Ter gelegenheid van de 100e verjaardag van de Communistische Partij van China publiceren we deze artikelenreeks van Freddy De Pauw. In dit laatste deel behandelt hij de definitieve consolidatie van het ‘kapitalisme met Chinese kenmerken’ onder de strakke controle van het apparaat van de Chinese Communistische Partij.
Het eerste deel van deze reeks kan je hier lezen, deel twee hier, deel drie hier, deel vier hier, deel vijf hier . en deel zes hier.
Na het “4 juni incident van 1989 “ (Tiananmen) en vooral na de onverhoedse implosie van de Sovjet-Unie en het Sovjetsysteem in 1991, draaide in Peking alles rond stabiliteit en eenheid – en voorspoed om die stabiliteit te garanderen. De CP kon zich geen nieuwe convulsie veroorloven. Er mocht minder dan ooit een onderscheid zijn tussen partij en natie. China kan alleen weer ‘centrum van de wereld’ worden met de CP aan het roer, aldus de boodschap.
Socialistische markt
Partijleider Zhao Ziyang had de onvergeeflijke fout gemaakt zwakte te tonen tegenover contestatie. Zijn opvolgers, Jiang Zemin, Hu Jintao en zeker Xi Jinping waren van ander hout gesneden. Een westerse zienswijze dat ‘economisch liberalisme’ vanzelf wel een democratisch proces op gang zou brengen, bleek – evenmin als in het Westen – zo te werken. Er kwamen wel lokale verkiezingen, inspraakprocessen en dergelijke op gang , maar alles onder partijtoezicht dat zelfs steeds strakker werd.
Om die stabiliteit een gezicht te geven, kwam er een grotere voorspelbaarheid inzake leiderschap. Partijcongressen om de vijf jaar met partijleiders die maximum twee keer een mandaat van vijf jaar zouden bekleden, wat een collectiever leiderschap moest waarborgen. Jiang had het in 1989 in allerijl overgenomen van Zhao, schaarde zich in 1992 na enige aarzeling achter de aandrang van Deng Xiaoping om sneller de economie te hervormen.
Op het congres van dat jaar lanceerde hij officieel het neologisme “socialistische markteconomie”. Marx noch Mao, officieel ideologische boegbeelden van de CP, konden hem tegenspreken. In 2000 opende de CP haar deuren voor privé ondernemers. Rijk zijn is geen schande, had Deng gezegd, waarom rijke mensen dan geen communist laten zijn.
Na zijn daaropvolgende twee termijnen, bleef Jiang nog even president van de Volksrepubliek en voorzitter van de Centrale Militaire Commissie van de CP, een post die Deng – die nooit partijleider werd – zeer lang had bekleed. Zoals afgesproken ruimde Jiang na zijn twee termijnen de plaats voor Hu Jintao.
Corruptie
Tijdens de periode Jiang Zemin is de corruptie en het nepotisme – twee zaken waartegen de studenten en arbeiders in de lente van 1989 hadden gemanifesteerd – gevoelig toegenomen. Verscheidene mannen (veruit de meeste belangrijke posten worden in de CP nu eenmaal ingenomen door mannen), zijn later vooral onder Xi Jinping weggezuiverd voor het aannemen van grote sommen smeergeld. Maar veel Chinezen zien in Jiang de man die enkele grote werken lanceerde, waaronder de Driekloven stuwdam.
Onder Jiang raakten partijkaders en kapitalistische ondernemers meer en meer in elkaar vervlochten. De privé-sector groeide sterk en veel ondernemers kochten ambtenaren van staat en partij om. Opvolger Hu Jintao, die partijleider werd in 2002, trachtte dat roer om te gooien, de staat moest weer grotere controle krijgen over steeds groter wordende privébedrijven. De strijd tegen corruptie maakte daar deel van uit. Maar vaak leek die strijd op afrekeningen aan de top. Zoals begin 2012 met de liquidatie van Bo Xilai.
Bo, lid van het Politburo en partijbaas in Chongqing, de megastad die symbool moet staan voor de economische ontsluiting van het binnenland, had zijn eigen agenda: het Chongqing model. Bo was populair door zijn harde campagne tegen georganiseerde misdaad en tegen corruptie en groeiende ongelijkheid. Bo leek de man die nostalgische maoïsten en ‘links’ achter zich kon verenigen. Hij had de steun van Zhou Yongkang, hoofd van de interne inlichtingendienst, en van enkele invloedrijke generaals. Des te meer werd hij gezien als een bedreiging voor de politiek van de partij. Bo werd weggezuiverd.
Voorbeeldfunctie
Hu’s opvolger Xi Jinping vond dat die strijd tegen corruptie veel te weinig had uitgehaald. Om de Chinezen dieper te hechten aan de partij, moet ze ook een hoog moreel gehalte hebben, moeten partijleiders en leden – nu 92 miljoen – modelburgers zijn. Xi had zoals andere partijleiders een trauma overgehouden aan het gemak en de snelheid waarmee de CP in de Sovjet-Unie samen met het land was uiteengespat. Die partij was in Xi’s ogen een allegaartje zonder enige discipline, die Gorbatsjov had met zijn glasnost de weg naar de ondergang geëffend. Partijleden, laat staan burgers, hebben niet het recht de partijlijn te bekritiseren, ze moeten ze gewoon toepassen, vond Xi.
De partijleden moet dus meer discipline worden bijgebracht. Maar wat betekent dat? Politieke scholing in het marxisme-leninisme? Best niet, want Xi en co moeten toch ook weten dat de enorme ideologische kloof in de Sovjetwergeld tussen de marxistische theorie over opbouw van een socialistische samenleving enerzijds, de praktijk van bureaucratische privileges anderzijds, fors heeft bijgedragen tot de implosie van het systeem.
Geen marxistische scholing dus. Hoogstens uitleggen dat Marx toch verscheidene opeenvolgende fazen in de maatschappelijke ontwikkeling voorzag en dat de kapitalistische er daar een van was. Dus mogen we die in China niet overslaan, maar we noemen het hier een specifieke Chinese weg naar het socialisme. Studiekringen die toch naar Marx en het marxisme grijpen, worden behandeld als dissidenten.
Trouw
Nee, het sleutelwoord van de partijscholing is trouw. Trouw aan de huidige lijn van de partij. Daar hangt ook de sociale promotie van af. En uit enkele zeldzame onderzoeken, blijkt wel dat – net als in de Sovjetwereld – de mogelijkheden op sociale en professionele promotie, sterk meespelen in het verlangen om lid te worden van de partij. Het maakt voor velen deel uit van carrièreplanning.
De partij moet naar de samenleving toe een imago van toewijding, trouw, eenheid uitstralen. Ook de partijleden die privé ondernemer zijn. En daar heeft Xi de voorbije jaren, vooral het jongste jaar, een verschil met vroeger gemaakt. Ma Yun (Jack Ma) en andere superrijke ondernemers mogen best de eer genieten ene partijkaart te hebben, ook zij moeten de voorrang van de politiek – dus van de CP – erkennen, er zich bij neerleggen dat de partij ook in de zakenwereld het laatste word kan hebben.
Jack Ma, de baas van het imperium Alibaba, verdween maanden uit zicht. De partij belette dat zijn financiële tak, Ant Group, naar de Beurs trok. Half maart gaf Xi opdracht alle bedrijven op het Net beter in de gaten te houden. Waarop de leiders van Tencent, Alibaba en negen andere groepen werden samengeroepen om ze op hun plichten te wijzen. Het deed denken aan 20 jaar eerder in Moskou: president Poetin riep de Russische oligarchen naar het Kremlin om hen op het hart te drukken zich niet met politiek in te laten. De Chinese kapitalisten mogen zich verrijken, de ongelijkheid mag verder toenemen, maar er moet orde en tucht zijn.
Oud wantrouwen
ntrouwenIs dat een verlengde van de millennia oude botsing in China tussen bureaucratie en ondernemers? Vanaf de eerste rijken hadden de ‘geletterden’, de functionarissen, immers een diep wantrouwen tegen handelaars. Die moesten eeuwenlang zo discreet mogelijk blijven om de bureaucraten niet te tarten; vaak werden ze omwille van hun kennis in die bureaucratie opgenomen.
Het duurde tot in de 10e eeuw, met de Sung dynastie, eer de staat privé handel aanmoedigde met onder meer kredieten. In de 12de eeuw luidde het even dat rijk zijn eervol is, iets wat Deng acht eeuwen later herhaalde. Maar dat was dan vooral in het ‘wilde zuiden’ waar de noordelijke bureaucraten geen of minder vat op hadden. Ook onder de Mongoolse heerschappij werd privé ondernemerschap aangemoedigd. Maar dat waren de uitzonderingen, eeuwenlang daarvoor en daarna waren handelaars en privé ondernemers in het algemeen in de ogen van bureaucraten minstens halve misdadigers. Vaak mochten ze zich verrijken, om dan te worden onteigend. Vooral onder de Ming dynastie (1368-1644) hernam de botsing tussen het keizerlijk apparaat en privé-ondernemers in alle hevigheid. Handel, zeker de overzeese, was een monopolie van de staat, al wie zich daar niet aan hield was een crimineel.
Gedachte Xi
Xi Jinping heeft redenen tot wantrouwen, ondernemers als Jack Ma en co vergaren niet alleen rijkdom, maar cumuleren kennis en internationale contacten die ze ook buiten de invloed van de partij zouden kunnen houden. Vandaar de obsessie van Xi om de partij via partijcellen in alle ondernemingen sterk aanwezig te laten zijn en dat ook te laten voelen. Er wordt een systeem uitgebouwd waarbij geen enkele onderneming, privé of staat, nog belangrijke beslissingen kan nemen zonder instemming van de partijafdeling. Tot en met aanwervingen toe.
Dat heeft niets te maken met de opbouw van socialisme met Chinese kenmerken, maar alles met de vrees voor concurrerende machten. De partijbureaucratie mag het monopolie van de macht in geen geval kwijtspelen. Vandaar ook nog meer het accent op de osmose tussen partij en natie: wat goed is voor de partij is goed voor het ganse land. Met als gemeenschappelijk doel China opnieuw zijn historische plaats, centrum van de wereld, te geven. Voorspoed en patriottisme, samengebundeld in een nieuwe personencultus.Want hoe kunnen we dat anders noemen, het feit dat de partij nu officieel de Gedachte-Xi Jinping als pijler neemt?
Er zijn veel protestacties in China, maar lokale, het volk mort niet en dringt niet aan op vrije verkiezingen. Want de partij levert onder Xi wat van haar wordt verwacht: groeiende welvaart en herwonnen trots na een lange periode van vernederingen. Zolang daar geen barst in komt, zullen niet veel Chinezen tillen aan de kloof tussen de officiële ideologie en de realiteit van ongelijkheid.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Uitpers.