Je kan hier een bewerkte versie lezen van de lezing die op 20 augustus werd gehouden als eerste van vier online lezingen van het International Institute for Research and Education (IIRE) over ‘de veranderende vormen van imperialisme’ na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne. Alle vier de lezingen kunnen hier worden bekeken.

Sinds 24 februari, de dag dat Rusland Oekraïne binnenviel, ziet het imperialisme er anders uit. Niet voor het eerst ‒ sinds zijn ontstaan aan het eind van de 19de eeuw heeft het imperialisme zijn vorm diverse malen ingrijpend veranderd.

Grote verschuivingen vonden plaats in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog en opnieuw met de opkomst van de neoliberale globalisering in de jaren tachtig, met als hoogtepunt de ‘hyperglobalisering’ die duurde van ongeveer 1995 tot 2008. Telkens werden kenmerken van het imperialisme die marxisten als centraal beschouwden, ter discussie gesteld. Nu gebeurt dat opnieuw.

Elke fase van het imperialisme heeft aanleiding gegeven tot cruciale politieke debatten en verdeeldheid ter linkerzijde: over ‘defensisme’ versus ‘defaitisme’ tijdens de Eerste Wereldoorlog en opnieuw tijdens de Tweede Wereldoorlog; over de houding ten opzichte van nationale bevrijdingsoorlogen tijdens de Koude Oorlog; over een voorgestelde reconceptualisering van het imperialisme als ‘Empire’ in de periode van de neoliberale globalisering.

Nu, met de oorlog in Oekraïne, zijn er debatten over sancties tegen Rusland, het sturen van wapens naar Oekraïne en de houding tegenover de uitbreiding van de NAVO (nu en achteraf). Rond het conflict tussen China en Taiwan doemen soortgelijke kwesties op.

Ik zal niet proberen al deze kwesties in deze inleidende lezing te behandelen. De meeste specifieke vragen rond Rusland en China laat ik over aan de andere drie lezingen: van Pierre Rousset over de opkomst van China, van Hanna Perekhoda en Catherine Samary over Oekraïne en van Ilya Matveev over Rusland (hoewel ik het niet kan laten om zelf ook het een en ander over deze kwesties te zeggen).

Ik zal me vandaag concentreren op de algemene theoretische en historische basisprincipes. Als ik naar elk van de vorige fasen van het imperialisme kijk, zal ik enkele voorstellen doen over welke kenmerken van die eerdere fasen nu nog steeds van toepassing zijn en welke niet. En aangezien de andere drie lezingen zich niet zullen richten op de Verenigde Staten en de Europese Unie, zal deze lezing bijzondere aandacht besteden aan het Amerikaanse en Europese imperialisme ‒ die zeker niet verdwenen zijn!

Kernpunten

Ik wil mijn betoog beginnen met het uiteenzetten van een aantal kernpunten.

Ten eerste, wat bedoelen marxisten met imperialisme? Oorlog en verovering dateren van ver voor de 19e-eeuwse koloniale rijken, de Koude Oorlog of de neoliberale globalisering. De eerste golf van Europese wereldwijde expansie, ingezet door het 15e-eeuwse Portugal en het 16e-eeuwse Spanje, dateert zelfs van vóór het kapitalisme. De Britse verovering van India en de Franse verovering van Algerije, hoewel uitgevoerd door kapitalistische staten, voldeden nog steeds niet aan veel van de belangrijkste kenmerken van imperialisme die later door marxisten werden getheoretiseerd.

Om heel schematisch te zijn: vanaf het laatste kwart van de negentiende eeuw werd de Europese en later de Amerikaanse en Japanse wereldwijde expansie, zoals verschillende marxisten die analyseerden, gekenmerkt door een diepere penetratie van de kapitalistische betrekkingen in de productie, handel en investeringen in de veroverde gebieden en een directere overheersing door kapitalistische bedrijven die gevestigd zijn in de dominante landen: ‘kartels’ en ’trusts’ in Lenins tijd, multinationale ondernemingen en banken nu.

Dat zijn de belangrijkste kenmerken van de imperialistische orde, ook al is die in de afgelopen anderhalve eeuw herhaaldelijk radicaal veranderd. Wat is er nu specifiek aan het huidige imperialisme? In vergelijking met de jaren van de Koude Oorlog of de periode van hyper-globalisering is dit een tijd van verhoogde instabiliteit, terugkerende crises en geopolitieke onrust. Maar meer dan in de jaren van de Koude Oorlog ‒ toen kapitalistische en niet-kapitalistische grootmachten tegenover elkaar stonden, is imperialisme vandaag de dag een echte wereldorde.

Afgezien van een paar geïsoleerde staten als Cuba en Noord-Korea is elk land nu in wezen kapitalistisch. En het mondiale kapitalisme kan en moet als een geheel worden geanalyseerd. De Verenigde Staten, de Europese Unie, Japan, China en Rusland zijn tegenstrijdige maar toch integrale onderdelen van dit geheel.

Deze analyse is een theoretische basis voor een politiek standpunt: een anti-kampistische politiek, dat wil zeggen een politiek die zich verzet tegen alle partij kiezen voor een ‘kamp’ van natie-staten tegen andere. Binnen deze imperialistische wereldorde is er geen grote ‘anti-imperialistische’ macht, dat wil zeggen, geen grote macht die zich verzet tegen de algemene dynamiek van het geglobaliseerde kapitalisme.

Dat betekent dat we de realiteit van het Russische en Chinese imperialisme moeten erkennen en ons er onverbiddelijk tegen moeten verzetten, zonder ze als minder kwaad te zien, aangezien ze uiteindelijk deel uitmaken van hetzelfde wereldwijde kwaad.

Tegelijkertijd moeten we ons verzetten tegen het Amerikaanse, Europese en Japanse imperialisme en weigeren ze te zien als een minder groot kwaad ‒ zelfs regionaal of lokaal, bijvoorbeeld in Oekraïne. Met andere woorden, onze analyse moet de basis leggen voor een revolutionaire politiek die onafhankelijk is van alle imperialisme.

Relevantie van Lenins analyse

Om te beginnen wil ik teruggaan naar de basis. Voor mij betekent dat teruggaan naar Lenin. Hoewel Luxemburg, Bukharin, Hilferding en anderen meer dan een eeuw geleden belangrijke bijdragen hebben geleverd aan een marxistisch begrip van het imperialisme, wil ik een aantal belangrijke inzichten van Lenin benadrukken die volgens mij nog steeds geldig zijn.

Ten eerste zag Lenin (net als andere marxisten in zijn tijd) imperialisme als een fundamentele economische realiteit. Formeel kolonialisme en militarisme werden in zijn analyse ondergeschikt gemaakt aan die economische realiteit.

Ten tweede ‒ een punt dat vaak wordt verwaarloosd ‒ begreep Lenin de heterogeniteit van de verschillende imperialismes. In Lenins tijd was het tsaristische imperialisme bijvoorbeeld economisch zwak en dus vooral afhankelijk van militaire macht om de economische dominantie van het Russische kapitaal in het hele tsaristische rijk veilig te stellen.

Brits, Duits en Amerikaans kapitaal was economisch sterk genoeg om macht uit te oefenen buiten de grenzen van de staten die het domineerde; dat gold veel minder voor het Russische kapitaal. Dat geldt vandaag de dag ook minder voor het Rusland van Poetin.

Wat China betreft, ondanks de kracht en de dynamiek van zijn economie, houdt zijn imperialisme een uitzonderlijk sterke rol in voor de staat en de heersende partij. Paradoxaal genoeg dankt het Chinese kapitalisme veel van zijn veerkracht aan de antikapitalistische revolutie die deze staat en de heersende partij heeft gesmeed.

De Europese Unie bevindt zich aan de andere kant van het imperialistische spectrum dan Rusland: haar economische kracht staat niet in verhouding tot haar militaire middelen. Dit betekent dat de EU in Oekraïne een schijnbaar pacifistische houding kan aannemen zonder haar economische macht over Oekraïne te verminderen.

Maar zoals het gezegde luidt: de EU is een reus op lemen voeten. Militair gezien is de EU nog steeds sterk afhankelijk van Amerikaanse middelen ‒ vliegdekschepen, bijvoorbeeld ‒ om militaire macht naar andere delen van de wereld of zelfs tot op zekere hoogte binnen Europa te projecteren. Dus terwijl Europa imperialistische economische macht uitoefent buiten de grenzen van de EU, is het afhankelijk van de Verenigde Staten om die macht militair te ondersteunen.

Het belangrijkste punt hier is dat Lenin in zijn tijd weliswaar de verschillen tussen de Verenigde Staten en het tsaristische Rusland begreep, maar beide als imperialistisch beschouwde. Wij zouden vandaag de dag hetzelfde moeten doen met alle verschillende imperialistische machten.

Ten derde maakte Lenin onderscheid tussen gevestigde imperialisten, die zich concentreerden op het verdedigen van de status quo, en opkomende, agressievere imperialisten zoals Duitsland. Maar tijdens de Eerste Wereldoorlog weigerde hij meer gevestigde machten als Groot-Brittannië en Frankrijk als minder imperialistisch te beschouwen ‒ in wezen hetzelfde standpunt dat Trotski innam met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog.

Ten vierde zag Lenin de belangrijkste scheidslijn in de wereld als die tussen alle imperialistische machten enerzijds en de door het imperialisme gedomineerde landen en regio’s anderzijds.

Hij zag dat als een structurele scheidslijn, gebaseerd op voortdurende relaties van economische ondergeschiktheid: de dominante markt- en financiële posities van de imperialistische mogendheden, hun bevoorrechte toegang tot grondstoffen, enzovoort. En dat was vooral een economische scheidslijn, geen juridische. Dat wil zeggen, formeel onafhankelijke landen als China, Perzië en Mexico, die Lenin ‘semi-koloniën’ noemde, werden nog steeds gedomineerd door het imperialisme.

Deze analyse is nu van toepassing op Oekraïne. Oekraïne verdedigt zijn nationale soevereiniteit in de huidige oorlog. Toch heeft de associatieovereenkomst met de EU uit 2015, die een einde maakte aan een periode waarin Oekraïne balanceerde tussen Rusland en de EU, het land gedwongen zijn markt open te stellen voor export en investeringen uit de EU.

De overeenkomst verplichtte Oekraïne er ook toe een reeks EU-regels over te nemen waarover het als niet-lidstaat niets te zeggen had. Hierdoor is het land in wezen een semi-kolonie van de EU. Door zijn onafhankelijkheid te verdedigen, verdedigt het ook de economische invloedssfeer van de EU.

De structurele kloof tussen imperialistische en gedomineerde landen blijkt vandaag ook uit de wereldwijde gevolgen van de oorlog in Oekraïne. De oorlog veroorzaakt leed in veel landen. Europeanen bijvoorbeeld, vooral werkende en arme Europeanen, zullen deze winter zwaar te lijden hebben onder de stijgende energieprijzen. Maar de gevolgen voor de afhankelijke landen zijn nog veel erger.

Gedurende tientallen jaren werd de binnenlandse voedselproductie in veel afhankelijke landen gedecimeerd door de neoliberale globalisering, vooral in de ‘achtertuin’ van de EU in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan waar Europa zich vestigde als een enorme landbouwexporteur. De bevolking van afhankelijke landen kan zich nu geen voedsel meer veroorloven in een wereld zonder Oekraïens graan. Mensen zullen verhongeren, op een moment dat de opwarming van de aarde ‒ het zoveelste gevolg van een vreselijk ongelijke wereldeconomie ‒ de landbouw in veel landen in het Zuiden al heeft verwoest.

Verzet is progressief

Een laatste punt over Lenin’s analyse ‒ een belangrijk politiek punt: Lenin geloofde dat telkens als er in een overheerst land onafhankelijk verzet ontstond tegen de imperialistische overheersing, dat verzet progressief was en steun verdiende. Op dat punt was hij het niet eens met het argument van Rosa Luxemburg dat in het tijdperk van het imperialisme alleen een revolutionaire socialistische beweging werkelijk onafhankelijk kon zijn van alle imperialisten.

Dat stond op het spel in Lenin’s debat met Luxemburg over de Ierse Paasopstand van 1916. Lenin steunde de Ierse opstandelingen tegen het Britse imperialisme en zou hen zelfs hebben gesteund als ze wapens uit Duitsland hadden gehaald, omdat hij zag dat hun opstand in de praktijk onafhankelijk was van sturing van buitenaf door welke imperialistische macht dan ook.

Er was geen vergelijking tussen de situatie van de Ierse opstandelingen in 1916 en de situatie van de Servische en Belgische regeringen, waarvan bijna het hele grondgebied snel door Duitsland en Oostenrijk-Hongarije was bezet en waarvan de beslissingen dus voor het overgrote deel ondergeschikt waren aan de militaire bevelen van de geallieerden.

Dezelfde logica ligt ten grondslag aan de steun die marxisten vandaag de dag verlenen aan Oekraïne in zijn strijd tegen het Russische imperialisme, ondanks het feit dat het land wapens krijgt van NAVO-landen. Ondanks al zijn politieke tekortkomingen beschikt Zelensky nu over een manoeuvreerruimte die het onmogelijk maakt hem te zien als een simpele stroman van de NAVO.

Hoewel Zelensky in laatste instantie een rechtse neoliberaal is ‒ hij jongleert met imperialistische belangen en de belangen van Oekraïense oligarchen, met name degene wiens media-imperium hem heeft voortgebracht ‒ is hij overigens nog steeds geen schepsel van reactionair extreem-rechts, ondanks de opgeblazen voorstelling van fascistische macht in Oekraïne door sommige linkse commentatoren.

In die zin kunnen we veel minder ambivalent zijn over Oekraïense overwinningen op het slagveld dan over bijvoorbeeld de overwinning van de Taliban op het imperialisme in Afghanistan. De Taliban proberen te verslaan met een Afghaans marionettenregering en -leger was altijd een hopeloze onderneming. Het Oekraïense verzet is in die zin geenszins hopeloos, want de Oekraïense regering is niet zo’n marionettenregime.

Geen illussies in NAVO 

Door over te stappen naar latere fasen van het imperialisme ‒ de Koude Oorlog en de periode van neoliberale globalisering ‒ kunnen we enkele andere belangrijke politieke punten op waarde schatten.

Na 1945 ging één centraal kenmerk van het imperialisme, zoals Lenin dat had geanalyseerd, niet langer op. Lenin geloofde dat tegenstrijdige belangen tussen verschillende kapitalen onvermijdelijk zouden leiden tot oorlogen tussen imperialistische staten. Tussen 1945 en 1991 gebeurde dat niet. Er waren geen inter-imperialistische oorlogen vergelijkbaar met de Eerste of Tweede Wereldoorlog.

In feite bleef inter-imperialistische economische rivaliteit een constante en groeiende realiteit in de periode van de Koude Oorlog. Nieuw was de rol van de VS als militaire bewaker van de imperialistische orde als geheel, geconfronteerd met niet-kapitalistische grootmachten als de USSR en China en met antikoloniale revoluties in landen als Vietnam en Cuba, revoluties die antikapitalistische revoluties werden.

Als één dimensie van hun wereldwijde militaire rol waren de Verenigde Staten onder meer de centrale macht in de NAVO. De NAVO was alleen een ‘defensief’ bondgenootschap in de zin dat het de imperialistische orde verdedigde. De verbintenis van de VS om West-Europa te verdedigen was een essentieel onderdeel van de verdediging van het kapitalisme wereldwijd, ook al ging de verbintenis van Washington om de Europese koloniale rijken te verdedigen gepaard met een streven om die rijken open te breken voor een meer gelijk speelveld voor verschillende kapitalen.

De centrale militaire rol van de VS heeft de Koude Oorlog overleefd en in feite ook de grote uitdagingen voor het kapitalisme als zodanig. In 2022 bedragen de militaire uitgaven van de VS nog steeds 38 procent van het wereldtotaal. En de NAVO is nog steeds een van de militaire instrumenten van de VS.

De militaire dreiging van de Sovjet-Unie voor West-Europa was eind jaren veertig veel groter dan de Russische dreiging voor de EU-landen nu. De Sovjettroepen waren immers aanwezig in Berlijn, Praag en Wenen, terwijl de Amerikaanse troepen die West-Europa waren binnengetrokken na 1945 onder druk van de bevolking snel werden gedemobiliseerd.

Ondanks de verwoesting van de USSR tijdens de oorlog, was de conventionele militaire superioriteit van de Sovjet-Unie daarna overweldigend. Het Amerikaanse nucleaire monopolie (dat in 1949 eindigde) werd gezien als essentieel om een opmars van de Sovjets in een nieuwe oorlog tegen te houden. Franse en Italiaanse communisten werden gezien als machtige vijfde colonnes. Poetin met zijn connecties met Europees extreemrechts heeft vandaag de dag niets vergelijkbaars.

Marxistisch verzet tegen de oprichting van de NAVO in 1949, zelfs onder anti-Stalinistische marxisten, hing af van inzicht in het mondiale karakter van de imperialistische orde. Dat geldt vandaag de dag nog steeds ‒ in feite nog meer, omdat de NAVO om ‘relevant’ te blijven in nog grotere delen van de wereld actief is geworden.

De rol van de NAVO in Afghanistan van 2001 tot 2022 had geen parallel met een NAVO-rol in Algerije of Vietnam tijdens de Koude Oorlog. Dat zou het gemakkelijker moeten maken om nu tegen de NAVO te zijn ‒ nu bijvoorbeeld de toetreding van Zweden tot de NAVO zulke directe gevolgen heeft voor de onderdrukking van Koerden in Turkije. (Het regime van Erdogan eist de uitlevering van Koerdische activisten uit Zweden ‒ redactie.).

Er is nog een continuïteit met de Koude Oorlog: het economische dividend dat de Amerikaanse militaire rol oplevert voor het Amerikaanse kapitaal. Dat was duidelijk tijdens de Koude Oorlog, bijvoorbeeld in 1985 toen Reagan Europa overhaalde de Amerikaanse handel te steunen door de dollar in waarde te laten dalen, als een impliciete tegenprestatie voor de Amerikaanse verdediging van Europa.

Het was ook nog duidelijk na de Koude Oorlog, toen Amerikaanse en Britse multinationals als Shell en BP profiteerden van de nederlaag van Saddam Hoessein ten koste van Franse en Chinese oliemaatschappijen, wier staten de Amerikaanse oorlogsinspanning niet hadden gesteund. Ook nu nog profiteren Amerikaanse bedrijven van voordelen in Oost-Europa die ze zonder Washingtons militaire rol in de regio niet zouden hebben.

Globalisering en haar veranderingen

Kortom: we leven wel en niet meer in de imperialistische wereld die Lenin beschreef. We leven wel en niet in de wereld van de Koude Oorlog.

Leven we nog steeds in de periode van neoliberale globalisering? Om deze vraag te beantwoorden moeten we de neoliberale globalisering die begon met Thatcher, Reagan en de schuldencrisis van 1982 onderscheiden van de latere periode van ‘hyper-globalisering’ (om de term van de econoom Dani Rodrik te gebruiken).

Na de val van Saigon in 1975 en de bevrijding van Managua in de Nicaraguaanse revolutie van 1979 herstelde het neoliberalisme de mondiale hegemonie van het kapitaal van de imperialistische triade (VS/EU/Japan).

Deels was dat het gevolg van de ‘normale’ werking van echte internationale kapitalistische concurrentie, die doorgaans de mondiale ongelijkheid verergert door rijke landen en regio’s te bevoordelen ten opzichte van arme (zoals Charlie Post uitlegt in een binnenkort te verschijnen artikel in Spectre). Deels was het ook (in de analyse van Claudio Katz) het gevolg van een nieuwe reeks mechanismen van waardeoverdracht: gedwongen schuldenlast, structureel aanpassingsbeleid, waaronder het openbreken van markten, meer repatriëring van multinationale winsten, inperking van de voorrechten van afhankelijke staten, enzovoort.

Hoe het ook precies gebeurde, de neoliberale globalisering heeft de relatieve voordelen die de afhankelijke landen tijdens de Koude Oorlog hadden behaald, grotendeels ongedaan gemaakt, vooral als gevolg van de geopolitieke en beleidsruimte die door de rivaliteit tussen de VS en de Sovjet-Unie was ontstaan.

Het neoliberalisme bevestigde opnieuw het imperialistische karakter van de wereldorde. Dat staat haaks op de stelling van Thomas Friedman dat ‘de wereld plat is’, wat betekent dat nationale macht veel minder economisch verschil maakt in een geglobaliseerde wereld ‒ en op de stelling van Antonio Negri en Michael Hardt dat we allemaal in een minder gedifferentieerd ‘Empire’ zonder overheersend centrum leven.

De fantasieën van de jaren negentig dat Brazilië of Zuid-Afrika de Verenigde Staten en Europa zouden inhalen, zijn ontzenuwd. Zelfs India, met meer dan een miljard mensen, heeft nog steeds een BBP (in nominale termen) dat kleiner is dan dat van Duitsland, met zijn 80 miljoen. De wereld is niet plat, maar sterk hiërarchisch.

Bovendien zijn Rusland en China, ondanks alle economische spanningen en breuken van de afgelopen jaren en maanden, nog steeds geïntegreerd in de kapitalistische wereldeconomie. Zelfs als de Verenigde Staten, de EU en Japan veel meer gaan doen om hun strategische afhankelijkheid van Rusland en China te verminderen ‒ wat ze waarschijnlijk zullen doen ‒ is hun ‘ontkoppeling’ nog lang niet voltooid.

Rusland bijvoorbeeld heeft nog steeds een economie die gericht is op de export van grondstoffen. Ook al heeft het Chinese kapitaal zich ontpopt tot een serieuze concurrent van andere kapitalen in Afrika en Latijns-Amerika, het concurreert nog steeds op voorwaarden die in de jaren negentig grotendeels werden gedicteerd door het westerse kapitaal. In die zin leven we nog steeds in een neoliberale wereld.

Maar er is iets cruciaals veranderd. De periode van vóór 2008, waarin het multinationale kapitaal vrijwel de hele wereld politiek domineerde, is voorbij. En de periode van Russische en Chinese berusting in een door het Westen ontworpen orde is voorbij. Inter-imperialistische conflicten nemen toe.

Het is belangrijk te zien dat dit geldt over de hele linie, aan alle kanten van de steeds dieper wordende internationale scheidslijnen. Vladimir Poetin is geen Boris Jeltsin, Xi Jinping is geen Deng Xiaoping ‒ en tegelijkertijd zijn Trump en zelfs Biden geen George H.W. Bush.

Biden heeft de beroepspanels van de Wereldhandelsorganisatie (die niet kunnen functioneren sinds Trump weigerde nieuwe rechters te benoemen ‒ redactie) niet hersteld, heeft de sancties tegen China niet teruggedraaid en is niet toegetreden tot het Internationaal Strafhof. In de belangrijkste imperialistische staten heeft zich een duurzame herschikking voorgedaan van wat Nicos Poulantzas het ‘machtsblok’ noemde: de krachtsverhouding op staatsniveau tussen verschillende fracties van het kapitaal.

In deze veranderde situatie zijn de rivaliteiten tussen de imperialistische blokken complex en voortdurend in beweging. Vanuit één oogpunt bezien heeft de inval van Poetin in Oekraïne het Amerikaanse imperialisme bijvoorbeeld een groot plezier gedaan. Het prestige van de VS werd hersteld op een moment dat het door de Afghaanse nederlaag een flinke deuk had opgelopen. Het duwde de Verenigde Staten en de EU in elkaars armen nadat Trump de banden tussen de VS en Europa ernstig had verstoord en maakte het verhogen van de militaire budgetten van de NAVO plotseling veel gemakkelijker (helaas).

Maar eerdere spanningen tussen de blokken hebben plaatsgemaakt voor nieuwe. Europa is tegenwoordig verdeeld tussen landen als het Verenigd Koninkrijk en Polen, die de neiging hebben de agressieve Amerikaanse lijn te volgen en landen als Frankrijk en Duitsland, die minder geneigd blijven al hun banden met Rusland te verbreken. De gevolgen van deze oorlog zullen nog veelomvattend en onvoorspelbaar zijn.

In ieder geval is er sprake van een nationalistische verschuiving, die tot uiting komt in, maar niet beperkt blijft tot de opkomst van extreemrechts. Het wordt weerspiegeld in de opkomst van racisme en xenofobie wereldwijd. En er is een vicieuze conflictcyclus tussen ‘femo-nationalisme’ ‒ om de term van Sara Farris te gebruiken voor de instrumentalisering van vrouwenrechten door imperialistische regeringen en rechts ‒ en de meer traditionele patriarchale ideologie.

Dezelfde vicieuze conflictcyclus bestaat tussen ‘homo-nationalisme’ (om Jasbir Puar’s term te gebruiken voor de vergelijkbare instrumentalisering van LHBTI-rechten) en wat ik hetero-nationalisme noem: de instrumentalisering van anti-LHBTI-ideologie door min of meer ‘anti-westerse’ regimes (bijvoorbeeld Poetin en Orban).

Ook dat is een dimensie van de scheidslijnen die tegenwoordig in de wereld worden getrokken. Toch is het in veel opzichten een ideologisch rookgordijn, aan beide zijden, in wat nog steeds een verenigde imperialistische orde is.

Zelfbeschikking

Ik laat het voornamelijk aan de andere drie lezingen over om de specifieke implicaties van dit alles voor de huidige conflicten op de Euraziatische landmassa uit te werken. Maar ik sluit af met één overkoepelend politiek punt.

Net als in de tijd van Lenin moeten marxisten ook nu voorstander zijn van zelfbeschikking. Tegelijkertijd moet onze verdediging van zelfbeschikking, net als een eeuw geleden, gebaseerd zijn op het inzicht dat geen enkele imperialistische macht als bondgenoot kan worden beschouwd.

In het huidige Oekraïne is het begrijpelijk en gerechtvaardigd dat de Oekraïners wapens van de NAVO willen om zich te verdedigen. Maar zoals Gilbert Achcar heeft opgemerkt, zijn de Amerikaanse en Britse plannen om Oekraïne te gebruiken om Rusland te straffen en in toom te houden zowel gevaarlijk ‒ gezien de verbijsterende risico’s van een kernoorlog ‒ als zinloos, omdat uiteindelijk een volledige Oekraïense militaire overwinning op Rusland onmogelijk is zolang het regime van Poetin onwankelbaar blijft.

Uiteindelijk ligt de enige hoop op volledige Oekraïense nationale bevrijding in internationale solidariteit met de Russische oppositie. Dat betekent dat het domme nationalisme (in dit specifieke geval) van anti-Russische culturele en sportboycots het laatste is wat de Oekraïners nodig hebben.

Hetzelfde geldt voor sancties die de Russische werkende bevolking benadelen, terwijl oligarchen en energie-multinationals profiteren van onverdiende overwinsten. De geschiedenis heeft keer op keer aangetoond dat maatregelen die burgers laten lijden alleen effectief zijn om hen achter de regeringen van hun land te krijgen.

Dat betekent dat een politiek van nationale bevrijding, net als een eeuw geleden, een anti-imperialistische politiek moet zijn: een politiek van revolutionair internationalisme.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Against the Current. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.