Libanon worstelt al twee jaar met een alsmaar dieper snijdende crisis. Volgens de Wereldbank gaat het wereldwijd om een van de ergste crisissen sinds het midden van de 19e eeuw. Het land is politiek zo goed als verlamd en de publieke dienstverlening stuikt in elkaar.
Op 11 augustus kondigt de gouverneur van de centrale bank, Riyad Salameh, een onmiddellijke stopzetting aan van de subsidieregeling voor de invoer van brandstof. Dat leidt tot een bijna volledige ineenstorting van aanvoer en distributie met kilometerslange wachtrijen aan benzinestations tot gevolg. Het goederenverkeer sputtert en bedrijven moeten sluiten omdat ze geen brandstof vinden om hun generatoren te laten draaien. Op 9 oktober kondigt het staatselektriciteitsbedrijf aan dat er geen brandstof meer is voor twee elektriciteitscentrales, waardoor het elektriciteitsnet zonder stroom komt te zitten. Het leger moet ingrijpen met nieuwe bevoorrading om de centrales na 24 uur opnieuw aan de praat te krijgen. Dat wil zeggen aan het ‘normale’ ritme van enkele uren stroom per dag. Zelfs voor Libanezen die wel wat gewoon zijn, is een stroompanne van die omvang ongezien. Het gebrek aan brandstof is symptomatisch voor de dramatische situatie waarin het land zich bevindt.
De crisis houdt al jaren aan en lijkt alleen maar te verergeren. De officiële waarde van de Libanese pond is met 90% gedaald, met zware gevolgen voor de koopkracht. Omdat Libanon vooral een diensteneconomie kent, moet het zowat 80% van de goederen invoeren. De muntontwaarding maakt de goederen voor veel Libanezen onbetaalbaar. De wegvallende subsidies maken het alleen nog maar erger. Sommigen spreken van economische ‘meltdown’. Op een jaar tijd zijn de Voedselprijzen met 400% gestegen. De werkloosheidsgraad bedraagt bijna 40%. Het Bruto Binnenlands Product is met meer dan 20% gedaald ten opzicht van 2020 toen die ook al gezakt was met bijna 7%.
Volgens de Verenigde Naties is meer dan driekwart van de bevolking in de armoede beland. Voor bijna de helft daarvan is er zelfs sprake van extreme armoede. Met de grote groep Syrische vluchtelingen is het nog erger gesteld: 89% leeft in extreme armoede.
Libanon kampt al jaren met een slabakkende economie. Op de begroting stapelen de tekorten zich jaar na jaar op. Meer dan een derde gaat verloren aan de aflossing van de schuld. Wanneer het aanvang 2019 moeizaam gevormde eenheidskabinet van Saad Hariri met maar liefst 30 ministers in de herfst van dat jaar zware besparingen en nieuwe belastingen afkondigt is dat de spreekwoordelijke druppel teveel. De economische onvrede drijft mensen massaal de straat op. Ze beschuldigen de politieke elite ervan machtsbehoud na te streven, onwillig of niet in staat om de noodzakelijke hervormingen door te voeren.
17 oktober-revolutie
Het komt tot maandenlang protest – de zogenaamde ‘17 oktober-revolutie’ – dat niet beperkt blijft tot economische eisen. De manifestanten richten hun pijlen op de sektarische politieke kaste, de endemische corruptie en het falen van de dienstensector. Twee weken na het begin van de volkswoede, ziet de regering Hariri zich verplicht om af te treden.
In januari 2020 neemt Hassan Diab de fakkel over. Zijn regering slaagt er evenmin in om de crisis het hoofd te bieden. Zijn financieel reddingsplan, nodig om nieuwe leningen te krijgen van het IMF (Internationaal Monetair Fonds), strandt op een veto van banken en de ermee verbonden financiële elite die niet bereid zijn om hun deel van de inspanningen te dragen. Kort na zijn aantreden slaat ook nog eens de Covid-pandemie om zich heen. Na de zware explosie in de haven van Beiroet op 4 augustus die 215 doden en duizenden gewonden maakt met een miljardenschade aan gebouwen en infrastructuur valt het doek ook voor de regering Diab. De crisis is compleet.
De explosie met kracht van 3,3 op de schaal van Richter is het gevolg van nalatigheid in de opslag van 2.750 ton ammoniumnitraat. Het onderzoek naar de verantwoordelijken sleept aan. Als enkele maanden na de ramp onderzoekrechter Fadi Sawan oud-premier Hassan Diab en drie van zijn voormalige ministers aanklaagt, weigeren ze voor te komen en roepen ze hun immuniteit in. Kort nadien wordt Sawan van de zaak gehaald wegens ‘vooringenomenheid’. Talloze berichten wijzen erop dat heel veel politici en verantwoordelijken weet hadden van de risico’s die aan de opslag van ammoniumnitraat verbonden zijn. Volgens een recent rapport van Human Rights Watch is dat omdat de managementstructuur van de haven ontwikkeld is volgens het principe van de machtsdeling tussen politieke elites, en dat “maximaliseerde de ondoorzichtigheid en liet corruptie en wanbeheer tot bloei komen.” De explosie is een dramatische uitwas van de allesoverheersende politieke cultuur van het sektarisme in Libanon. Het juridisch onvermogen doet de roep naar een onafhankelijk internationaal onderzoek luider klinken, maar het politiek establishment in Libanon houdt die boot af.
Na de explosie blijft het land maandenlang stuurloos, terwijl de bevolking aan een schrikbarend tempo verarmt.
De regering van miljardair Mikati
Pas in september van dit jaar komt het dan toch tot een politiek akkoord en treedt Najib Mikati aan als premier. Hij is daarmee niet aan zijn proefstuk. Hij leidde eerder al twee keer een kabinet (in 2005 en van 2011 tot 2014). Deze miljardair is zowat het levende symbool van alles waartegen de bevolking in het verzet komt. Zijn fortuin wordt geschat op 2,2 miljard euro. Zijn holding, de M1 Group, ligt onder vuur van mensenrechtenactivisten omwille van haar activiteiten in landen met autoritaire regimes. Zo beschikt de groep over een zendmastenbedrijf in Myanmar dat een overeenkomst heeft met telecomoperator Mytel die onder de invloed staat van het leger. Kort na de legercoup in Myanmar (februari 2021) neemt M1 Group nog eens de aandelen over van het telecombedrijf Telenor. De Noorse eigenaar zet ze in de uitverkoop nadat duidelijk wordt dat het leger druk uitoefent om data te gebruiken voor spionagedoeleinden. Mikati investeerde eerder al in mobiele netwerken in Jemen, Syrië, Liberia en Soedan ten tijde van de genocide in Darfour. Volgens een woordvoerder van ‘Justice for Mynamar’ hebben de Mikati’s (hij en zijn broer) laten zien dat ze “militaire staatsgrepen en dictaturen als een zakelijke kans zien en werken ze al lang samen met despoten”.
Mikati is ook in eigen land geen onbesproken figuur. In oktober 2019 beschuldigt de openbare aanklager Mikati van corruptie in een zaak waarbij hij onrechtmatig miljoenen aan gesubsidieerde woonleningen zou hebben ontvangen, wat Mikati ontkent. Begin oktober van dit jaar verschijnt zijn naam ook in de gelekte Pandora Papers omdat hij een onroerend goed ter waarde van 7 miljoen euro in Monaco zou hebben gekocht via een offshore-bedrijf dat in Panama is geregistreerd.
Corruptie
Mikati is lang niet de enige. In de Pandora Papers komen maar liefst 346 dossiers voor van bedrijven van Libanese bankiers, zakenlieden en politici die in belastingparadijzen werden geregistreerd. Ook Hassan Diab, de voorganger van Mikati wordt genoemd. Hij leidde een bedrijf met een adres op de Britse Virgin eilanden. Ook de gouverneur van de Libanese Centrale Bank, Ryad Salameh runt bedrijven in belastingparadijzen.
Met de corruptie en belastingontduiking zijn in Libanon miljarden dollars gemoeid. Politieke leiders en hun vazallen gebruiken ministeries en overheidsinstellingen als individuele koninkrijkjes om zich te verrijken. Ze delen lucratieve contracten uit aan particuliere bedrijven die eigendom zijn van henzelf, hun families of bondgenoten. Een studie gepubliceerd door Chatham House in juni 2021 vindt een gebrek aan transparantie bij de gunning van contracten voor grote infrastructuurwerken die tot decennia teruggaan. Een wet die de controle op buitenlandse kapitaaloverdrachten mogelijk moet maken, haalt het niet en de genoemde gouverneur van de Centrale Bank, Ryad Salameh, weigert een audit van zijn instelling, zich baserend op het Libanese bankgeheim. Politici grijpen niet in, omdat velen zelf boter op het hoofd hebben en het openbaren van de bankgeheimen wel eens een grootschalige corruptieaffaire zou kunnen blootleggen. Salameh, die al decennia de centrale bank leidt, is machtig omdat hij zoveel weet dat de politieke wereld hem liefst niet voor het hoofd stoot.
Sektarisme
De context waarin grootschalige corruptie plaatsvindt in Libanon is de erfenis van de burgeroorlog (1975 – 1990) en het sektarisch systeem voor machtsdeling dat aan het einde ervan is opgezet. De 128 parlementszetels worden via een confessioneel kiessysteem verdeeld. Ieder van de 11 religieuze groepen krijgt zetels toegewezen op basis van hun demografische getalsterkte. Ook de uitvoerende mandaten worden religieus verdeeld. De president is een maronitische christen (Michel Aoun), de parlementsvoorzitter een sjiiet (Nabih Berri) en de premier een soenniet.
Na de burgeroorlog transformeren de krijgsheren zich tot ‘democraten’ in een confessioneel politiek systeem. De machtsdeling die is bedoeld om de vertegenwoordiging van de verschillende religieuze groepen te garanderen in de regering en publieke sectoren, ontaardt al gauw in een patronagesysteem die de taart van de welvaart mondjesmaat verdeelt met de achterban. Dit patroon-cliëntsysteem werkt de corruptie in nagenoeg alle sectoren in de hand: transport, gezondheidszorg, energie, watervoorziening, bouw, sociale bijstand, enz. Door hun controle op de dienstverlening, zorgt de politieke elite er zo voor dat Libanese burgers van hen afhankelijk zijn om te overleven. Dat verhindert tegelijk de ontwikkeling van een modern politiek systeem met goed werkende instellingen en partijen die op ideologische leest zijn geschoeid in plaats van op religieuze identiteit.
Het confessioneel electoraal systeem van Libanon staat nu aan de rand van de afgrond omdat het patronagesysteem door corruptie is overwoekerd en de bevolking er niet langer meer de vruchten van kan plukken.
Behalve het feit dat Mikati niet meteen het profiel heeft om het land voor verdere ondergang te behoeden heeft hij ook weinig tijd om er nog iets aan te doen. De parlementsverkiezingen vinden al over enkele maanden plaats, op 27 maart 2022. Hij kan dus, naar eigen zeggen, niet meer doen dan het pad effenen voor hervormingen en een akkoord proberen te bedingen met het IMF om daarvoor de nodige middelen te vinden en de sociale noden te lenigen. In oktober moet het parlement ook een nieuwe president aanstellen en het verleden heeft al bewezen dat dit heel wat voeten in de aarde kan hebben en politiek verlammend kan werken.
Spanningen
Spanningen zijn er genoeg en geregeld komt het tot gewelddadige incidenten. Herinneringen aan de bloedige burgeroorlog zijn in Libanon nooit ver weg. Midden oktober vallen er zeven doden tijdens een protestmars van de sjiitische partijen Amal en Hezbollah. De manifestanten eisen een ‘niet-gepolitiseerd’ onderzoek naar de dodelijke havenexplosie in de zomer van vorig jaar. De onderzoeksrechter had een arrestatiebevel uitgevaardigd tegen een voormalige minister van Financiën, Ali Hassan Khalil, de tweede man binnen Amal, omdat hij niet kwam opdagen voor een verhoor. Tegen Khalil zijn in de VS sancties uitgevaardigd omwille van corruptie (en hij is daarmee lang niet de enige). Beide sjiitische partijen beschuldigen er de (rechts) christelijke Libanese Strijdkrachten Partij van achter de dodelijke aanval te zitten. Actie en reactie volgen elkaar vlug op. Deze week blokkeerden aanhangers van de Libanese Strijdkrachten Partij verschillende wegen om te protesteren tegen het bevel van de militaire inlichtingendiensten voor een verhoor van hun leider Samir Geagea, een van de warlords van de burgeroorlog, over de dodelijke gevechten in Beiroet enkele weken eerder. Volgens de rechts-christelijke militanten is er sprake van politieke motivaties op aanstichten van Hezbollah. Het komt niet tot nieuw geweld, maar de spanningen in het hele land lijken wel toe te nemen.
Ondertussen dreigt de implosie van leger en veiligheidsdiensten. Dat is althans waar legerchef Joseph Aoun (geen familie van de president) voor waarschuwt. De staatskassen geraken leeg en de lonen van gewone soldaten zijn onvoldoende om met de stijgende prijzen hun gezinnen te onderhouden, waardoor er velen een bijverdienste op nahouden. De verschillende partijen zijn na de burgeroorlog nooit volledig ontwapend en zien het als hun taak om in te staan voor de veiligheid en de belangen van hun gemeenschappen. In het geval van het goed georganiseerde Hezbollah kan je zelf spreken van een staat binnen de staat inclusief een uitgebreid sociaal opvangnet. Als het tot gewapende clashes komt tussen de verschillende sektarische groepen, is het niet zeker of het leger het geweld zal kunnen indijken, dan wel een partij wordt in het conflict. De verzwakking van de overheidsdiensten die geacht worden om in te staan voor de publieke veiligheid, betekent ook dat dit de groei van geprivatiseerde ‘veiligheids’bedrijven in de hand kan werken.
Kortom, alle ingrediënten zijn aanwezig om de situatie volledig uit de hand te laten lopen. Om dat te vermijden zijn er politieke en economische hervormingen nodig die de belangen dienen van de bevolking en niet langer die van de heersende elite. Als het tot een akkoord komt met het IMF, moeten de middelen worden ingezet voor een sociale en economische politiek die de wortels van de economische malaise aanpakken. Dan gaat het o.m. over de strijd tegen corruptie en belastingontduiking en de versterking van een onafhankelijk justitieapparaat. In de woorden van het Arab NGO Network for Development: “Het is absoluut noodzakelijk om toezichts- en verantwoordingsmechanismen in te stellen om de overheidsuitgaven te controleren en structurele veranderingen door te voeren, zoals een nieuw economisch hervormingsplan dat een routekaart uittekent voor meer progressieve en effectieve belastingen en ernaar streeft het volledig weggevaagde vertrouwen terug te winnen.”
Verder is er een internationale verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de basisnoden van de honderdduizenden Syrische vluchtelingen worden vervuld en er hervestigingsprogramma’s komen buiten Libanon die ook de druk op de arbeidsmarkt en de daaruit voortvloeiende spanningen kunnen opvangen.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Uitpers.