Belangen en allianties in de beweging naar degrowth. Joe P. L. Davidson en Maria Gavris onderzoeken de beweging die ontstaat rond het idee van degrowth en verkennen het potentieel voor nieuwe, zich ontwikkelende formaties.

Het wordt duidelijk dat het kapitalisme niet verenigbaar is met ecologische grenzen. Van de negen planetaire grenzen die door klimaatwetenschappers zijn vastgesteld, zijn er al zes overschreden Dat betekent dat de planeet in een crisismodus is beland. Klimaatverandering is hiervan de duidelijkste. Uit gegevens blijkt dat 2024 bijna zeker het warmste jaar ooit zal worden en dat de temperaturen al meer dan 1,5°C boven het pre-industriële niveau liggen.

CO2-uitstoot moet nu radicaal worden verminderd. We kunnen niet wachten op speculatieve technologische oplossingen of de langzame ontkoppeling van de samenleving van fossiele brandstoffen. In die context biedt de beweging voor degrowth een aantrekkelijk uitgangspunt. De voorstanders van die visie zeggen dat de productie en consumptie in het Noorden, die primair verantwoordelijk is voor klimaatverandering, planmatig moet worden ingeperkt. Door minder gebruik te maken van [fossiele] hulpbronnen zal de CO2-uitstoot dalen, waardoor een klimaatcatastrofe wordt voorkomen.

Belangrijk is dat degrowth niet leidt tot een verlaging van de levensstandaard. Door ons te richten op menselijke behoeften in plaats van op het najagen van groei van het bbp, kunnen we een vorm van ‘spaarzame overvloed‘ bereiken waarbij, hoewel buitensporige consumptie wordt beperkt, in fundamentele behoeften wordt voorzien, mensen meer vrije tijd hebben en gezellige sociale relaties heel gewoon zijn. Het bbp correleert niet altijd met levenskwaliteit. Landen met relatief kleine economieën (zoals Costa Rica) presteren beter dan landen met een enorme economie (zoals de VS) op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs, milieukwaliteit en andere basisbehoeften.

Ecosocialisten hebben de laatste jaren degrowth omarmd. Veel van hen definiëren degrowth als een geplande vermindering van de materiële productie van de economie – in het bijzonder betekent dat een vermindering van het energieverbruik. De radicale implicaties van dat voorstel worden benadrukt door ecosocialisten. Zoals figuren als Kohei Saito stellen, is het kapitalisme afhankelijk van een eindeloos proces van accumulatie, een proces dat steeds minder synchroon loopt met het voorzien in menselijke behoeften. Het einde van de groei betekent dus het einde van het kapitalisme. Degrowth betekent niet alleen breken met de ideologie van economische groei, maar een systematische reorganisatie van de samenleving waarin productie gericht is op behoeften in plaats van op handel [winst].

Dat gezegd hebbende, blijven sommigen ter linkerzijde argwanend tegenover degrowth. Linkse versnellers suggereren dat technologische vooruitgang de planetaire grenzen zal herdefiniëren, wat betekent dat onzuinige overvloed verzoend kan worden met ecologische duurzaamheid. Anderen zetten vraagtekens bij de theoretische basis van degrowth en wijzen op een verkeerde interpretatie van het marxisme, dat altijd een onderscheid maakte tussen kapitalistische groei en socialistische groei.

Een laatste kritiek betreft de strategie. Dat wil zeggen, hoe bereik je de systematische verandering die degrowth voor ogen heeft? Zoals Matthew Huber op de Ecosocialism Conference 2023 opmerkte, is het moeilijk te zien waarom degrowth mensen uit de arbeidersklasse zou aanspreken, die eerder lijden aan te weinig dan aan te veel. De Green New Deal is strategischer omdat het materiële behoeften (bijvoorbeeld het creëren van banen, investeringen in gemeenschappen) koppelt aan het aanpakken van klimaatverandering.

Het is dat laatste aspect van de kritiek waar we in geïnteresseerd zijn. Hoewel degrowth niet gespeend is van strategie, is het zeker zo dat de beweging op dat punt geen overtuigende antwoorden heeft geformuleerd. In feite, zoals we hieronder beschrijven, lijden de drie belangrijkste strategische oriëntaties binnen degrowth – wat wij de prefiguratieve benadering, de discursieve benadering en de ‘alles behalve de gootsteen’ benadering noemen – aan belangrijke beperkingen. Zoals we verderop laten zien, betekent dat echter niet dat degrowth verworpen moet worden, maar eerder dat er een alternatieve strategie nodig is die de belangen van de arbeidersklasse centraal stelt.

Prefiguratie

Veel degrowth wetenschappers en activisten voeren een prefiguratieve politiek. Zij stellen dat een alternatief voor groeigedreven samenlevingen in het hier en nu tot stand moet komen door praktische experimenten met alternatieve manieren van leven. Dat betekent het opzetten van ‘bottom-up nowtopias‘, waarbij degrowth-activisten zich bezighouden met een breed scala aan experimenten, waaronder gemeenschapstuinen, tijdbanken, coöperaties, gemeenschappelijke keukens en co-woningbouw. Kohei Saito neemt die strategie over in Slow Down: How Degrowth Communism Can Save the Earth (2023) en stelt dat ecosocialisten zich moeten richten op kleinschalige, lokale initiatieven, zoals het oprichten van arbeiderscoöperaties.

Het grootste probleem met die benadering is dat het verre van duidelijk is waarom de staat en het kapitaal die alternatieve levensvormen zouden laten floreren. Critici wijzen erop dat zodra ze een bedreiging gaan vormen voor de kapitaalaccumulatie, ze waarschijnlijk met repressie te maken zullen krijgen. In de woorden van John Rackham: ‘Die projecten zullen, als ze aan belang winnen, snel door de handen van lokale politieke autoriteiten moeten gaan, die te maken krijgen met juridische, gerechtelijke, fiscale en soms zelfs politie-intimidatie; kortom, de staat.’ Dergelijke instellingen zullen waarschijnlijk worden gecoöpteerd door de dominante krachten van de kapitalistische samenleving en kwetsbare en losgekoppelde eilanden van degrowth vormen, omringd door een zee van kapitaalaccumulatie. Bovendien is het ook onduidelijk hoe dergelijke prefiguratieve formaties de dominante instellingen en praktijken van de samenleving, die toegewijd blijven aan groei, zullen uitdagen.

Culturele verandering

Als sommige voorstanders van degrowth zich richten op de noodzaak om nieuwe instituties op te zetten die de bestaande instituties van de samenleving kunnen verdringen, dan suggereren anderen dat die laatste in staat zijn om tenminste enkele van de doelen van de degrowth beweging te realiseren. Beschouwingen over degrowth stellen vaak een aantal beleidsmaatregelen voor, waaronder het beëindigen van geplande veroudering, het terugdringen van de reclamesector, de vierdaagse werkweek en het inkrimpen van bepaalde industrieën, die zouden kunnen worden aangenomen door staten die zich inzetten om de materiële verwerkingscapaciteit van de samenleving radicaal te verminderen en tegelijkertijd op een rechtvaardige en billijke manier in de behoeften van hun burgers te voorzien.

Als het mogelijk is voor bestaande instellingen om degrowth-beleid aan te nemen, waarom doen ze dat dan niet? Om die vraag te beantwoorden richt de culturele veranderingsbenadering zich op de ideologische dominantie van groei in hedendaagse samenlevingen. De prioriteit die gegeven wordt aan economische groei is niet inherent aan bestaande instituties, maar is in plaats daarvan het product van wat Peter Ferguson een ‘wereldwijde discourscoalitie noemt die zwaar inzet op de pro-groei-status quo’.

De eerste stap naar het einde van de groei is een hegemoniale transformatie, een culturele verschuiving waarbij groei niet langer de natuurlijke en juiste manier lijkt om de economie te organiseren. Het voorbeeld van Giacomo D’Alisa en Giorgos Kallis is hier nuttig: ‘Stel je ter illustratie een wild scenario voor dat een revolutie of een verkiezing Herman Daly tot leider van de VS maakt, of Kate Raworth van het Verenigd Koninkrijk [twee prominente degrowth economen]. Zelfs in dat extreme geval zou er weinig veranderen, tenzij er in de samenleving een algemeen gevoel zou ontstaan dat steady state of postgrowth de juiste weg is.’

Die benadering is gebaseerd op een bepaalde lezing van het werk van Antonio Gramsci, waarin het belang van culturele factoren voor het bereiken van politieke verandering wordt benadrukt. Wat die benadering echter vaak negeert zijn materiële belangen. De voorstanders lijken te suggereren dat iedereen in de kapitalistische samenleving evenveel belang heeft bij het realiseren van de overgang naar een degrowth maatschappij, en dat ze simpelweg overtuigd moeten worden van de levensvatbaarheid en wenselijkheid daarvan. Giorgos Kallis en zijn collega’s zeggen bijvoorbeeld dat: ‘Hoewel degrowth toekomstscenario’s afstand nemen van klasse, ras, geslacht en koloniale hiërarchieën die geëvolueerd zijn om groei te ondersteunen, bevoorrechten of sluiten ze bepaalde groepen niet uit.’

Dat laat onduidelijk wie precies het politieke onderwerp van degrowth is. Zoals Stuart Hall benadrukte in zijn uiteenzetting over Gramsci’s politiek, ‘is hegemonie niet uitsluitend een ideologisch fenomeen’ en richt het zich in plaats daarvan op ‘hoe sociale krachten en bewegingen, in hun diversiteit, kunnen worden gearticuleerd in een reeks strategische allianties’. De vraag is: wat zijn de strategische allianties die degrowth zullen bewerkstelligen? Dat wil zeggen, wie zijn de sociale groepen die er een bijzonder belang bij hebben om te strijden voor een samenleving van spaarzame overvloed?

‘Alles behalve de gootsteen’

Tot slot moet worden opgemerkt dat sommige degrowthers voorstander zijn van een veelheid aan politieke strategieën. Michel Lepesant stelt bijvoorbeeld dat de beweging zou moeten streven naar ‘een evenwicht tussen […] de drie politieke poten van degrowth’: doen (het bouwen van nieuwe instituties in het heden), zeggen (het discursieve argument tegen groei maken), en handelen (campagne voeren voor en implementeren van degrowth-georiënteerd beleid). De nadruk op pluraliteit heeft voordelen. Het maakt vooral flexibiliteit mogelijk. In plaats van één enkele visie op sociale verandering te fetisjeren, blijft de beweging openstaan voor verschillende mogelijkheden voor degrowth transities.

Tegelijkertijd, zoals Nathan Barlow betoogt in een recente bloemlezing over degrowth en strategie, is ‘pluraliteit alleen geen strategie’ in de zin dat het geen leidraad biedt voor hoe de eindige energieën van de degrowth beweging moeten worden gericht en niet erkent dat ‘niet alle strategieën even nuttig zijn voor het bereiken van degrowth in een gegeven context’. Hoewel dogmatisme met betrekking tot degrowth transities vermeden moet worden, is het mogelijk om preciezer te zijn dan simpelweg te bevestigen dat alle mogelijke benaderingen even productief zijn.

Wie wil degrowth?

Gezien de problemen van die benaderingen is er een alternatieve strategie nodig. Een manier om verder te komen is om je niet te concentreren op prefiguratieve formaties en het veranderen van gezond verstand, maar in plaats daarvan op machts- en uitbuitingsrelaties tussen verschillende sociale groepen. Wie wint en wie verliest, tegen de achtergrond van de al bestaande ongelijkheden van de kapitalistische samenleving, zijn belangrijke vragen die degrowth-activisten bezig zouden moeten houden. Jason Hickel stelt de juiste vragen als hij zegt: ‘We moeten in staat zijn om groei te specificeren voor wie, en met welk doel. […] Wie heeft er baat bij?’ Die vraag moet echter niet alleen gesteld worden aan voorstanders van groei, maar ook aan voorstanders van degrowth. Het opbouwen van steun voor degrowth vereist het op één lijn brengen met de belangen van diegenen die onderdrukt en gemarginaliseerd worden in de hedendaagse kapitalistische samenleving.

Anders gezegd, de taak is om de doelen van degrowth te verbinden met de al bestaande materiële belangen van de arbeidersklasse (opgevat in een intersectionele zin), zodanig dat de eerste een uitdrukking wordt van de politieke strijd van de laatste. Het benadrukken van materiële belangen toont het belang aan van het interveniëren in al bestaande ruimten van oppositionele macht, in het bijzonder arbeiders- en sociale bewegingen. Op die manier biedt het benadrukken van de rol van belangen – dat wil zeggen wie er baat zal hebben bij degrowth – een duidelijke strategische oriëntatie voor de beweging, het laat zien waar ze moet ingrijpen om politieke verandering te bewerkstelligen.

Dat perspectief sluit aan bij Stefania Barca’s recente boek Workers of the Earth (2024), dat stelt dat het politieke onderwerp van degrowth niet slechts een abstract onderwerp, het algemene publiek of een milieubewuste middenklasse kan zijn. In plaats daarvan kan een succesvolle degrowth transitie alleen tot stand worden gebracht door op de hoogte te zijn van de verschillende maatschappelijke krachten die beïnvloed worden door degrowth, de relaties tussen hen, en alle mogelijke gemeenschappelijke belangen die kunnen worden aangewakkerd om de degrowth visie te ondersteunen.

Onze benadering schetst ook potentiële strategische dilemma’s waarmee de degrowth beweging geconfronteerd kan worden. Sommige van de eisen van de degrowth beweging zouden in sommige contexten prioriteit moeten krijgen en in andere juist minder, afhankelijk van de specifieke belangen van sociale groepen in bepaalde contexten. Bovendien wijst het ook op de noodzaak van een geduldig proces van alliantievorming tussen verschillende en diverse groepen. Ondanks de dringende noodzaak van sommige doelen van degrowth, in het bijzonder vermindering van CO2-uitstoot, zijn er geen kortere wegen naar de vorming van een antikapitalistisch blok. Daarom bieden we hieronder een analyse van twee sociale krachten, Griekse vakbondsleden in de bruinkoolsector en activisten in de Black Lives Matter beweging, die de basis zouden kunnen vormen van een politieke strategie van degrowth.

Arbeidersbewegingen

De rol van de arbeidersbeweging is bijzonder belangrijk. Een risico van degrowth is werkloosheid – als de economie krimpt, is er minder werk beschikbaar – een angst die vakbonden traditioneel huiverig heeft gemaakt voor degrowth als beweging. Het is echter mogelijk om impliciet degrowth stromingen in de arbeidersbeweging te identificeren, zelfs onder groepen arbeiders die ogenschijnlijk een sterk belang hebben bij de op groei gerichte status quo.

Dat wordt aangetoond door het geval van Griekse arbeiders in de bruinkoolindustrie, een van de meest vervuilende fossiele brandstoffen. In 2019 begon Griekenland aan een ambitieus proces om alle bruinkoolmijnen tegen 2028 te sluiten, met eerdere deadlines voor de meeste bruinkoolcentrales en bruinkoolmijnen, waarvan sommige al gesloten zijn. Als dat lukt, zou Griekenland het land in de EU worden met de snelste overgang van fossiele brandstoffen.

Op het eerste gezicht lijkt het alsof de arbeiders volledig tegen het project zijn, gezien de deelname van de vakbond Labour Solidarity (energiearbeiders) aan het Collective of Workers’ Unions and Bodies Against Delignitization. Er zijn echter verrassende synergieën tussen de belangen van die groep arbeiders en de eisen van degrowth. Labour Solidarity is zich zeer bewust van de gevaren van de industrie voor haar leden. Ze voert al heel lang campagne voor minder werkuren, betere gezondheid en veiligheid op het werk en milieubescherming. Als onderdeel van de campagne tegen het sluiten van bruinkoolmijnen benadrukte de vakbond de kwestie van landroof door hernieuwbare energiebedrijven en het oorzakelijke verband tussen snelle mijnsluitingen en aardverschuivingen.

Terwijl het verzet tegen het snelle sluiten van bruinkoolmijnen zou kunnen wijzen op een gebrek aan zorg voor milieukwesties, suggereert het bewustzijn van de arbeiders van de lokale ecologische omstandigheden een complexer beeld. Aandacht voor de prioriteiten van de arbeiders, zoals die tot uitdrukking komen in hun strijd in het verleden en het heden, helpt om de strategische horizon van degrowth in de Griekse context vorm te geven. In het geval van de bruinkoolarbeiders bijvoorbeeld, resoneert de nadruk die degrowth legt op de noodzaak van een vierdaagse werkweek zeer nauw met hun historische vraag naar arbeidstijdverkorting. Op dezelfde manier stelt degrowth tegen de landroof door hernieuwbare energiebedrijven andere manieren voor om de economie te organiseren die bijzonder relevant zijn voor de bruinkoolwerkers, waaronder de terugkeer van de lokale voedselproductie, waar veel mensen in mijnbouwgebieden zich mee bezig hielden vóór de komst van de bruinkoolindustrie.

Antiracistische bewegingen

Er is enig debat geweest over georganiseerde arbeid in degrowth-kringen, maar ras is een onderbelicht onderwerp. Het is onduidelijk hoe degrowth de belangen behartigt van raciaal onderdrukte mensen uit de arbeidersklasse, met hun kritiek op de ongelijkheid, het geweld en de uitsluiting van de huidige maatschappij die op enige afstand staat van visies op de toekomst van degrowth. Zoals we hebben benadrukt, is het voor het bereiken van degrowth noodzakelijk om een brede coalitie op te bouwen, waarin groepen met verschillende geschiedenissen en verschillende prioriteiten zich kunnen identificeren met de eisen van degrowth. Als degrowth niet in staat is om te resoneren met antiracistische bewegingen, zal het waarschijnlijk niet succesvol zijn, en zal het ook niet in staat zijn om een volledig rechtvaardige en gelijke samenleving te bereiken.

Zoals in het geval van de bruinkoolarbeiders, is het mogelijk om voorstellen voor degrowth in wording op te graven uit de campagnes van zwarte en bruine mensen. Dat geldt in het bijzonder voor de Black Lives Matter beweging, die bekend werd door de opstanden tegen politiegeweld in de nasleep van de moord op George Floyd in Minneapolis in 2020. Een van de belangrijkste eisen van de beweging is de financiering van de politie terugdraaien, oftewel een radicale vermindering van het aantal agenten en de uitgaven voor apparatuur. Dat werd herhaald door oproepen van mensen die gevangenissen willen afschaffen om een einde te maken aan de massale opsluiting, waarbij het aantal opgesloten zwarte mensen enorm is gestegen in het kielzog van de War on Drugs. Voor die wetenschappers en activisten is het belangrijk dat de vraag om de financiering van de politie en gevangenissen terug te draaien niet alleen de negatieve daad van desinvestering inhoudt, maar ook de positieve daad van investering in zwarte gemeenschappen, onderwijs, huisvesting, gezondheidszorg en andere diensten.

Het is mogelijk om de eis om de financiering van de politie terug te draaien op te vatten als een eis die zowel de belangen van raciaal onderdrukte mensen behartigt als bijdraagt aan de bredere doelen van degrowth. Het is duidelijk dat voor zwarte mensen, die vanaf het begin in de negentiende eeuw het slachtoffer zijn geweest van vormen van geweld door de politie, een radicale vermindering van de wetshandhaving bevrijdende effecten zou hebben. Vanuit het perspectief van degrowth zou het ook een tak van de groei-economie verstoren. Zoals William I. Robinson stelt ‘is transnationaal kapitaal meer en meer afhankelijk […] van permanente door de staat georganiseerde oorlogvoering, sociale controle en onderdrukking’. Overheidsuitgaven aan politie en gevangenissen verhogen het bbp, maar verhogen het welzijn niet, zoals BLM activisten aantonen.

Het verbinden van de bewegingen van zwarte mensen met het streven naar degrowth om sociaal onnodige uitgaven te verminderen laat zien dat politie en gevangenissen juist voorbeelden zijn van dat laatste. Jason Hickels beschrijving van degrowth in Less is More (2021) suggereert dat er ‘grote delen van de economie zijn die actief en opzettelijk verspillend zijn’, waarbij geplande veroudering, voedselverspilling en reclame als de belangrijkste boosdoeners worden genoemd en wordt opgeroepen tot hun onmiddellijke afschaffing. Het boek noemt echter geen politie of gevangenissen, twee gebieden van verkwistende uitgaven waar de degrowth beweging een gemeenschappelijk doel zou kunnen stellen met bewegingen tegen racisme.

Antiracistische bewegingen zullen degrowth veranderen door het in bepaalde strategisch belangrijke richtingen te sturen. Door te focussen op belangen en de concrete eisen van bepaalde sociale groepen worden de prioriteiten van degrowth uitgekristalliseerd. In de context van het opbouwen van steun voor degrowth onder raciaal onderdrukte mensen, is een focus nodig op het ontmantelen van economische sectoren die direct bijdragen aan hun onderdrukking en het investeren in sectoren die zwarte gemeenschappen ondersteunen.

Allianties vormen en belangen identificeren

Zoals deze voorbeelden suggereren zijn oppositionele bewegingen al impliciet gericht op degrowth. Ze zijn er niet ideologisch tegen en hoeven niet overtuigd te worden van de waarde ervan. De taak is niet om hen ervan te overtuigen dat degrowth de juiste weg voorwaarts is. In plaats daarvan is het de taak om groepen te identificeren wiens belangen al gedeeltelijk op één lijn liggen met de degrowth beweging en die samen te smeden tot een strategische alliantie.

Aan de ene kant bestaat de verbinding tussen degrowth wetenschappers en sociale bewegingen als een potentieel maar niet als een realiteit, wat de noodzaak suggereert voor concrete banden die door de eerste gesmeed moeten worden. Aan de andere kant biedt degrowth een tegenhegemonische horizon die een reeks oppositionele groepen samenbrengt, zodat bruinkoolmijnwerkers in Griekenland, met hun inzet voor een kortere werkweek en bloeiende gemeenschappen, in dialoog kunnen worden gebracht met zwarte mensen in de Verenigde Staten, met hun protesten tegen politiegeweld en oproepen om te bezuinigen op verkwistende uitgaven.

Ons perspectief biedt een productieve manier om te reageren op de critici van degrowth. Zoals hierboven opgemerkt, is een van de centrale lijnen van kritiek van andere tendensen in klimaatlinks dat degrowth, omdat het niet reageert op de belangen van sociale groepen in het heden, een onmogelijke utopie is. Er zijn echter manieren om de eisen van degrowth te verzoenen met al lang bestaande tendensen in de oppositionele politiek. Dat is vooral duidelijk in het geval van arbeidstijdverkorting en het terugdringen van verkwistende uitgaven, een gebied waar de strijd van arbeidersbewegingen, antiracistische bewegingen en visies op degrowth samenkomen.

In de termen van de grote marxistische theoreticus Ernst Bloch is degrowth momenteel een abstracte utopie, een aangename droom waarin milieugrenzen worden gerespecteerd en sociale behoeften op een egalitaire manier worden vervuld, maar het moet een concrete utopie worden, een visie van een nieuwe wereld die gegrondvest is in de sociale en economische tegenstrijdigheden van de bestaande kapitalistische samenleving. ‘Abstract geïntroduceerde doelen worden concrete doelen als ze in contact worden gebracht met de geschiedenis en het proces, of met de materiële belangen van sociale krachten in de wereld zoals die bestaat.


Dit artikel stond op Anti Capitalist Resistance. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.

Afbeelding: Status van de planetaire grenzen, zoals in Richardson et al. 2023, https://doi.org/10.1126/sciadv.adh2458. Beschikbaar op Wikimedia Commons.