De Britse premier Boris Johnson is begin juli afgetreden in de nasleep van het ‘Partygate’-schandaal over zijn veelvuldige overtredingen van de coronamaatregelen waartoe zijn eigen regering had besloten, alsook van andere overtredingen.
Terwijl Johnson nu een schande lijkt, heeft hij toch zijn missie volbracht door de nationaal-racistische en – heel ironisch – ‘anti-establishment’ houding te belichamen, die de meest rechtse versie van Brexit noodzakelijk maakte, met name om een electorale aderlating ten voordele van de meer officieel extreemrechtse stroming vertegenwoordigd door Nigel Farage (tot de parlementsverkiezingen van 2019) te vermijden. Maar de grote vraag is nu wie hem zou kunnen opvolgen.
De ‘party’ die een kapitalistische vreetpartij verborg
De Franse commentatoren leken welwillend te reageren op dit verrukkelijke moment van ‘schandalen’ en politieke intriges tegen een achtergrond van avonturen in het Élysée. Het onderwerp ‘Boris Johnson’ zorgt daarbij voor een aantal opportune optische effecten. Ten eerste is de Partygate-affaire blijkbaar ernstiger dan de jaren van bezuinigingen die hele sectoren van de Britse samenleving hebben gedecimeerd met de verspreiding van het syndroom van de ‘dood door wanhoop’, de levensverwachting die niet meer stijgt en in sommige regio’s zelfs daalt en de armoede onder werkenden en de ongelijkheid die ongekende proporties hebben aangenomen. ‘Partygate’ verdient op de een of andere manier meer verontwaardigde aandacht dan het schaamteloze cliëntelisme met betrekking tot de verdeling van de gigantische contracten in naam van de anti-covid-strategie van de regering. En nu zou deze sfeer van drama aan het hof ons bijna het belangrijkste en onmiddellijke probleem doen vergeten: hoe kan hetzelfde beleid van extreme ‘normale’ sociale afbraak worden voortgezet, in dienst van een heersende klasse die, massaal heeft kunnen profiteren van twee jaar gezondheidscrisis?
Voor de conservatieven, die al twaalf jaar aan de macht zijn, is de vraag hoe ditzelfde beleid kan worden voortgezet bijzonder dringend nu er een echte klassenoppositie is met een opleving van de vakbondsstrijd die niet alleen van uitzonderlijke omvang is, maar ook wordt gesteund door een meerderheid van de publieke opinie.
Een ondraaglijke situatie
Een reeks vakbondsinitiatieven is in de loop van de maand juni samengekomen, met als hoogtepunt (op 18 juni) de nationale demonstratie die door de vakbondsfederatie TUC werd georganiseerd. De belangrijkste eisen betroffen onder meer loonsverhoging, afschaffing van nulurencontracten en van de ‘fire and rehire’-praktijken van de werkgevers (ontslagen gevolgd door het opnieuw aannemen met slechtere omstandigheden), een belasting op de winsten van energiebedrijven, verhoging van de sociale minima (samengebracht in een systeem van ‘universeel krediet’), bestrijding van racisme op het werk en versterking van de rechten van vakbondsorganisaties.
Hoewel geen van deze prioriteiten nieuw is, hebben ze aan het eind van de afgelopen twee jaar allemaal een ongekende urgentie gekregen: voor veel bedrijven heeft de door de gezondheidscrisis veroorzaakte noodtoestand een algemene intensivering mogelijk gemaakt van het offensief tegen werkgelegenheid, lonen en vakbondsrechten voor zover die nog bestaan, terwijl de weg naar overheidssteun snel is vrijgemaakt, met zoveel directe en massale subsidies aan werkgevers (directe steun of ‘covid-contracten’ in de orde van honderden miljoenen aan bedrijven die dicht bij de Tories staan, of aan bedrijven die net twee maanden daarvoor heel toevallig zijn opgericht). Met andere woorden, in het VK illustreerde de covid-conjunctuur typisch de logica van het ‘rampenkapitalisme’ dat een paar jaar geleden zo goed werd beschreven door Naomi Klein.
In de huidige situatie is echter nog een andere doorslaggevende factor een rol gaan spelen: tegen een achtergrond van loonkrimp sinds 2008 (een situatie die volgens sommige analyses in twee eeuwen niet is voorgekomen), is de stijging van de prijzen in juli opgelopen tot 11,7 procent. De energiekosten zijn geëxplodeerd met een verhoging van 54 procent van het door de toezichthouder Ofgem in april vastgestelde plafond (en een verdere verhoging wordt voorbereid voor dit najaar). Dergelijke inflatieniveaus zijn sinds 1982 niet meer voorgekomen. Volgens het Britse CBS zei 49 procent van de mensen tussen eind juni en begin juli te hebben bezuinigd op voedsel.
Een lawine van mobilisaties
Onder deze omstandigheden heeft de vakbondsstrijd die de afgelopen twee jaar in tal van sectoren al aan de gang was, aan de vooravond van de zomer aan kracht en zichtbaarheid gewonnen. Een paar illustraties kunnen een beeld geven.
British Airways (BA), bijvoorbeeld, kondigde in april 2020 aan 12.000 banen te schrappen (waaronder 6.000 ‘vrijwillige’ afvloeiingen) en de lonen voor de resterende 30.000 personeelsleden te verlagen – zonder uitstel, waarmee een einde kwam aan het loonsubsidieprogramma om de werkgelegenheid veilig te stellen. Eind juni stemde 95 procent van het incheckend personeel van de luchthaven Heathrow in de vakbonden GMB en Unite voor een staking als BA de loonsverlaging van 10 procent die tijdens de pandemie was doorgevoerd, niet zou herstellen. Om de staking te vermijden stemde BA uiteindelijk in met een voorstel dat als een ‘ruimschootse verbetering’ werd beschouwd.
De Communication Workers Union (CWU) heeft de werknemers van de British Telecom-groep (BT, geprivatiseerd in 1984) en haar dochterondernemingen Openreach en EE opgeroepen om te stemmen over een staking. De CWU reageerde daarmee op het aanbod van een (niet onderhandelde) loonsverhoging van 1.500 pond (1.770 euro) voor 58.000 werknemers van het bedrijf, dat wil zeggen tussen de 3 en 8 procent in een context van inflatie van meer dan 11 procent. De salarisverlaging kwam op het moment dat BT aankondigde meer dan 1,3 miljard pond winst te hebben gemaakt (voor het fiscale jaar dat eindigde op 31 maart) en 700 miljoen pond had uitgekeerd aan de aandeelhouders van het bedrijf. Het jaarinkomen van BT-baas Philip Jansen is met 32 procent gestegen tot 3,5 miljoen pond (4,2 miljoen euro).
Op 30 juni werd, na een stemming waaraan 74,8 procent van de 30.000 CWU-leden van BT’s Openreach-dochteronderneming deelnamen, de stakingsactie met 95,8 procent van de stemmen goedgekeurd. Onder de 9.000 CWU-leden van BT was de stem vóór 91,5 procent bij een opkomst van 58,2 procent. De CWU-vakbondsleden van EE (een mobiele netwerkoperator en internetprovider) stemden ook voor staking met 95 procent, een resultaat dat echter ongeldig werd verklaard omdat het deelnamepercentage slechts 49,7 procent bedroeg en de laatste anti-vakbondswetten van 2016 een minimumdeelname van 50 procent oplegden. Als onderhandelingen niet aan de eisen van de werknemers kunnen voldoen, zal de staking de eerste zijn voor de BT Group sinds 1987.
Bij Royal Mail stemden de 2.400 vakbondsleden van Unite met 86 procent (en 89 procent in Noord-Ierland) voor een staking. Het bedrijf (geprivatiseerd tussen 2013 en 2015) is van plan 700 banen te schrappen (na de 1.200 banen die in 2021 zijn vernietigd) en loonsverlagingen op te leggen tot 7.000 pond per jaar. Hetzelfde bedrijf heeft in 2021 400 miljoen pond uitgekeerd aan zijn aandeelhouders en een winst van 311 miljoen pond aangekondigd. En Simon Thompson, de baas van Royal Mail, nam hier 753.000 pond van mee. Op 19 mei 2022 kondigde de Royal Mail Group een winst aan van 758 miljoen pond voor het fiscale jaar 2021-22 (bijna 60 miljoen pond meer dan het jaar daarvoor). Een stiptheidsactie was gepland voor 15-19 juli, gevolgd door een staking van 20 -22 juli.
Tegen een voorstel voor een ‘loonsverhoging’ van 3 procent voor 2022-23 kunnen de 115.000 werknemers van het postbedrijf van 28 juni tot 19 juli stemmen voor de door de CWU bepleite staking. De 450.000 leraren die lid zijn van de NUE en de andere 280.000 leden van de NASUWT zullen naar verwachting in het najaar (na veel uitstel) stemmen om een identiek voorstel aan te vechten, aangezien de beroepsgroep haar salarissen sinds 2010 met 20 procent heeft zien dalen en twee op de drie leraren nu overwegen hun beroep op te geven. En de situatie blijft in grote lijnen dezelfde als we ons opnieuw tot de vakbond van overheidspersoneel (PCS) wenden, die zowel een versnelde daling van de lonen ten opzichte van de inflatie in het vooruitzicht is gesteld, met een belachelijk ‘inhaalpercentage’ van 2 procent en de vermindering met 91.000 banen die Johnson in mei heeft aangekondigd. De PCS heeft een stemming over stakingsacties in september aangekondigd.
Maar misschien is het voldoende om hier te beginnen: uit een recente studie in opdracht van Unite blijkt dat de winstmarges van de belangrijkste Britse bedrijven die aan de FTSE 350-index van de Londense beurs genoteerd staan, 73 procent hoger liggen dan het niveau van vóór de gezondheidscrisis. Moeten we verder kijken?
Mobilisatie in het vervoer
In deze context zijn de kleine vakbond van werknemers in het spoor- en zeevervoer (RMT) en zijn nationale secretaris, Mick Lynch, een beslissende plaats gaan innemen bij het mobiliseren van een groot deel van de vakbeweging. De situatie in de sector is zeker vergelijkbaar met de hierboven genoemde voorbeelden. Onder het voorwendsel van de cyclische teruggang van het treingebruik is Network Rail, de onderneming die de spoorweginfrastructuur beheert, van plan 2.500 onderhoudsbanen te schrappen om de uitgaven met 100 miljoen pond te verminderen. De regering mikt op een besparing van 2 miljard pond in de spoorwegsector, waarbij waarschijnlijk 10.000 banen verloren zullen gaan. Maar terwijl spoorwegarbeiders loonbevriezing en banenverlies wordt aangekondigd, maken spoorwegmaatschappijen meer dan 500 miljoen pond winst per jaar en delen de 73 topmanagers van Network Rail samen 15 miljoen pond per jaar. Bij een opkomst van 71 procent stemden de RMT-leden met 89 procent voor staking.
De RMT-actie vond om verschillende redenen veel weerklank: het simpele feit dat de RMT al op 21, 23 en 25 juni staakte toen de andere organisaties zich nog in de raadplegingsfase bevonden; omdat de impact van stakingen in de spoorwegsector (die de activiteiten van niet minder dan dertien exploitanten treft) directer zichtbaar en voelbaar is; maar misschien nog wel meer door de interventies van de leider van de RMT, Mick Lynch, die geconfronteerd werd met openlijk vijandige media. Voor veel waarnemers waren het de doeltreffendheid en de stille openheid van de opmerkingen van Lynch en zijn ondubbelzinnige standpunt in de klassenstrijd die er in een paar dagen toe hebben bijgedragen dat de perceptie van een staking die door 58 procent van een publiek dat er aanvankelijk afwijzend tegenover stond als ‘gerechtvaardigd’ werd beschouwd, is veranderd. Ondertussen heeft ook de vakbond van machinisten, de ASLEF, in juli voor staking gestemd.
Te overwinnen hindernissen
Er blijven enorme obstakels bestaan tegen acties van georganiseerde werknemers en tegen alle vormen van solidariteit die daarvoor onontbeerlijk zijn. De eerste is het meedogenloze mechanisme van wetsaanscherping dat sinds de jaren tachtig van kracht is en tot 2016 nog is versterkt. Zoals uit het voorgaande blijkt, moet onder meer het geringste stakingsplan lange stemprocedures per brief doorlopen die, om geldig te zijn, nu de deelname van meer dan 50 procent van de leden van de organisaties moeten verkrijgen. Sinds de wet van 2016 moet de staking in veel sectoren (waaronder de gezondheidszorg, het onderwijs of het vervoer) door ten minste 40 procent van alle leden van de betrokken organisaties worden gesteund. Als dezelfde bepalingen zouden gelden voor verkozen parlementsleden, hoeveel zouden er dan hun zetel kunnen behouden? Verder is er de gebruikelijke vijandigheid van politieke commentatoren die op één lijn zitten en fundamenteel overtuigd zijn van de ‘chaos’ die in het vooruitzicht wordt gesteld door elke uiting van vakbondslidmaatschap die niet beperkt blijft tot bedelen. Er zijn ook de beperkingen die door een groot deel van de Britse vakbondstraditie zelf en haar reformistische loyalisme worden gesteld.
Tenslotte is er nog een ander aanzienlijk obstakel, namelijk de Labourpartij zelf, die nu in handen is van een leiderschap waarvan de reactionaire onverdraagzaamheid niets minder dan een tragedie is. Niet tevreden met het zuiveren van alles wat op links zou kunnen lijken in Labour, verbood partijleider Keir Starmer leden van zijn schaduwkabinet om zich bij de stakers op de picketlines te voegen, terwijl hij de voortdurende strijd volledig negeerde in zijn toespraak op 11 juli, bedoeld om zijn visie op een ‘nieuw begin’ voor het land uiteen te zetten. Elders verklaarde zijn schaduwminister van Buitenlandse Zaken met klem dat hij ‘categorisch’ weigerde de eisen van de werknemers van British Airways te steunen. In maart riep de Labourraad van de stad Coventry uitzendkrachten op om te proberen de staking van zeventig vuilnismannen, die streden voor betere lonen, te breken (een paar dagen geleden eindigde de staking met een loonsverhoging van 2,9 procent voor de werknemers). Starmer zou wel eens net zo in diskrediet kunnen raken als Johnson. Zeker een prestatie, zou men kunnen zeggen.
Het is duidelijk dat de huidige en toekomstige stakingsbewegingen alleen op eigen kracht kunnen vertrouwen. In een context van zo’n diepe sociale en politieke crisis blijven ze – afgezien van de onmiddellijke en onontbeerlijke verbeteringen – de eerste voorwaarde voor het ontstaan van elke nieuwe mogelijkheid die nog vorm moet krijgen en die het waard is om op te hopen.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op l’Anticapitaliste. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.