Foto: Bovenaan: 1960. Sartre en de Beauvoir ontmoeten Che Guevara in Cuba. Onderaan: Ernest Mandel ontmoet de Peruviaanse boerenleider Hugo Blanco, net als Mandel lid van de Vierde Internationale. Rechts: poster gemaakt van een krantenkop die de moord op Trotski meldt.
“Meer dan eens was Sartre in die jaren vaag geneigd zich aan te sluiten bij de communistische partij. Zijn opvattingen, plannen en temperament verzetten zich daartegen, maar ook al bezat hij dan in niet mindere mate dan ik die hang naar onafhankelijkheid, zijn gevoel voor zijn verantwoordelijkheden was veel groter. Die dag kwamen wij tot de conclusie — al onze conclusies waren provisorisch — dat je, als je tot het proletariaat behoorde, communist diende te zijn, maar dat de strijd van het proletariaat — hoezeer die dan ook ons aanging — niet onze strijd was. Al wat van ons geëist kon worden was dat wij steeds partij zouden kiezen voor die strijd. Maar wij hadden onze eigen taken te vervullen en die waren niet te verenigen met een lidmaatschap van de partij.”
Het citaat komt uit de memoires (1)Simone de Beauvoir. Memoires / De bloei van het leven. Hilversum, uitg. de Boer jr. 1968. Vertaling Jan Hardenberg. 603 pp. van Simone de Beauvoir. Ze is 21, Sartre 24. En ze vervolgt:
“Nooit kwam het bij ons op, ons aan te sluiten bij een communistische splintergroep. Wij hadden grote eerbied voor Trotski en het idee van een ’permanente revolutie’ paste beter bij onze anarchistische neigingen dan het opbouwen van een socialistische heilstaat in één land. Maar wij (…) geloofden niet dat zij enig effect konden sorteren. Als Colette Audry ons vertelde dat haar groep — die in totaal vijf man telde — de mogelijkheden van een nieuwe revolutie in de Sovjet-Unie besprak staken wij ons scepticisme niet onder stoelen of banken.”
De Beauvoir schrijft over 1929. In de Sovjet-Unie is de Linkse Oppositie verpletterd, Leon Trotski verbannen. De Internationale Linkse Oppositie laat het hoofd hangen, alleen de trotskisten gaan door, volgens de Beauvoir en Sartre is dat tegen beter weten in. Het koppel is hardnekkig in dat standpunt. Op het einde van de Tweede Wereldoorlog verkijkt links de kans om in Frankrijk revolutionaire veranderingen door te voeren. Sartre:
“In 1945 kon je kiezen tussen twee posities. Twee en slechts twee. De eerste, en betere, was om de marxisten en hen alleen aan te spreken, om de afgebroken revolutie, het afgeslachte verzet en de desintegratie van links aan de kaak te stellen. Sommige tijdschriften namen dit standpunt moedig in en verdwenen zonder gehoord te worden: het was die gelukkige tijd waarin mensen oren hadden om niet te horen en ogen om niet te zien. Ik ben de laatste om die mislukkingen aan te wenden om hun pogingen te veroordelen, en ik beweer dat wij ze hadden kunnen imiteren zonder ten onder te gaan … Maar om de verraden revolutie aan de kaak te stellen, was het eerst nodig een revolutionair te zijn: Merleau [Merleau-Ponty, Sartres medewerker] was dat niet, en ik ook nog niet. We hadden niet eens het recht om onszelf marxist te noemen, ondanks onze sympathie voor Marx. Nu is revolutie geen gemoedstoestand: het is een dagelijkse praktijk verlicht door een theorie. En als het lezen van Marx niet genoeg is om je tot revolutionair te maken, vervoeg je hem vroeg of laat als je voor revolutie strijdt. Het resultaat is duidelijk: alleen mensen gevormd door deze discipline kunnen effectief links bekritiseren; dus moesten ze in die tijd min of meer nauw verbonden zijn met trotskistische kringen; maar door deze aansluiting werden ze meteen gediskwalificeerd, zonder dat het hun schuld was: in deze verbijsterde linkerzijde die droomde van eenheid, verschenen ze als splijtzwammen.”(2)in Ian Birchall. Sartre: He missed the boat but he kept on swimming. Jean-Paul Sartre 1905–1980, May 1980.
Ook hier weer: de trotskisten zijn sympathiek, maar onnuttig. Sartre is eigenlijk van mening dat er vóór 1968 links van de communistische partij niets noemenswaard te zien is. Hij keert de trotskistische organisaties (‘kringen’) bijgevolg de rug toe. Anders gezegd: de trotskisten zijn geen partij voor Sartre — letterlijk en figuurlijk. In plaats daarvan tracht hij zelf, via zijn tijdschrift (Les Temps Modernes) en ook even via een eigen politieke groepering (RDR) druk op de stalinisten uit te oefenen en hij houdt daarbij geen blad voor de mond. In een edito van Les Temps Modernes uit 1950:
“Er is geen socialisme wanneer een op de 20 burgers in een kamp zit … Twee jaar geleden schreef een van ons hier dat de Sovjetmaatschappij dubbelzinnig is en dat er zowel tekenen van vooruitgang als symptomen van achteruitgang in worden gevonden. Als er 10 miljoen gevangenen in concentratiekampen zijn – terwijl aan de andere kant van de Sovjethiërarchie de salarissen en levensstandaard 15 tot 20 keer hoger zijn dan die van vrije arbeiders – dan verandert kwantiteit in kwaliteit. Het hele systeem zwenkt en verandert van betekenis; en ondanks de nationalisatie van de productiemiddelen, en hoewel particuliere uitbuiting van de mens door de mens en werkloosheid onmogelijk zijn in de USSR, vragen we ons af welke redenen we nog hebben om in verband daarmee van socialisme te spreken.”(3)Merleau-Ponty schreef het edito, in akkoord met Sartre.
Sartre zal nooit lid van die partij worden, maar tussen 1952 en ’56 wordt hij wel een ‘compagnon de route’. We vinden hem weer in de mantels van die partij.
“(…) hij ging naar de juiste plaats – de massale arbeidersbeweging. In Frankrijk kon dit op dat moment alleen de communistische partij betekenen. Het was zeker niet de comfortabelste plek. Op wereldschaal was de Koude Oorlog op zijn hoogtepunt, met het McCarthyisme in opkomst in de VS. De Franse regering (…) voerde haar repressie tegen de Franse CP op. Leiders van de CP werden gearresteerd (…). Plannen om de communistische partij te verbieden werden openlijk besproken. Toen Sartre zich op weg naar de Communistische Partij begaf, liep hij het risico ernstig gewond te raken door de kuddes ‘progressieve intellectuelen’ die er zo snel van wegrenden als hun benen hen dragen konden.”(4)Birchall: in Ian Birchall. Sartre: Part Two. Februari 1971
Zijn loyaliteit duurt tot wanneer Sovjettanks de opstand in Boedapest neerslaan. Op 9 november 1956 geeft Sartre een lang interview waarin hij zich radicaal van de communisten distantieert.
Sartre is de trotskisten levenslang als quantité négligéable blijven beschouwen, maar genegeerd heeft hij ze nooit. Hij polemiseert met anti-stalinisten als Pierre Naville (Revue Internationale), Claude Lefort (Socialisme ou Barbarie) en Ernest Mandel van de Vierde Internationale. Het antwoord van die laatste op Sartres tegenkantingen werd verleden jaar nog in ’t Engels uitgegeven door het onvolprezen IIRF. (5)in 1953: Ernest Mandel – Letter to Jean-Paul Sartre Zegt Mandel tegen Sartre:
“Als u absoluut een formule wilt die in overeenstemming is met uw bekommernissen, zeg dan dat het trotskisme de kunst is om de middelen aan het doel aan te passen, de kunst om de overwinning op het kapitalisme te behalen met de enige middelen die een snelle en echte overgang naar het socialisme garanderen: de bloei van bewustzijn, kracht en zelfvertrouwen van de arbeidersklasse. (…) Er was een tijd dat u op de drempel leek te staan om deze eenvoudige en fundamentele waarheid te begrijpen. We hopen nog steeds dat u dat op een dag zult doen. (…)”
P.S.1: Wat ik er zelf van denk, postte ik eerder al, onder de wervende titel: De g-spot van de politiek.
P.S.2: Over Sartres latere betrokkenheid bij het maoïstische La Cause du Peuple, publiceerde DLVuurtorenwachter De blinde vlek van Sartre.
Voetnoten
↑1 | Simone de Beauvoir. Memoires / De bloei van het leven. Hilversum, uitg. de Boer jr. 1968. Vertaling Jan Hardenberg. 603 pp. |
---|---|
↑2 | in Ian Birchall. Sartre: He missed the boat but he kept on swimming. Jean-Paul Sartre 1905–1980, May 1980. |
↑3 | Merleau-Ponty schreef het edito, in akkoord met Sartre. |
↑4 | Birchall: in Ian Birchall. Sartre: Part Two. Februari 1971 |
↑5 | in 1953: Ernest Mandel – Letter to Jean-Paul Sartre |