15 Mei was de dag van de Nakba, waarop Palestijnen de vorming van de staat Israël herdenken en daarmee ook hun eigen etnische zuivering. Ondertussen escaleert het geweld opnieuw onder een impopulaire nieuwe regering. Jens Appelo sprak met Sai Englert, universitair docent aan de Universiteit Leiden, over de recente ontwikkelingen in Israël.
Waarom blijft 15 mei een belangrijke dag voor de Palestijnse bevrijdingsbeweging?
De Nakba (letterijk: catastrofe, red.) blijft belangrijk omdat hij nog niet voorbij is. Palestijnse schrijvers en politieke bewegingen benadrukken telkens dat het sinds 1948 een voortdurend proces is geweest: Palestijnen worden nog altijd uit hun huis gezet, het koloniale project groeit verder, hun land wordt nog altijd overgenomen en hun rechten worden nog steeds met voeten getreden.
Het is daarom niet alleen een herdenking. Op Nakbadag zie je in Palestina grote demonstraties die draaien om een specifiek dorp dat vernietigd is. De demonstranten herdenken dan het dorp, maar zijn ook actief bezig met de kwestie van nationale bevrijding als geheel.
Recent hebben we vooral geweld gezien vanuit delen van het leger en de kolonisten. Maar het is belangrijk om te beseffen dat het geweld tegen Palestijnen structureel is en dus niet alleen vanuit extreemrechts komt. Sterker nog, de Nakba is uitgevoerd door mensen die zich als links zagen en zowel de Internationale als de Hatikva (het Israëlisch volkslied, red.) zongen. De kern van het zionisme, links of rechts, is het voortzetten van de Nakba.
De nieuwe regering laat de teugels van de meest radicale elementen vieren. De escalatie van geweld — de pogrom in Huwara en de constante militaire aanvallen op Jenin en Nablus — heeft daarmee te maken.
Maar het blijft belangrijk om te benadrukken dat het geweld structureel is. Het is niet zo dat Palestijnen niet zouden lijden als er een andere regering was.
Toch lijkt de nieuwe regering niet business as usual. Er wordt in Israël veel tegen haar gedemonstreerd.
Om de nieuwe regering te begrijpen die sinds eind vorig jaar aan de macht is, moeten we kijken naar een langere strijd tussen twee stromingen binnen de zionistische beweging. De stroming die nu dominant is, of deze regering nou aan de macht blijft of niet, is een verbond dat in de jaren 70 door Menachem Begin werd gesmeed. Dit is de stroming van Israëlisch grootkapitaal aan de ene kant en religieus rechts aan de andere. De coalitie van Netanyahu is er de hedendaagse vertegenwoordiging van. Dit verbond heeft de vorige alliantie verstoten, de alliantie van een soort staatskapitalistische elite met de top van de arbeidersbeweging. Je ziet het aan de mensen die nu opstaan tegen Netanyahu. Het is de oude zionistische garde, de culturele, militaire en vakbondselite, die de demonstraties probeert aan te voeren.
Deze tweestrijd is bezig sinds de late jaren 70 en is nu beslissend gewonnen door het grootkapitaal en de religieuze extremisten. Dus in zekere zin is het een nieuw soort regering, maar allemaal binnen de context van het zionisme zelf.
De verschillen onderling zijn miniem. Het is alleen een kwestie van intensiteit. De nieuwe regering wil vooral veel sneller overgaan op het volledig integreren van de bezette gebieden. Ze zijn agressiever in hun plannen om nog meer Palestijnen te verdrijven. De minister van Financiën stond in Parijs op een conferentie voor een kaart van Groot-Israël waar Jordanië ook onderdeel van was, hoewel Jordanië al decennialang een bondgenoot van Israël is. Dit laat wel zien met wat voor soort mensen we te maken hebben.
Maar ze hebben geen monopolie op deze argumenten. Het verdrijven van Palestijnen, het inlijven van de Westelijke Jordaanoever en oorlog met buurlanden wordt over het hele politieke spectrum genoemd.
Een verschil is dat het beleid van de nieuwe regering potentieel ook Israëli’s schaadt. Dat is eigenlijk de kern van de demonstraties. De religieuze partijen willen bijvoorbeeld steeds meer hun regels opleggen aan de Israëlische samenleving. Ze willen bijvoorbeeld vrouwen- en lhbt-rechten terugdraaien. Maar eigenlijk moeten we dit zien als een intern meningsverschil over de vorm die het zionistische project moet krijgen. De Palestijnse kwestie is totaal geen onderdeel van de recente demonstraties.
Is er dan wel een rol weggelegd voor Israëlisch links in de Palestijnse bevrijdingsbeweging?
Puur theoretisch wel. Er is een zeer kleine minderheid van oprechte antizionistische activisten in Israël die Palestijnse bevrijding centraal stellen in hun politiek vooruitzicht van een vrij Palestina. Zij zouden een rol kunnen spelen in het publieke debat.
De realiteit is dat deze mensen een extreem klein publiek hebben, ook op links. Links in Israël, het links van de vakbonden en de arbeiderspartijen, is historisch gezien verbonden met de onteigening van Palestijnen en is nog steeds voor een soort twee-statenoplossing. Deze mensen hebben geen rol te spelen in de bevrijding van Palestijnen. Sterker nog, ze zijn een actief onderdeel van hun onderdrukking.
Het motto van de Palestijnse beweging is al sinds de jaren 60 dat de bevrijding van Palestijnen door de hoofdsteden van de Arabische wereld zou gaan. Zionisme is niet alleen de ideologie van het vestigingskolonialisme in Palestina, het speelt ook een imperialistische rol in de regio. De bevrijding van Palestina is daarom onderdeel van de bevrijding van de regio. Israëlisch links heeft hier geen interesse in.
Waaruit kunnen we dan nu hoop putten voor de Palestijnse bevrijding?
Drie dingen. De eerste is ongetwijfeld de Palestijnse nationale beweging zelf. De afgelopen jaren hebben we meerdere malen gezien hoe Palestijnse politieke organisaties transformaties doormaken. De nieuwe verzetsbewegingen hebben totaal gebroken met de Palestijnse Autoriteit (PA), de logica van de Oslo-akkoorden en het idee van een tweestatenoplossing. Voor deze groepen is de bevrijding iets collectiefs en dus gaat het ook over Palestijnse vluchtelingen in de regio, Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever, in Gaza en binnen de grenzen van de Israëlische staat. Ze hebben nu een collectief project van bevrijding die niet te controleren is door de PA, dat eigenlijk een verlengstuk van de bezetting is.
Je ziet dit al in de ‘Great March of Return’ van 2018 en 2019, de beweging tegen de regering van Salam Fayyad een aantal jaren terug, in de feministische beweging Tal’at en het meest recent in de nieuwe verzetsgroepen in Jenin en Nablus. Al deze groepen worden geleid door een nieuwe generatie Palestijnen die de logica van Oslo totaal verwerpt en ook probeert sektarische verschillen onderling te overstijgen.
De tweede bron van verzet is de genoemde strijd in de regio. Men vergeet het nog weleens, maar de Arabische Lente was enorm belangrijk voor de Palestijnse beweging. De sociale kwesties die toen werden aangepakt zijn niet verdwenen, van Jordanië tot Sudan. Centraal in die kwesties is democratische controle — de mensen die zich daarmee bezighouden komen automatisch ook uit bij de bevrijding van de Palestijnen.
En toen Jordanië bijvoorbeeld een gasdeal sloot met Israël, werd er door Jordaniërs en Palestijnse vluchtelingen in Jordanië massaal geprotesteerd tegen ‘het gas van de vijand’. Ze maken de connectie tussen hun eigen anti-democratische regimes en de onderdrukking van de Palestijnen. Ondanks alle repressie die we sinds 2011 hebben gezien gaat de strijd voort.
Tot slot is er de internationale solidariteitsbeweging, die nog altijd groeit. Die laat zien dat er mensen over de hele wereld zijn die nog altijd strijden tegen het pro-Israëlische beleid van hun eigen regeringen.
Deze drie bronnen van verzet bieden veel meer hoop dan welke Israëlische beweging dan ook.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu.