De rechtse coalitie, onder leiding van de extreem-rechtse partij Fratelli d’Italia (Broeders van Italië), heeft op 25 september de algemene verkiezingen gewonnen. Ze luidt een gevaarlijke fase in voor de arbeidersbeweging en voor de sociale-, economische- en burgerrechten van de burgers.(1)De belangrijkste elementen van de verkiezingen waren: het negatieve record van onthoudingen, 17 miljoen, (slechts 63 procent van de kiesgerechtigden nam deel); de rechtse coalitie behaalde 44 procent van de stemmen, net als in 2018, maar daarbinnen was er een enorme verschuiving naar uiterst rechts met miljoenen stemmen die naar Giorgia Meloni’s Fratelli d’Italia (FdI) gingen die 7.300.000 stemmen (26 procent) kreeg. De Liga van Salvini bleef steken op 2.464.000 (8,77 procent) en Forza Italia (FI) van Berlusconi op 2.278.000 (8,11 procent). Door de verdeeldheid van de andere politieke krachten konden de rechtse partijen bijna alle districten met één zetel (uninominaal) winnen. De wet voorziet in kiesdistricten met uninominale verkiezingen en kiesdistricten met proportionele verkiezingen; het is een ondemocratische wet die de PD, FI en Lega Nord destijds wensten, waardoor de rechtse partijen een overweldigende meerderheid kregen in zowel de Kamer (237 van de 400 afgevaardigden) als de Senaat (115 van de 206). Gianni Letta’s Partito Democratico (PD) kreeg 5.356.000 (19,07 procent) stemmen; Giuseppe Conte’s Movimento 5 Stelle (M5S) 4.333.000 (15,43 procent). De Groene en Links Alliantie 1.018.000 (3,63 procent).

We worden geconfronteerd met een reactionair project voor het herstel van een conservatieve en op identiteit gebaseerde samenleving, uitgedrukt in de triade ‘God, Vaderland, Familie’. Dit project is ook gebaseerd op de volledige goedkeuring van ultraliberaal beleid en het centraal stellen van het bedrijfsleven. De krant Manifesto noemt het een ‘kwaadaardig verbond tussen extreem-rechts en de neoliberale doctrine’.

Ignazio Benito La Russa plaatst zichzelf in de continuïteit van de fascistische geschiedenis. Hij is gekozen tot voorzitter van de Senaat (het tweede ambt van de staat). Lorenzo Fontana is gekozen tot voorzitter van het parlement (het derde staatsambt). Hij is een reactionair ‒ homofoob, anti-abortus, anti-vrouwen en anti-migranten. De samenstelling van de nieuwe regering onder leiding van Giorgia Meloni van de hard-rechtse Fratelli di Italia (FdI) belichaamt perfect haar project om de Italiaanse samenleving grondig te veranderen. Italië is al kapot gemaakt door de nederlagen van de arbeidersbeweging en het bezuinigingsbeleid van de vorige centrumrechtse en centrumlinkse regeringen.

Het is een regering van middelmatigen, van verklaarde reactionairen en postfascisten, 11 ministers die al in het Berlusconi-tijdperk actief waren en die de politieke, ideologische en materiële realiteit van de rechtse stromingen weerspiegelen. We zien een bekrompen, kleinburgerlijk ‘Italië’, dat een lange geschiedenis heeft, maar dat goed verbonden is met de nationale en internationale dominante krachten van deze fase van het kapitalisme.(2)De regering bestaat uit 24 ministers, waarvan 9 van de FdI, 5 van de Liga en 5 van de FI en 5 ’technische onafhankelijken’, dat wil zeggen conservatieven verbonden met rechts. Er zijn slechts 6 vrouwelijke ministers. Een oude conservatieve magistraat, Nordio is minister van Justitie, de Legaist Giorgetti, een vriend van de noordelijke bazen, is minister van Economie. Meloni’s vertrouwensman, Crosetto, een groot zakenman in de militaire industrie, is minister van Defensie! De minister van Binnenlandse Zaken is Piantedosi, prefect van Rome, die verantwoordelijk was voor de openbare orde in de hoofdstad toen de knokploegen van Forza Nuova ongestoord het hoofdkwartier van de vakbond CGIL aanvielen. Eugenia Roccella, minister van Gezinszaken, vertegenwoordigt met haar standpunten een oorlogsverklaring aan de rechten van de vrouw; Marina Calderoni, minister van Arbeid is voorzitter van de Orde van Arbeidsconsulenten, degenen die bedrijven steunen tegen werknemers. Meloni’s zwager werd minister van Landbouw.

Dit rechts heeft zich gevestigd dankzij de ideologische achterlijkheid van veel arbeiders en het beleid van centrum-linkse regeringen die grote delen van de bevolking hebben gedesoriënteerd en teleurgesteld. Ze zal ten volle gebruik maken van de politieke en institutionele bevoegdheden waarover ze beschikt.

De eerste maatregelen

De eerste maatregelen van de regering zijn ondubbelzinnig: draconische politiestaat regels gericht tegen elke demonstratie of bezetting van plaatsen of gebouwen met meer dan 50 personen die een gevaarlijke situatie zouden kunnen creëren. Deelnemers zouden niet alleen torenhoge boetes opgelegd krijgen, maar vooral gevangenisstraffen tot 6 jaar. De verordening wordt voorgesteld als een beleid tegen rave feesten, maar in werkelijkheid wil men stakingen, picketines en school/universiteitsbezettingen (studenten aan de universiteit van Rome zijn al wreed geslagen, de dag na de regeringsformatie) en vooral fabrieksbezettingen aanpakken.(3)Deze maatregelen liggen volledig in het verlengde van repressieve verordeningen over sociale strijd die al lang geleden door centrum-links zijn aangenomen en nooit zijn ingetrokken.

Wat de controle op de covid-pandemie betreft, werden alle preventiemaatregelen, zelfs de minimale, opgeheven. Er komen geen beperkingen meer; artsen die geweigerd hadden te vaccineren mochten onmiddellijk weer aan het werk. Het was een boodschap van ‘geen beperkingen meer’ en een dank aan de ‘anti-vax -mensen’ waarmee de rechtse partijen altijd hebben geflirt en veel stemmen hebben gewonnen.

Het regeringsprogramma

Giorgia Meloni voegde bij de uiteenzetting van het programma een vierde grootheid toe aan haar gebruikelijke drie-eenheid van ‘God, Vaderland, Familie’ waaraan alles moet worden opgeofferd: het bedrijfsleven. Meloni stelt het voor als de centrale pijler van haar programma, in volledige continuïteit met het economische beleid van de regering Draghi. De afgelopen maanden heeft ze zelfs steeds met hem overlegd, hoewel ze formeel in de oppositie zat. De bedrijfsactiviteiten van de bazen mogen op geen enkele manier worden belemmerd, zodat de slogan luidt ‘stoor hen niet die verder willen’. Meloni stelt opnieuw de maatregelen voor die centrum-rechtse en centrum-linkse regeringen al jaren doorvoeren met voordelen voor de bazen maar niet voor de werknemers:

‒ belastingverlagingen;

‒ verlaging van de sociale lasten die bedrijven betalen voor werknemers die ze in dienst hebben;

‒ belastingverlagingen voor bedrijven die werknemers in dienst nemen;

‒ subsidies voor bedrijven;

‒ vereenvoudiging van regels en dus van controles.

We kunnen ook de regressieve vlaktaks toevoegen en de liberalisering van de hoeveelheid contant geld die je mag gebruiken bij transacties wat de deur openzet voor belastingontduiking en corruptie…

‘Vrijheid, vrijheid, vrijheid,’ zingt Meloni… maar ze had moeten toevoegen ‘om uit te buiten’

Men ziet hier een specifieke Italiaanse realiteit ‒ de omvang en de rol van de kleine en middelgrote bourgeoisie zijn veel groter dan in andere landen. Veel bedrijven in bijvoorbeeld het toerisme of de horeca hebben de kapitalistische concurrentie alleen overleefd dankzij de intensieve uitbuiting van hun werknemers, ontduiking van belastingen en premies sociale zekerheid, fiscale amnestie en overheidssubsidies. Dat zijn de miljoenen mensen die de massabasis vormen van de rechtse krachten, met name de Liga (de partij van Salvini) en de FdI. Deze mensen voelen zich sterk bedreigd door de diepe economische crisis; ze zijn woedend op de politieke partijen, uiten sociale wrok jegens anderen zoals migranten en zijn over het algemeen opstandig. De FdI heeft uit deze sociale laag veel steun geput. Om deze basis tevreden te stellen moet Meloni snijden in de middelen voor andere sectoren van de samenleving. Zo bezuinigt ze op het ‘burgerinkomen’. Dat is een vrij bescheiden sociale uitkering die slechts 7 miljard euro per jaar kost, veel minder dan de tientallen miljarden die aan de grote en kleinere bedrijven worden uitgedeeld. Toch heeft deze sociale subsidie enkele miljoenen mensen, vooral in het Zuiden, in staat gesteld te overleven.(4)Het verhaal van rechts is: ‘de armen zijn arm omdat ze lui of onbekwaam zijn; de rijken zijn rijk door verdienste en omdat ze hard gewerkt hebben’.

Deze regering houdt zich niet bezig met de 5 miljoen mensen die in absolute armoede leven, de andere 5 miljoen in relatieve armoede, de hoge werkloosheid en onzekere werkgelegenheid en de lage lonen en pensioenen die worden uitgehold door de inflatie, die nu 12 procent bedraagt.

We zullen de komende dagen zien welke maatregelen worden genomen met betrekking tot de energierekening.

De voorstellen van de regering voor institutionele veranderingen vloeien logisch voort uit haar algemene programma en autoritaire ideologie. Ze sluiten ook aan bij de trends die in andere kapitalistische landen te zien zijn: het presidentialisme, maar ook de gedifferentieerde autonomie van de regio’s die Italië nog meer zal verdelen. Meloni bevestigt ook opnieuw de nationalistische en imperialistische rol van Italië, dat meer dan ooit zijn troepen overzee moet handhaven om zijn belangen te verdedigen. Een sterke verhoging van de militaire uitgaven is onontbeerlijk, waartoe het parlement al bijna unaniem heeft besloten door deze te verhogen van 25 naar 38 miljard per jaar. Volledige steun wordt gegeven aan het Italiaanse militair-industrieel complex. Dit alles is bedacht binnen het bondgenootschap van de Verenigde Staten en de NAVO. Het Italiaanse imperialisme blijft nauw geïntegreerd met het westerse imperialisme.

Het gezin wordt door de regering slechts opgevat als het traditionele gezin, dat moet worden ondersteund met ‘een massaal plan om de schoonheid van het ouderschap te herontdekken’.

Voor jongeren wil de regering veel sport en wat cultuur, maar vooral het bevorderen van de ‘cultuur van ondernemen’ en van studieleningen. Als jongeren in opstand komen tegen de bestaande orde krijgen ze natuurlijk te maken met oude en nieuwe repressieve wetten.

Voor migranten is de agenda er een van wrede uitbuiting voor degenen die erin geslaagd zijn in Italië aan te komen en een poging, die al in het verleden is gedaan, om migratie van de andere kant van de Middellandse Zee te blokkeren. Zij die oorlogen en hongersnood ontvluchten mogen sterven, maar ver van onze ogen.

Na drie jaar pandemie, een enorm sociaal drama, met 180.000 doden en een instortende gezondheidszorg, had de volksgezondheid centraal moeten staan in het beleid van de regering. Er zijn massale middelen nodig om de gezondheidszorg nieuw leven in te blazen: in plaats daarvan niets, behalve groen licht voor meer privatisering.

Uitwissen van strijd en alternatief denken

Meloni wil het kapitalistische systeem niet revolutionair veranderen, maar alleen de meest negatieve tendensen ervan tot volle wasdom brengen binnen een ideologisch en materieel herstelproject.

In dit verband zijn de Gramsciaanse concepten van de passieve revolutie en de subversieve aard van de heersende klassen om de tegenstrijdigheden van het systeem het hoofd te bieden door verschillende auteurs in herinnering gebracht. In feite heeft de Italiaanse bourgeoisie allang een nieuwe passieve revolutie (ik denk dat het juister is om te zeggen contrarevolutie) ontketend die de machtsverhoudingen die in de strijdperiode van de jaren zeventig zijn ontstaan, ondermijnt en een groot deel van de verworvenheden van de arbeidersklasse vernietigt. Haar probleem is dat ze er niet in geslaagd is de crisis van het politieke leiderschap te overwinnen door zich uit te rusten met institutionele en partijstructuren die voldoende sociale stabiliteit garanderen. Voor de bourgeoisie is het moeilijk te aanvaarden dat, gezien die zwaktes, Fratelli d’Italia een garantie is voor een periode van stabiliteit, ook al zal ze deze volledig tegen de arbeidersklasse gebruiken.

Meloni heeft een belachelijke ‘geschiedenis’ van de jaren zeventig gepresenteerd, waarbij ze de verschrikkelijke moordpartijen vergat die door fascistische krachten in samenwerking met sectoren van het staatsapparaat werden uitgevoerd om de opkomst van de arbeidersbeweging een halt toe te roepen. In haar voornemen om het land te ‘herstellen’ wil ze de geschiedenis van de sociale en democratische strijd uitwissen. Ook wil ze de democratische, progressieve, socialistische en communistische begrippen en de idealen van vrijheid en gelijkheid waarop de grondwet van 1948 zich beroept, tenietdoen. Het antifascistische verzet en vervolgens de grote arbeidersbeweging en de democratische strijd hadden een bijna seculiere ‘religieuze’ consensus in de publieke opinie opgeleverd rond deze waarden die in de Grondwet zijn opgenomen. Dit alles werd niet alleen vertegenwoordigd en georganiseerd door vakbonden en linkse partijen, maar ook door verenigingen als de ARCI (Culturele Vereniging) en de ANPI (Nationale Vereniging van Partizanen) en andere bewegingen. Het is een sociale en politieke cultuur, gehaat en bestreden door rechts omdat het een alternatief is voor fascisme en reactionaire ideeën, een visie op vrijheid, democratische rechten en sociale rechtvaardigheid waarvan veel mensen hoopten dat die volledig gerealiseerd zou worden met het overwinnen van het kapitalisme.

In feite zijn vrijwel de gehele heersende klasse en haar media al jaren bezig om niet alleen die geschiedenis en de idealen van een meer rechtvaardige en alternatieve samenleving te verdoezelen, maar ook om de arbeidersbeweging terug te dringen en te verslaan. In deze richting hebben ook de centrumlinkse krachten gewerkt die elk idee van verandering van de maatschappij hebben afgezworen, neoliberale doctrines hebben onderschreven en hebben deelgenomen aan de afbouw van de burgerlijke parlementaire democratie. Nu presenteert de geschiedenis haar rekening met extreem-rechts dat zijn wraak wil, een volledig op identiteit gerichte en nationalistische restauratie in het kader van de huidige milieu- en beschavingscrisis van het kapitalistische systeem.

Reactie op het rechtse project

Tot nu toe is de reactie van de vakbeweging, die al jaren ondergeschikt is aan het beleid van het kapitaal, non-existent. Ze hebben dubbelzinnige en afwachtende standpunten ingenomen zoals ‘we zullen de regering beoordelen op basis van wat ze doet’.

Veel politieke, sociale, verenigings- en vakbondskrachten, alsook democratische en ‘progressieve’ krachten zijn echter in beweging gekomen om de uiteenlopende aanvallen van de kapitalisten en de regering te beantwoorden. De lijst van initiatieven en demonstraties die op de agenda staan is heel lang en de moeite waard om te steunen. De uitdaging is of ze in staat zullen zijn een massale respons te vinden en de coördinatie die nodig is om effectief te zijn en mee te wegen in de totale confrontatie.

We moeten opnieuw een arbeidersbeweging opbouwen die bestand is tegen de komende botsingen en die alle sociale strijd kan coördineren. We moeten ons in de vakbonden organiseren, te beginnen met de grootste, de CGIL, rond eisen om het tempo te veranderen, om een brede eenheid van de arbeidersklasse en van de uitgebuitenen, van haar organisaties op te bouwen, inclusief eenheid met de strijdlustige basisvakbonden (die van hun kant al een nationale staking hebben uitgeroepen op 2 december) rond een platform van strijd voor:

‒ loonsverhogingen die de levensstandaard verdedigen;

‒ de glijdende schaal van de lonen;

‒ de intrekking van de wetten op onzeker werk;

‒ arbeidstijdverkorting zonder loonverlies;

‒ een overheidsplan om miljoenen banen te scheppen (gezondheidszorg, scholen, enzovoort);

‒ sterk progressieve belastingen en een vermogensbelasting;

‒ geen militaire uitgaven.

Het doel moet zijn de economische en sociale strijd gekoppeld te houden aan de strijd voor het milieu en de burgerrechten, een perspectief van eenheid en een alternatief voor het systeem. We zijn tegen het kapitalisme dat ellende, uitbuiting en oorlogen veroorzaakt, het is noodzakelijk een alternatieve samenleving op te bouwen die gebaseerd is op rechtvaardigheid, solidariteit, burger- en sociale rechten. Dat kan alleen door mobilisatie, zelforganisatie op de werkvloer en deelname van de bevolking. We stellen de mechanismen van de uitbuiting en de winst van de bazen ter discussie. Het GKN-collectief van Florence, dat sinds een jaar een harde strijd voert voor de verdediging van hun fabriek, stelt voor en werkt aan de convergentie van alle sociale, vakbonds-, territoriale en ecologische strijd en het delen van doelstellingen. Het is er al in geslaagd om krachten te bundelen die in staat zijn geweest om grote demonstraties te organiseren (12 duizend deelnemers in Bologna op 22 oktober) Het is de weg die alle klassenstrijdkrachten die tegen deze regering strijden zouden moeten inslaan.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Fourth International. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.

Voetnoten

Voetnoten
1 De belangrijkste elementen van de verkiezingen waren: het negatieve record van onthoudingen, 17 miljoen, (slechts 63 procent van de kiesgerechtigden nam deel); de rechtse coalitie behaalde 44 procent van de stemmen, net als in 2018, maar daarbinnen was er een enorme verschuiving naar uiterst rechts met miljoenen stemmen die naar Giorgia Meloni’s Fratelli d’Italia (FdI) gingen die 7.300.000 stemmen (26 procent) kreeg. De Liga van Salvini bleef steken op 2.464.000 (8,77 procent) en Forza Italia (FI) van Berlusconi op 2.278.000 (8,11 procent). Door de verdeeldheid van de andere politieke krachten konden de rechtse partijen bijna alle districten met één zetel (uninominaal) winnen. De wet voorziet in kiesdistricten met uninominale verkiezingen en kiesdistricten met proportionele verkiezingen; het is een ondemocratische wet die de PD, FI en Lega Nord destijds wensten, waardoor de rechtse partijen een overweldigende meerderheid kregen in zowel de Kamer (237 van de 400 afgevaardigden) als de Senaat (115 van de 206). Gianni Letta’s Partito Democratico (PD) kreeg 5.356.000 (19,07 procent) stemmen; Giuseppe Conte’s Movimento 5 Stelle (M5S) 4.333.000 (15,43 procent). De Groene en Links Alliantie 1.018.000 (3,63 procent).
2 De regering bestaat uit 24 ministers, waarvan 9 van de FdI, 5 van de Liga en 5 van de FI en 5 ’technische onafhankelijken’, dat wil zeggen conservatieven verbonden met rechts. Er zijn slechts 6 vrouwelijke ministers. Een oude conservatieve magistraat, Nordio is minister van Justitie, de Legaist Giorgetti, een vriend van de noordelijke bazen, is minister van Economie. Meloni’s vertrouwensman, Crosetto, een groot zakenman in de militaire industrie, is minister van Defensie! De minister van Binnenlandse Zaken is Piantedosi, prefect van Rome, die verantwoordelijk was voor de openbare orde in de hoofdstad toen de knokploegen van Forza Nuova ongestoord het hoofdkwartier van de vakbond CGIL aanvielen. Eugenia Roccella, minister van Gezinszaken, vertegenwoordigt met haar standpunten een oorlogsverklaring aan de rechten van de vrouw; Marina Calderoni, minister van Arbeid is voorzitter van de Orde van Arbeidsconsulenten, degenen die bedrijven steunen tegen werknemers. Meloni’s zwager werd minister van Landbouw.
3 Deze maatregelen liggen volledig in het verlengde van repressieve verordeningen over sociale strijd die al lang geleden door centrum-links zijn aangenomen en nooit zijn ingetrokken.
4 Het verhaal van rechts is: ‘de armen zijn arm omdat ze lui of onbekwaam zijn; de rijken zijn rijk door verdienste en omdat ze hard gewerkt hebben’.