-, Labour Party- of campagnebijeenkomsten enzovoort.

In het algemeen gebruiken organisaties als Woman’s Place UK en hun belangrijkste bondgenoten te kwader trouw argumenten die gebaseerd zijn op slechte/niet-bestaande wetenschap en ontkenning van de diversiteit van de hedendaagse en historische menselijke cultuur.

Meer recent leidt tot ook tot steeds meer polarisatie, onder meer binnen Plaid Cymru, de SNP, rond de vorming van Alba en binnen de Schotse Groenen.

Ons standpunt

De praktijk van de Vierde Internationale is transinclusief (het duidelijkst, en al gedurende een lange periode in ons jaarlijks jongerenkamp), dat wil zeggen dat transvrouwen welkom zijn in onze vrouwenruimtes en onze meest recente resolutie over de vrouwenbeweging is duidelijk transinclusief.

Dit betekent geenszins dat we afstand nemen van ons standpunt dat de autonome vrouwenbeweging een noodzakelijk strategisch element is in de klassenstrijd. We zijn dus geen voorstanders van het schrappen van het woord ‘vrouw’ in discussies over bijvoorbeeld kraamzorg. Voor ons heeft ‘vrouw’ een inclusieve betekenis: transvrouwen horen er ook bij. Wij willen inclusief zijn.

De oprichtingsconferentie van  ACR (Anti Capitalist Resistance, de organisatie waarin onze kameraden van Socialist Resistance actief zijn red. Gr.) stemde met een overweldigende meerderheid in met een statuut waarin gesproken wordt over ’trans personen die momenteel het slachtoffer zijn van een aanval op hun bestaansrecht’, over  ‘het onvoorwaardelijke recht zelf van mensen om zelf hun gender te definiëren’ en waarin transfobie expliciet genoemd wordt als een van de zaken waartegen de organisatie zich verzet. Dit werd krachtig gesteund door de toenmalige ‘Vrouwengroep’, die er vervolgens unaniem mee instemde om zichzelf om te dopen tot een ‘Vrouwen- en non-binaire groep’.

Er zijn stappen gezet om een LHBT-groep binnen het ACR op te richten, waarvan tenminste één kameraad deel zal uitmaken die als niet-binair identificeert. Wij steunen deze ontwikkelingen. Onze activiteiten in ACR zijn in lijn met een transinclusief standpunt en we zullen daarvoor pleiten terwijl we de organisatie opbouwen.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Socialist Resistance. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos. Voor een Engelstalige literatuurlijst zie het oorspronkelijke stuk.