Door Rob Gerretsen
Eerder in 2017 overleed de Hongaarse marxistische filosoof István Mészáros. Hij is 86 jaar oud geworden. Mészáros was een van de belangrijke marxistische denkers van na de Tweede Wereldoorlog en zijn werken zijn nog altijd zeer het lezen waard.
Op 1 oktober dit jaar is in Londen de bekende Hongaarse marxist István Mészáros op 86-jarige leeftijd overleden. Geheel ten onrechte is dat niet erg in de publiciteit gekomen. Mészáros was een van de bekendste marxisten van de afgelopen decennia, een man met een brede en diepe belangstelling voor tal van filosofische, theoretische en politiek-strategische kwesties en ook voor de actuele politiek. Zo was hij bijvoorbeeld zeer betrokken bij de ontwikkelingen in Venezuela onder Chavez.
John Bellamy Foster noemt hem in het voorwoord van Mészáros’ boek The Necessity of Social Control “een van de grootste filosofen die de historisch materialistische traditie tot nu toe heeft voortgebracht”. En Chavez noemde hem de ‘pionier’ van het socialisme van de 21e eeuw. Mészáros was emeritus hoogleraar filosofie aan de universiteit van Sussex en ook lid van de Hongaarse Academie van Wetenschappen.
Lukács
Hij werd in 1930 geboren in Boedapest in een arbeidersgezin en werd opgevoed door zijn moeder. Al op twaalfjarige leeftijd ging hij aan het werk op een fabriek. Daarbij loog hij over zijn leeftijd en vertelde hij dat hij zestien was. Dat betekende dat hij al snel meer verdiende dan zijn moeder, die een geschoolde arbeidster was bij het Amerikaanse bedrijf Standard Radio Company. Zo werd de kleine István al meteen gedrukt op het feit van de extra uitbuiting van vrouwen.
Pas na de Tweede Wereldoorlog kon Mészáros zijn opleiding vervolgen dankzij de gewijzigde sociale verhoudingen in Hongarije. Hij werd eerst student en later in 1949 assistent bij György Lukács bij de afdeling esthetica. Intussen waren de bureaucratisch – stalinistische aanvallen op Lukács al in juli 1949 begonnen. Mészáros werd lid van de Hongaarse Schrijversbond, die in januari 1957 – na het neerslaan van de Hongaarse revolutie- werd ontbonden en werd vervangen door een genootschap van slaafse volgers van Kádár. Mészáros was ook lid van de Petófi Kring, een groep kritische intellectuelen, die vanaf 1954 actief was.
Na de Russische invallen in 1956 ging Mészáros in ballingschap en hij ging les geven in Italië, Schotland, Canada en later in Engeland. In tegenstelling tot vele andere intellectuelen uit Oost-Europa bleef hij marxist. Hij bleef ook een goede, maar kritische vriend van Lukács tot diens dood in 1971. Hij benadrukte steeds het belang van systematisch onderzoek en hij waardeerde het in Lukács dat die stelde dat je geen goede tactiek kan hebben zonder een goede strategie, in historisch perspectief, met een goed onderbouwd lange termijn perspectief.
Daarbij bleef hij een fel criticus van het parlementarisme en hij werd geen lid van een politieke partij. Hij deelde zijn marxisme met zijn vrouw Donatella (1936-2007). Mészáros was geen trotskist, maar hij was zeker geen stalinist en geen sektariër. Hij zag de Sovjet-Unie niet als een kapitalistische maatschappij, ook niet als staatskapitalistisch. Maar hij zag daar wel veel overblijfselen en kenmerken van de heerschappij van het kapitaal.
Vervreemding
In zijn – meerdere malen herdrukte – Marx’s Theory of Alienation gaat Mészáros uitgebreid in op de Parijse Manuscripten (1844) van Marx en op het daarin centrale begrip van vervreemding of van de zelfvervreemding van de arbeid. Vervreemding is het verlies aan controle van de mens over diens hele leven en een confrontatie met een vijandige en potentieel destructieve overheersing. Marx zag in zijn Manuscripten een viervoudige vervreemding van de mens onder kapitalistische verhoudingen: een vervreemding van de natuur, een vervreemding van de eigen productieve activiteit, zowel van het product als van de productieve arbeid, een vervreemding van de mens als lid van de menselijke soort en een vervreemding van elkaar.
Mészáros duidt er op hoe diepgaand die vervreemding is in de tijd van de globale systeemcrisis van het imperialistische kapitalisme in de moderne tijd. En dus ook op hoe diepgaand en grondig maatschappelijke veranderingen nodig zijn op wereldschaal om al die vormen van vervreemding op te heffen en om de mensen in evenwicht te brengen met de natuur, met zichzelf en met elkaar. In en na een socialistische revolutie over de wereld kan de alomvattende transcendentie – de ‘Aufhebung’ – van de vervreemding van de mensen beginnen.
Daarvoor moeten we de staatsmacht breken, of zoals Mészáros zei: ‘de berg die we moeten veroveren’. Hij pleit voor een zeer grondige afbraak van de staat en van alle hiërarchische verhoudingen. Dat is zeker niet bij voorbaat een gelopen race. In navolging van Marx en vroegere marxisten ging ook Mészáros ervan uit dat ‘de toekomst open ligt, ten goede of ten kwade.’ En het wordt met de dag duidelijker dat daarbij – waar Marx al over schreef – de toekomst van de mensheid op het spel staat.
Het zal daarbij noodzakelijk zijn om te breken met het gehele ‘metabolisme’ van de overheersing van het kapitaal, zoals Mészáros dat noemt. Zo’n weg naar het socialisme werkt Mészáros uit in zijn magnum opus Beyond Capital, een strijd voor een wereldomvattend democratisch socialisme, waarin hij de ecologische strijd en de strijd voor vrouwenbevrijding en tegen racisme expliciet integreert. István Mészáros verdient in de Lage Landen veel meer bekendheid, want het is voor socialisten alleszins de moeite waard om zijn werk te lezen.
De belangrijkste werken van István Mészáros zijn Marx’s Theory of Alienation, 1970; The Necessity of Social Control, 1971; en Beyond Capital: Towards a Theory of Transition, 1995. Een klein deel van zijn werk is te vinden bij het Marxist Internet Archive, een deel van zijn artikelen bij Monthly Review.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu.