De geschiedenis van het fascisme is tegelijkertijd de geschiedenis van het falen van het antifascisme. Fascisten konden niet zozeer door hun eigen kracht, maar vooral door de verdeeldheid van hun tegenstanders aan de macht komen. Wat kunnen we leren van de fouten uit het verleden?

In Duitsland nam het verzet tegen de nazi’s in de jaren 30 onder andere de vorm aan van de welbekende Antifaschistische Aktion, die in mei 1932 werd opgericht – een maand voordat Hitlers NSDAP voor het eerst de grootste partij in de Reichstag werd. Het was een laatste verwoede poging van de communisten en sociaaldemocraten (1)noot van de redactie: toch vooral van de KPD, die tegelijk nog steeds een echte eenheidsfrontpolitiek naar de SPD toe afwees. De SPD-leiding weigerde ook elk front met de KPD. om het nationaalsocialisme een halt toe te roepen. Minder dan een jaar later was het echter al gedaan met openlijk antifascistisch verzet en braken twaalf jaren van nationaalsocialistische dictatuur aan. Hoe heeft het zo ver kunnen komen, en waarom eindigde de eerste Antifaschistische Aktion uiteindelijk in een mislukking?

Politieke context

Om het succes en vooral de teloorgang van de Antifaschistische Aktion te begrijpen, is enige bekendheid met het politieke landschap ten tijde van de Weimarrepubliek, met name aan de linkerzijde, onmisbaar. Nadat de kanonnen zwegen op 11 november 1918 belandde de jonge Weimarrepubliek vrijwel onmiddellijk in een staat van politieke wanorde. Om de orde te herstellen en de republiek voor een Duitse Revolutie te behoeden, gooide de sociaaldemocratische Kanselier Friedrich Ebert het op een akkoordje met het leger – in ruil voor militaire steun voor zijn nieuwe regering zou Ebert hard optreden tegen ‘revolutionaire elementen’ zoals de Spartakusbund van Liebknecht en Luxemburg die later de communistische KPD zou worden.
Ebert hield zich aan zijn woord: hij gebruikte het leger en de paramilitaire vrijkorpsen om de revolutie resoluut de kop in te drukken. In Berlijn, Beieren en Bremen sloegen de vrijkorpsen elke poging tot revolutie gewelddadig neer, met massagraven, moordpartijen en buitengerechtelijke executies tot gevolg. Onder leiding van Ebert was de SPD volledig toegewijd aan het voorkomen van welke vorm van revolutie dan ook, om nog maar te zwijgen van de massamoorden en verkrachtingen begaan door de vrijkorpsen en het regeringsleger in Polen en de Baltische staten, onder verantwoordelijkheid van SPD-minister Noske. Dit verraad van de revolutie door zelfbenoemde ‘socialisten’ leverde de SPD in de ogen van de KPD zelfs het etiket ‘sociaalfascisten’ op.

Wonder boven wonder overleefde de Weimarrepubliek de eerste naoorlogse jaren. Onder leiding van Eberts SPD werd de revolutie afgewend. Een rechtse staatsgreep van monarchisten en nationalisten in 1920, bekend als de Kapp-putsch, werd verhinderd door een massastaking van de Duitse arbeidersklasse. Beide kanten gaven echter hun militante verzet tegen de zittende regering niet op, allerminst de communisten. Zo richtten zij na de mislukking van de revolutie de Proletarische Hundertschaften op om hun bijeenkomsten te beschermen en de fascisten en nationalisten uit arbeiderswijken te weren. De SPD trad ook hiertegen op en verbood deze beweging in 1923. De KPD pareerde dat verbod door het jaar erop een nieuwe militante verdedigingsorganisatie op te richten, genaamd Roter Frontkämpferbund (RFB), met de bekende gebalde vuist als logo. De organisatie publiceerde een eigen krant genaamd Die Rote Front en raakte tevens regelmatig verwikkeld in gevechten met de politie en extreemrechtse politieke groeperingen. Ook deze organisatie werd echter door de SPD-regering verboden naar aanleiding van de Blutmairellen in 1929, veroorzaakt door een verbod op publieke bijeenkomsten ter ere van de Dag van de Arbeid uitgevaardigd door SPD.

De voortzetting van het antifascistische verzet nam daarop de vorm aan van de Kampfbund gegen den Faschismus (KGF), een directe opvolger van de Roter Frontkämpferbund. Deze werd opgericht in 1930 als reactie op de grote electorale doorbraak van de NSDAP, die van slechts 12 zetels in de Reichstag naar 107 ging. Deze beweging werd bovendien neergezet als een expliciet ‘onpartijdige proletarische massaorganisatie in de strijd tegen fascisme in al zijn vormen, maar vooral het nationaalsocialisme’. Hoewel er geen sprake was van openlijke samenwerking, was de dreiging van Hitlers NSDAP nu voor zowel de SPD als de KPD duidelijk geworden.

Antifaschistische Aktion

De bekendste antifascistische organisatie in vooroorlogs Duitsland ontstond in mei 1932. De sociaaldemocraten behielden het etiket ‘sociaalfascisten’, maar desondanks zochten de leiders van de KPD samenwerking met SPD-leden en vakbondsleden tegen de nazi’s. Daartoe werd de ‘Antifaschistische Aktion’ opgericht, waarin ook de overblijfselen van de KGF opgingen. Vanaf eind mei 1932 werden er comités gevormd in fabrieken en arbeiderswijken van zowel communisten als sociaaldemocratische vakbondsleden – twee groepen die jarenlang elke samenwerking geweigerd hadden. In juli 1932 hield de nieuwe beweging haar eenheidscongres in Berlijn, waar de organisatie zich in de woorden van Clara Zetkin ten doel stelde een ‘eenheidsfront’ te zijn, die ‘niet alleen het proletariaat in zijn geheel moet omvatten, maar ook de witteboorden-arbeiders, de handwerkslieden, de kleine handelaars, de kleine boeren en, niet te vergeten, de intellectuelen uit alle klassen van de bevolking’.

De praktijk van de beweging was echter anders. De SPD bleef samenwerking met de communisten weigeren en beval haar leden hetzelfde op straffe van uitzetting uit de partij. De KPD deed wel een aantal halfslachtige pogingen tot toenadering, echter meestal door een bruusk aanbod te doen in de vorm van een ultimatum. Dit soort voorstellen werden door de SPD als slinkse politieke manoeuvres gezien, die bovendien niet strookten met de sektarische anti-SPD retoriek die de KPD destijds bezigde. De antistalinistische socialist Trotski beschuldigde de leiding van de KPD van ‘inconsistentie, roekeloosheid en een neiging tot paniek’, vanwege hun onverwachte draai in beleid en het feit dat zulke revisies niet ‘van onder’, d.w.z. vanuit de ledenbasis kwamen, maar werden opgelegd door de leiders in Berlijn of zelfs in Moskou. Kortom, de Antifaschistische Aktion was grotendeels een geval van too little, too late. Binnen een jaar na de oprichting werd de beweging verboden en was Hitler aan de macht. Sommige antifascisten gingen verder in de illegaliteit, waarvan velen later zouden omkomen in concentratiekampen en gevangenissen.

Lessen

De mislukking van het antifascisme resulteerde in miljoenen doden, van Ethiopië, tot Karelië, tot Normandië. Het is daarom belangrijk dat we als hedendaagse antifascisten de fouten van onze voorgangers uit het interbellum niet herhalen.

De taak is 90 jaar later onveranderd gebleven: samenwerking blijft cruciaal om het fascisme te verstikken zodra het de kop opsteekt. De SPD verdiende alleszins scherpe kritiek voor hun beleid op alle fronten en de KPD kan veel kwalijk worden genomen aangaande strategie en tactiek. Maar als we iets kunnen leren van het vooroorlogse antifascisme is het dat deze disputen en onenigheden beter kunnen worden uitgevochten als kameraden in vrijheid, dan als gevangenen in een concentratiekamp.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu.

Voetnoten

Voetnoten
1 noot van de redactie: toch vooral van de KPD, die tegelijk nog steeds een echte eenheidsfrontpolitiek naar de SPD toe afwees. De SPD-leiding weigerde ook elk front met de KPD.