Campagnes voor de gemeenteraadsverkiezingen draaien voor het grootste stuk om lokale kwesties. Dat maakt het riskant om er grote, algemene lijnen uit te distilleren. Toch is het zeker zo dat er enkele meer algemene bedenkingen bij gemaakt kunnen worden.
Enorm lage opkomst
Ten eerste – en dat zou elke democraat grote zorgen moeten baren! – was er de enorm lage opkomst van de kiezers. Gemiddeld verkoos 36% van de kiezers niet op te dagen voor de stembusslag. In de provincies Antwerpen en Limburg bleven respectievelijk zelfs 37,20 of 37,60% van de kiezers thuis. Sociologen zullen zich nog wel enige tijd buigen over de concrete samenstelling van dit grote, afwezige segment van de samenleving. Toch kunnen we in het algemeen nu al stellen dat vooral jongeren, mensen met een migratieachtergrond en sociaaleconomisch achtergestelde kiezers ronduit afhaakten. Wat meteen de democratische legitimiteit van de ‘winnaars’ stevig in vraag doet stellen.
Tegenstelling media en werkelijkheid
Ten tweede is er het verschil tussen de aanpak van de media aan de ene kant en de realiteit op het (lokale) terrein aan de andere kant. Waar de media ooit spreekbuizen waren voor de uiteenlopende, politieke strekkingen in de samenleving, is dat al heel lang niet meer het geval. De veralgemeende ontzuiling ging gepaard met verregaande commercialisering en de ermee samenhangende concurrentiestrijd in de media. Dat heeft geleid tot vervlakking in de berichtgeving en een zoektocht naar ‘clickbait’ – spektakelnieuws in plaats van analyse en (liefst eerlijke) informatieverstrekking. Meer en meer spitst de ‘berichtgeving’ zich ook toe op de vraag wie er burgemeester zal blijven of worden, eerder dan wat er inhoudelijk echt toe doet voor de kiezers. Wat maakt dat de campagnes meer en meer een presidentieel karakter krijgen: Bart of Jos (in Antwerpen), Mathias of Filip (in Gent), Wim of Zuhal (in Genk), enz.
Initiatiefrecht
Deze aanpak door de media werd ten derde mee gevoed door – naast de afschaffing van de opkomstplicht – nog een tweede herziening van de kieswetgeving. De persoon met de meeste voorkeursstemmen op de lijst met de meeste stemmen, krijgt daardoor als eerste een zogenaamd ‘initiatiefrecht’ om te proberen een bestuurscoalitie op de been te brengen. Dat leidde op nogal wat plekken tot soms merkwaardige karteloperaties. Denk bijvoorbeeld aan Horebeke, waar Petra Desutter via een kartel van Groen met N-VA (!) een absolute meerderheid in de wacht kon slepen.
Keuze voor zekerheid
Uit de resultaten blijkt ten vierde dat de kiezers, die hun stem wel uitbrachten, in grote getale gekozen hebben voor zekerheid. In vele gevallen werden de uittredende burgemeesters herkozen. Weliswaar dikwijls met een minder groot mandaat dan bij de vorige lokale verkiezingen in 2018. Zeker waar de uittredende burgemeester enkel titelvoerend was (wegens het opnemen van een ministerpost) leidde dit tot dalende resultaten. Kijk bijvoorbeeld naar Mechelen met een achteruitgang in aantal stemmen voor tot voor kort titelvoerend burgemeester Bart Somers (in een kartel van OpenVLD met Groen) of Zottegem waar titelvoerend burgemeester Matthias Diependaele van N-VA de sjerp verliest aan Kurt De Loor van Vooruit. De over het algemeen eerder behoudsgezinde trend werd daardoor wel niet fundamenteel omgebogen.
Neergang van Groen
Ten vijfde is er de vrij algemene neergang van Groen. In zeer veel gemeenten verliezen de Groenen kiezers aan Vooruit en/of aan PVDA. De ecologisten hebben dat eigenlijk vooral aan zichzelf te danken. Hun campagne wordt quasi overal gekenmerkt door tactische overwegingen: hoe kunnen we ervoor zorgen dat we mogen deelnemen aan de macht? De vraag of die macht niet eerder moet uitgedaagd of zelfs bestreden worden – een strategische vraag! – wordt zo goed als nooit gesteld. Zolang de Groenen zich die fundamentele vraag niet stellen, zo lang zullen zij in de verdrukking blijven. De enige uitzondering voor Groen is Gent, waar zij hebben kunnen profiteren van de sterk gemediatiseerde tweestrijd met de kartellijst Voor Gent (OpenVLD en Vooruit) van uittredend burgemeester Mathias De Clercq.
De zogenaamd ‘extreme’ partijen
Ten zesde is het zo dat de zogenaamd ‘extreme’ partijen – PVDA aan de linkerkant en Vlaams Belang aan de rechterkant – hun hoop op grote doorbraken in bijna alle gemeenten in rook zagen opgaan. Dat wil wel niet zeggen dat er voor hen nergens grote vooruitgang geboekt werd. Integendeel.
Antwerpen
Zo steeg de PVDA in Antwerpen naar een spectaculaire 20,2% (+11,5), waarmee zij de tweede partij werd in de Scheldestad. De droom om uit te groeien tot de allergrootste (en daarmee als initiatiefnemer een ‘progressieve coalitie’ te kunnen optuigen), ging wel niet in vervulling. De N-VA boekte met een ronduit anticommunistische campagne (‘Rome of Moskou’) een overwinning (+1,9%), terwijl ook Vooruit lichte winst boekt (+1,4%). Daar dient wel bij gezegd te worden dat de stijging voor Vooruit niet voortkomt uit een groei van hun aantal kiezers. In werkelijk verliest Vooruit ten opzichte van 2018 meer dan 7.000 stemmen. Hetzelfde geldt voor N-VA, dat meer dan 20.000 stemmen verliest tegenover de vorige gemeenteraadsverkiezingen. Beider vooruitgang in percenten is dan ook louter het gevolg van het feit dat er zo’n 100.000 kiezers niet kwamen opdagen. Andere centrumpartijen (zoals CD&V, dat nog slechts één zetel overhoudt of OpenVLD, dat zelfs verdwijnt uit de gemeenteraad!) betaalden het gelag, net als Groen, dat 7,4% achteruit gaat en slechts nipt groter blijft dan Vlaams Belang. Een opsteker is wel dat Vlaams Belang in de Scheldestad stagneert met zo’n 10% van de stemmen.
Genk, Vilvoorde of Zelzate
De PVDA had er niet alleen in Antwerpen op gehoopt uit te groeien tot allergrootste. Ze koesterde soortgelijke hoop in centrumsteden als Genk (7%) en Vilvoorde (10,6%), maar kon de bij de eerdere verkiezingen in juni gewekte grote verwachtingen toch niet echt waarmaken. In het Oost-Vlaamse Zelzate ging de PVDA dan weer licht achteruit (-1,1%). Weliswaar wist de uittredende progressieve coalitie van Vooruit en PVDA, ondanks een stijging voor Vlaams Belang met 12,8%, haar grote overwicht te behouden. Het behoud van de progressieve coalitie van Vooruit en PVDA is daarmee in Zelzate mogelijk. Tenminste, als Vooruit-voorzitter Conner Rousseau, die een grote afkeer heeft van de ‘extreemlinkse’ PVDA, daar geen stokje voor steekt en zijn lokale afdeling alsnog doet ‘kiezen’ voor een coalitie met de kartellijst N-VA/CD&V. Wat allerminst onmogelijk is.
Denderstreek
Vlaams Belang lukte er enkel in de Denderstreek in uit te groeien tot grootste partij. In Ninove kon ze zelfs de absolute meerderheid claimen. In Denderleeuw beschikt de extreemrechtse partij daarnaast als grootste partij over het initiatiefrecht. Ongetwijfeld zal Vlaams Belang proberen om N-VA, dan wel CD&V (of allebei) te verleiden tot deelname aan een door hen geleide coalitie. De kans dat beide partijen daarop in zullen gaan is quasi onbestaande. Met het hervatten van de federale regeringsonderhandelingen kan N-VA zich namelijk geen avonturen met Vlaams Belang veroorloven. Een lokale ‘monstercoalitie’ van Vooruit, CD&V en N-VA lijkt in Denderleeuw dan ook een certitude. Waarmee het cordon sanitaire vooralsnog dan ook niet lijkt te zullen sneuvelen.
Vervreemdingsverschijnselen en bestaansonzekerheid
Toch is dat geen reden om opgelucht te zijn. De gehele Denderstreek wordt al jarenlang manifest in de steek gelaten door de hogere overheden (de provincie, het Vlaams Gewest én de federale overheid). Het gebrek aan investeringen doet de dienstverlening aan de bevolking er overal op achteruit gaan, met alle vervreemdingsverschijnselen en bestaansonzekerheid van dien. Het is die context die het succes helpt verklaren van het cliëntelistische netwerk dat Vlaams Belang onder andere in Ninove wist uit te bouwen. Vooralsnog hebben de andere partijen daar geen antwoord op. Gelukkig proberen sociale bewegingen daar wel iets tegenover te plaatsen (als is dat nog maar zeer recent het geval). Er is dus veel werk aan de winkel!
Onopgeloste fundamentele problemen
De algemene trend in het Vlaams Gewest is dan ook dat de partijen van het ‘extreme centrum’ de meubelen, hebben weten te redden. Helaas voor de bevolking wil dit ook zeggen dat de fundamentele problemen in datzelfde Vlaams Gewest niet wezenlijk opgelost zullen raken. De woningnood (met overal tekorten aan betaalbare en sociale woningen) zal niet gelenigd worden. De mobiliteitscrisis (met een ondergefinancierde en daardoor onmachtige vervoersmaatschappij De Lijn) zal niet opgeheven worden. De uitsluitingsmechanismen voor geracialiseerde medeburgers zullen er niet minder op worden.
Vrijwaring cordon sanitaire
Hoe verschrikkelijk dit ook is voor de slachtoffers, toch is het niet zo dat de situatie er helemaal hopeloos uitziet. De scores van de PVDA tonen immers aan dat deze partij geen eendagsvlieg meer is, maar zich breder heeft kunnen inwortelen. Omdat N-VA-voorzitter Bart De Wever binnenkort weer aan de slag gaat als formateur voor een federale regering, kan hij het zich dan weer niet permitteren om waar dan ook lokale coalities te dulden van zijn partij met Vlaams Belang (hij zou dan onmiddellijk botsen op ferme veto’s van alle Franstalige partijen). Met uitzondering van Ninove (waar Vlaams Belang onder de lokale naam Forza Ninove zoals gezegd een absolute meerderheid bekwam), hoeft er dus zo goed als nergens gevreesd worden voor het doorbreken van het cordon sanitaire.
Eenheidsfront van onderuit
Dat betekent meteen ook dat de sociale bewegingen zich niet meer hoeven in te houden uit – al dan niet vermeende – angst om het Vlaams Belang in de kaart te spelen. Hun kritiek op het gevoerde beleid (in de steden en gemeenten, maar ook breder, in het Vlaams Gewest én federaal) kan daardoor luider klinken en hopelijk ook meer zichtbaar worden door actie en mobilisatie. Als dat daadwerkelijk gebeurt dan kan er op termijn uitzicht komen op een eenheidsfront van onderuit, gericht op werkelijke oplossingen voor de sociale noden van alle inwoners van dit ingewikkelde land.
Peter Veltmans, 14/10/2024