Nadat de Arabische Liga de afgelopen twaalf jaar het lidmaatschap van Syrië had opgeschort en de dictatuur van Bashar al-Assad geïsoleerd, besloot ze op 7 mei 2023 om hem weer als lid te verwelkomen. Vervolgens werd Assad uitgenodigd voor de top van de Liga in Jeddah, Saoedi-Arabië op 19 mei, met als gastheer kroonprins en premier van het Koninkrijk Saoedi-Arabië, Mohammed Bin Salman (MBS).
MBS verklaarde dat hij ‘blij was om president Bashar al-Assad te verwelkomen’, in de hoop dat ‘de terugkeer van Syrië naar de Arabische Liga zou leiden tot een einde aan de Syrische crisis’ en de bladzijde zou omslaan van de ‘pijnlijke jaren van strijd’. Voordat hij MBS ontmoette riep Assad tijdens zijn toespraak op de top op tot ‘gezamenlijke Arabische actie voor solidariteit, vrede in de regio, ontwikkeling en welvaart in plaats van oorlog en vernietiging.’
Eerder die dag schudde hij handen met de Egyptische president Abdel Fattah el-Sisi, had hij een ontmoeting met zijn Tunesische ambtgenoot Kaïs Saïed en met de vice-president van de Emiraten, sjeik Mansour ben Zayed. Terwijl de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) sinds 2018 de normalisering van de verhouding met Damascus bepleiten en naar verluidt Bashar al-Assad uitnodigden voor COP28, heeft Saoedi-Arabië de sleutelrol gespeeld in het openen van de deur voor de terugkeer van Syrië naar de Liga. Saoedi-Arabië versnelde het proces na de aardbeving door besprekingen te beginnen met Iran, wat culmineerde in het officiële herstel van diplomatieke banden tussen Teheran en Riyad, bemiddeld door China.
Saoedi-Arabië en de andere Arabische staten laten hun isolement van Assad varen alleen maar om de regio te stabiliseren onder hun collectieve autoritaire heerschappij over wreed ongelijke samenlevingen.
Geen concessies van Damascus
Damascus heeft geen echte concessies gedaan in ruil voor zijn terugkeer naar de Arabische Liga. De leden van de Liga verwachtten van Assad dat hij de terugkeer van Syrische vluchtelingen zou toestaan zonder vergeldingsmaatregelen, dat hij een geloofwaardig politiek proces zou creëren dat tot verkiezingen zou leiden en dat hij maatregelen zou nemen om de smokkel van verdovende middelen vanuit Syrië naar de buurlanden te stoppen.
We moeten sceptisch zijn over die verwachtingen, omdat ze grotendeels voor de bühne zijn. Het regime van Assad is niet van plan om de verwachtingen waar te maken. Onlangs nog documenteerde het Access Center for Human Rights dat zijn regime mensensmokkelaars tussen de 150 en 3.000 dollar per persoon betaalde om Syrische vluchtelingen die door Beiroet waren uitgezet, terug te brengen naar Libanon.
De andere Arabische staten zullen zeker geen druk uitoefenen op Damascus om aan de verwachtingen van democratisering te voldoen, omdat ze zelf op zijn zachtst gezegd geen ‘bakens van democratie’ zijn. Ze zijn weinig geïnteresseerd in het welzijn van de volksklasse in hun eigen land, laat staan in Syrië. De verwachtingen zijn vooral geuit in de richting van de VS en Europa.
De VS heeft de normalisering van Assad officieel veroordeeld, maar is er niet in geslaagd om de landen in de regio ervan te weerhouden om de banden met Damascus aan te halen. Een nieuw wetsvoorstel dat in mei 2023 werd ingediend, de ‘Assad Regime Anti-Normalization Act of 2023‘, wil de lijst van doelwitten voor Caesar-sancties uitbreiden met alle leden van het Syrische parlement, hooggeplaatste leden van de regerende Baath-partij en degenen die verantwoordelijk zijn voor het wegsluizen van internationale humanitaire hulp.
Het wetsvoorstel richt zich ook op een door de VS gesteunde poging om Jordaanse elektriciteit en Egyptisch gas naar Libanon te sturen via een transnationale pijplijn die door Syrië loopt. De Syrische regering zou compensatie in natura ontvangen in de vorm van gasleveringen, in plaats van geld, voor haar deelname aan het vastgelopen vierlandenproject. Het wetsvoorstel zou de Caesar Act wijzigen om dergelijke transacties in natura met Damascus sanctioneerbaar te maken.
In de EU zijn er ook tekenen van verzet door sommige Europese staten die zich verzetten tegen normalisatie, het opheffen van sancties en elke uitbetaling van fondsen voor wederopbouw vóór een politieke transitie. Aan de andere kant zijn verschillende andere landen, waaronder Italië, Griekenland, Roemenië, Cyprus en Oostenrijk, voorstander van normalisatie met Damascus in de hoop vluchtelingen terug te kunnen sturen naar Syrië.
Hard optreden tegen drugssmokkelaars
In tegenstelling tot de onverzettelijkheid van het regime op het gebied van vluchtelingen en democratisering, heeft het enige flexibiliteit getoond bij het aanpakken van de smokkel van de drug captagon, een verslavend stimulerend middel. Maar zelfs hier zal het regime op weerstand stuiten.
Een groot deel van de productie en distributie van captagon is in handen van de Vierde Divisie van het Syrische leger en de daaraan gelieerde Syrische zakenlieden. De afgelopen tien jaar is met name het smokkelen van de drug naar het buitenland explosief gegroeid, waardoor het een lucratief onderdeel is geworden van de Syrische oorlogseconomie ‒ naar schatting goed voor miljarden dollars per jaar.
De Saoedi’s zijn echter van plan om dat hard aan te pakken. Tussen 2016 en 2022 verijdelden ze pogingen om meer dan 600 miljoen amfetaminepillen uit Libanon te smokkelen. En Assad heeft aangegeven mee te willen werken. Zo stemde Damascus er tijdens een bijeenkomst in mei 2023 in Jordanië met Saoedi-Arabië, Irak en Egypte mee in om ‘de nodige stappen te ondernemen om smokkel over de grenzen met Jordanië en Irak te stoppen’ en om te werken aan het identificeren van producenten en transporteurs van verdovende middelen.
In mei waren er twee luchtaanvallen, waarschijnlijk in opdracht van Jordanië, gericht op drugshandel in Syrië. Bij een van de aanvallen werden de beruchte Syrische drugsbaron Merhi al-Ramthan en zijn familie gedood. Daarnaast heeft Damascus een reeks arrestaties uitgevoerd gericht tegen drugshandelaren in het zuiden van Syrië. Bovendien heeft Saoedi-Arabië volgens sommige bronnen financiële hulp tot 4 miljard dollar beloofd aan Syrië in ruil voor het verminderen en controleren van de captagon productie en smokkel.
De gewijzigde strategie van Saoedi-Arabië voor het buitenlands beleid
De toenadering tussen Saoedi-Arabië en Syrië ontwikkelt zich al enkele jaren. In mei 2021 bracht de Syrische minister van Toerisme, Rami Martini, het eerste officiële bezoek van het regime aan het Saoedische koninkrijk sinds de opstand meer dan tien jaar geleden. De redenen van Saoedi-Arabië om de relatie met Damascus te normaliseren houden verband met zijn nationale belangen en regionale dynamiek.
Het normaliseringsproces is een product van de veranderende politieke strategie van Saoedi-Arabië in de regio. Het confronterende buitenlandse beleid van MBS, dat wordt geïllustreerd door de dodelijke oorlog van het koninkrijk in Jemen en zijn beleid van maximale druk tegen Iran en zijn regionale bondgenoten, is mislukt.
Dat beleid werd een politiek obstakel voor de plannen van Riyad om de economie te hervormen, buitenlandse investeerders aan te trekken en het land open te stellen voor toeristen. Het land probeerde daarom hartelijkere betrekkingen aan te knopen met zijn buren. Het beëindigde de confrontatie met Qatar en zocht toenadering tot de Turkse president Erdogan. In maart 2023 maakte het 5 miljard dollar over aan de Turkse centrale bank om de economie van het land te stimuleren. De strategische heroriëntatie van Saoedi-Arabië culmineerde in april van dit jaar in het aangaan van diplomatieke betrekkingen met Iran door bemiddeling van China.
Sindsdien hebben beide staten hun bereidheid bevestigd om samen te werken aan ‘veiligheid, stabiliteit en welvaart‘ in het Midden-Oosten. Dat pact is vooral belangrijk voor Saoedi-Arabië om Jemen te stabiliseren en veiligheidsdreigingen aan zijn zuidgrens te voorkomen. De toenadering zal de twee landen in staat stellen hun ambassades te heropenen en de samenwerkingsovereenkomsten op economisch en veiligheidsgebied uit te voeren die meer dan 20 jaar geleden werden ondertekend.
Economische hervorming als onderliggende doelstelling
Deze wijzigingen in het buitenlands beleid zijn ingegeven door de noodzaak van het koninkrijk om zich te richten op economische hervormingen en doelstellingen die zijn vastgelegd in de Visie 2030, die als doel heeft om een einde te maken aan de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en om 100 miljard dollar aan jaarlijkse directe buitenlandse investeringen (DBI) te genereren tegen het einde van het decennium.
Saoedi-Arabië had vóór de recente wijziging in zijn buitenlands beleid te maken met ernstige uitdagingen. De DBI-stromen waren gedaald van een stijging van 200 procent tussen 2018 en 2019 naar een stijging van 20 procent tussen 2019 en 2020. Het heersende regime hoopt deze daling te keren door meer investeerders aan te trekken op basis van het normaliseren van de relaties met de regio en het stabiliseren van de crises.
Het belangrijkste doel van economische diversificatie is de ontwikkeling van de toeristische sector. Riyad wil 100 miljoen bezoekers per jaar bereiken in 2030 en 315.000 nieuwe hotelkamers voor hen bouwen. In maart 2023 lanceerde het regime een nieuwe luchtvaartmaatschappij, Riyadh Air, die 100 internationale bestemmingen wil bedienen.
Het koninkrijk hoopt investeringen te kunnen doen in megasteden zoals NEOM, het Rode Zee-project en Qiddiya, dat een internationaal entertainmentcentrum moet worden, inclusief een Six Flags themapark. De Saoedische monarchie belooft de komende tien jaar maar liefst 1 biljoen dollar in de toeristische sector te steken.
Het land heeft al geld gestoken in de archeologische vindplaats al-Ula, die al tientallen jaren verlaten was, om bezoekers aan te trekken. Het land creëert andere toeristische bestemmingen vanuit het niets, zoals het luxueuze Rode Zee Project, dat 28.000 km2 langs de westkust beslaat en het Trojena skiresort in het hart van de futuristische metropool NEOM, waar in 2029 de Aziatische Winterspelen zullen plaatsvinden.
Door de economie op deze manier te ontwikkelen, hoopt de monarchie te kunnen concurreren met andere Golfstaten, die ook een enorme toeristenindustrie aan het opbouwen zijn. Qatar organiseerde het WK 2022 voor het eerst in de Arabische wereld, terwijl Expo 2020 werd gehouden in Dubai, dat vorig jaar meer dan 12 miljoen internationale toeristen ontving.
Riyad voert al deze ontwikkelingen op klassieke neoliberale wijze uit. Het heeft publiek-private partnerschappen (PPP’s) aangekondigd voor veel overheidsdiensten, waaronder meer traditioneel door de staat beheerde sectoren zoals onderwijs, huisvesting en gezondheidszorg. De Financial Times omschreef de plannen als ‘Saoedisch Thatcherisme‘.
In april 2023 lanceerde MBS vier nieuwe ‘speciale economische zones’ (SEZ’s) om niet-traditionele industrieën te vestigen, in het bijzonder toerisme, IT, hernieuwbare energie en logistiek, terwijl het bedrijven concurrerende belastingtarieven biedt, evenals vrijstelling van douanerechten op invoer, productieapparatuur en grondstoffen. De nieuwe economische strategie plaatst privékapitaal in het centrum van de toekomstige Saudische economie.
Multipolariteit en regionale autoritaire stabiliteit
De laatste reden voor Saoedi-Arabië om de betrekkingen te normaliseren is de perceptie dat Washington niet langer kan worden vertrouwd om regionale veiligheid te bieden. Het koninkrijk beschouwt de VS niet als een betrouwbare hegemonische kracht na de nederlaag in Irak, het falen van de VS om hun bondgenoten te beschermen tegen volksopstanden en hun steeds kritischere houding tegenover Riyad.
Met de relatieve afname van de macht van de VS in de regio hebben andere imperialistische krachten zoals China en Rusland hun eigen belangen laten gelden. Regionale machten als Iran, Turkije, Qatar en Saoedi-Arabië hebben hetzelfde gedaan, hun doelen nagestreefd, een evenwicht gezocht tussen de rivaliserende imperialistische machten en soms de VS openlijk getart. De beslissing van het Saoedische leiderschap om de olieproductie te verlagen en de olieprijzen hoog te houden, zelfs ten koste van de inflatie, geeft de nieuwe onafhankelijkheid van het land ten opzichte van Washington weer.
In dit nieuwe scenario zijn de regionale machten allemaal vastbesloten om een vorm van autoritaire stabiliteit te consolideren. Ondanks hun hardnekkige rivaliteiten willen de staten hun open conflicten verminderen, hun economieën verbeteren en zo hun heerschappij versterken om een herhaling van de opstanden van de Arabische Lente in 2011 te voorkomen.
Qatar schoof zijn bezwaren dus opzij en liet Damascus terugkeren naar de Arabische Liga om het leiderschap in Riyad en andere Arabische hoofdsteden niet boos te maken. Qatar heeft ook gestaag de banden aangehaald met Saoedi-Arabië, Egypte, de Verenigde Arabische Emiraten en Bahrein.
Syrië, Turkije en de Koerdische zelfbeschikking
Ook Turkije is begonnen aan een proces van normalisatie met het Syrische regime. Zo ontmoetten in mei de ministers van Buitenlandse Zaken van Rusland, Syrië, Turkije en Iran elkaar in Moskou voor gesprekken op hoog niveau over het herstellen van de banden tussen Ankara en Damascus.
De wijziging in Ankara is ingegeven door twee hoofddoelen. Ten eerste wilde Erdogan stemmen winnen in de aanloop naar de presidentsverkiezingen in 2023 door de gedwongen terugkeer van Syrische vluchtelingen naar Syrië te versnellen. De afgelopen twee jaar is het aantal racistische en xenofobe aanvallen op Syriërs in Turkije toegenomen en Erdogan heeft duizenden van hen het land uitgezet.
Tijdens de verkiezingscampagne nam oppositiekandidaat Kilicdaroglu een nog harder standpunt in en beloofde hij nog meer vluchtelingen uit te zetten. Erdogan en zijn minister van Buitenlandse Zaken Çavusoglu verklaarden na hun ontmoeting in Moskou dat ze met het Syrische regime een stappenplan hadden opgesteld voor de terugkeer van de vluchtelingen.
Het andere motief voor Erdogans toenadering tot Syrië is hun gedeelde vastberadenheid om Koerdische aspiraties voor autonomie af te wijzen. In 2022 verklaarde Erdogan dat ‘het noodzakelijk is om af te maken wat is begonnen‘ en de inzet van het Turkse leger en Syrische proxies tegen Koerdische strijdkrachten in Syrië te escaleren.
Hun gezamenlijke operaties in de regio Afrin in 2018 leidden al tot massale mensenrechtenschendingen en de gedwongen verplaatsing van ongeveer 137.000 mensen, voornamelijk Koerdische inwoners. Erdogan gebruikte deze dreigingen van nieuwe militaire operaties tegen Koerden in Syrië met succes om het Turkse nationalisme aan te wakkeren en zijn tegenstander te verslaan in de tweede ronde van de verkiezingen.
Maar het blijft onduidelijk of Syrië ook resultaten zal opleveren voor Turkije. Van zijn kant heeft het regime van Assad verklaard dat er geen vooruitgang in de betrekkingen tussen de twee landen zal komen zonder het einde van de Turkse militaire aanwezigheid in Syrië.
Turkije blijft gefrustreerd over het onvermogen van Damascus om tegemoet te komen aan de Turkse eisen om Syrische vluchtelingen terug te sturen en een einde te maken aan de Koerdische overheersing in het noordoosten van Syrië, ook bekend als ‘Rojava’. Het Syrische regime is politiek, economisch en militair te zwak om in het noorden in te grijpen en het ziet de terugkeer van miljoenen vluchtelingen als een politieke en veiligheidsbedreiging en een extra economische last die het niet kan dragen.
Geen hoop op Syrische wederopbouw door normalisatie
Assad’s re-integratie in de Arabische Liga zal de wederopbouw en het economisch herstel in Syrië niet vergemakkelijken. Hoewel sancties een belangrijk obstakel blijven om buitenlandse investeringen aan te trekken, zijn ze niet het enige. Er zijn er nog verschillende.
Ten eerste heeft Syrië geen veilige en stabiele economische situatie, waardoor het veel te riskant is voor lokale en buitenlandse bedrijven om in het land te investeren. Ten tweede is Damascus niet in staat gebleken om de voortdurende waardevermindering van het Syrische pond te voorkomen, wat de bereidheid van investeerders om zich te vestigen nog verder ondermijnt. Ten derde heeft het land geen functionerende infrastructuur en Damascus heeft geen geld geïnvesteerd om die weer op te bouwen. In plaats daarvan heeft het de meeste uitgaven besteed aan oorlogsinspanningen, ambtenarensalarissen en subsidies, maar zelfs die gaan achteruit.
Ten vierde heeft het land gewoonweg geen geld om te investeren. Deposito’s bij privébanken daalden van 13,87 miljard dollar in 2010 tot 1,9 miljard dollar in 2022. Ten slotte kampt het land met een tekort aan geschoolde arbeidskrachten, dat nog verergerd wordt door de hoge emigratiecijfers van jonge afgestudeerden.
In deze situatie zal Damascus proberen het normalisatieproces te gebruiken om hulp en investeringen te krijgen. Maar elke wederopbouw onder het bewind van Assad zal de volksklasse van het land niet dienen.
Het beleid van Assad is er niet op gericht om de economische problemen en sociale ongelijkheid in het land op te lossen. In plaats daarvan geeft het regime prioriteit aan het consolideren van zijn eigen despotische macht, het waarborgen van zijn veiligheid en het gebruiken van uitbetaalde fondsen om in de gunst te komen van zijn cliëntelistische aanhangers.
Ongelijkheid en onrechtvaardigheid vormen de kern van het beleid van het Syrische regime en geen enkel bedrag zal ervoor zorgen dat het zijn beleid zal wijzigen. Het zal geld alleen gebruiken om zijn manipulatie van staatsactiva te ondersteunen, om vriendjespolitiek te privatiseren en om de neoliberale deregulering van de economie te voltooien.
Dat alles zal gebeuren ten koste van de volksklasse van het land. In een land waar 90 procent van de bevolking onder de armoedegrens leeft, zullen weinig vluchtelingen en ontheemden vrijwillig naar het land terugkeren.
De normalisering van Syrië dient dus eerder de belangen van Bashar al-Assad en zijn despotische regime dan die van de bevolking van het land. Het dient ook de belangen van autoritaire leiders in de hele regio die vastbesloten zijn om hun macht veilig te stellen en de laatste overblijfselen van de golven van strijd voor sociale transformatie van onderop, die in 2011 begon, te verpletteren.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Spectre. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.