De opstand in Syrië heeft de wereld verrast en geleid tot de val van de dictatuur van de Assad-familie, die Syrië regeerde sinds Bashar al-Assad’s vader, Hafez, 54 jaar geleden de macht overnam via een staatsgreep. Noch de strijdkrachten van het regime, noch zijn imperiale sponsor, Rusland, en zijn regionale geldschieter, Iran, waren in staat het land te verdedigen. Steden onder controle van het regime zijn bevrijd, duizenden politieke gevangenen zijn bevrijd uit de beruchte kerkers en voor het eerst in decennia is er ruimte voor een nieuwe strijd voor een vrij, inclusief en democratisch Syrië.

Tegelijkertijd weten de meeste Syriërs dat zo’n strijd voor enorme uitdagingen staat, te beginnen met de twee belangrijkste rebellengroepen, Hayat Tahrir Al-Sham (HTS) en het door Turkije gesteunde Syrische Nationale Leger (SNA). Hoewel zij aan het hoofd stonden van de militaire overwinning, zijn ze autoritair en hebben ze een geschiedenis van religieus en etnisch sektarisme. Sommigen aan de linkerkant hebben ongefundeerd beweerd dat hun opstand werd georkestreerd door de VS en Israël. Anderen hebben deze rebellen kritiekloos geromantiseerd als een heropleving van de oorspronkelijke volksrevolutie die het regime van Assad in 2011 bijna omverwierp. Geen van beide laat de complexe dynamiek zien die zich vandaag de dag in Syrië ontvouwt.

In dit interview, dat plaatsvond te midden van een snel veranderende situatie in Syrië, vraagt Tempest de Zwitserse Syrische socialist Joseph Daher naar het proces dat leidde tot de val van het bewind van Assad, de vooruitzichten voor progressieve krachten en de uitdagingen waar ze voor staan in de strijd voor een echt bevrijd land dat de belangen dient van alle volkeren en bevolkingsgroepen.

Hoe voelen Syriërs zich na de val van het regime?

De blijdschap is ongelooflijk. Het is een historische dag. 54 jaar tirannie van Assad’s familie is voorbij. We zagen video’s van volksdemonstraties door het hele land, van Damascus, Tartous, Homs, Hama, Aleppo, Qamichli, Suwaida etcetera van alle religieuze sekten en etniciteiten, die standbeelden en symbolen van de familie Assad vernielden.

En natuurlijk is er grote blijdschap over de bevrijding van politieke gevangenen uit de gevangenissen van het regime, in het bijzonder de Sednaya gevangenis, bekend als het ‘menselijke slachthuis’ dat 10.000-20.000 gevangenen kon bevatten. Sommigen van hen zaten al sinds de jaren tachtig vast. Ook mensen die in 2016 of eerder uit Aleppo en andere steden waren verdreven, konden terugkeren naar hun huizen en buurten en zagen hun familie voor het eerst in jaren weer.

Tegelijkertijd waren de reacties van de bevolking in de eerste dagen na het militaire offensief aanvankelijk gemengd en verward, wat de diversiteit van de politieke opinie in de Syrische samenleving weerspiegelde, zowel binnen als buiten het land. Sommige delen waren erg blij met de verovering van deze gebieden en de verzwakking van het regime, en de mogelijke val ervan.

Maar sommige delen van de bevolking waren, en zijn nog steeds, ook bang voor de HTS en het SNA. Ze maken zich zorgen over de autoritaire en reactionaire aard van die krachten en hun politieke project.

En sommigen zijn bezorgd over wat er zal gebeuren in de nieuwe situatie. In het bijzonder hebben grote delen van de Koerden en anderen, hoewel ze blij zijn met de val van de dictatuur van Assad, de gedwongen verplaatsingen en moorden op mensen door het SNA veroordeeld.

Kan je de opeenvolging van gebeurtenissen beschrijven, in het bijzonder de opmars van de rebellen, die de strijdkrachten van Assad versloegen en leidden tot zijn val? Wat is er gebeurd?

Hayat Tahrir Al-Sham (HTS) en het door Turkije gesteunde Syrische Nationale Leger (SNA) lanceerden op 27 november 2024 een militaire campagne tegen de troepen van het Syrische regime en behaalden verbluffende overwinningen. In minder dan een week tijd namen ze het grootste deel van de gouvernementen Aleppo en Idlib in. Daarna viel de stad Hama, 210 kilometer ten noorden van Damascus, in handen van de HTS en het SNA na hevige militaire confrontaties tussen hen en troepen van het regime ondersteund door de Russische luchtmacht. Na Hama nam HTS de controle over van Homs.

Aanvankelijk stuurde het Syrische regime versterkingen naar Hama en Homs en bombardeerde vervolgens, met steun van de Russische luchtmacht, de steden Idlib en Aleppo en omgeving. Op 1 en 2 december werd Idlib getroffen door meer dan 50 luchtaanvallen, waarbij minstens vier gezondheidsfaciliteiten, vier schoolfaciliteiten, twee ontheemdenkampen en een waterstation werden getroffen. De luchtaanvallen hebben meer dan 48.000 mensen op de vlucht gejaagd en de dienstverlening en hulpverlening ernstig verstoord. De dictator Bashar al-Assad had beloofd zijn vijanden te verslaan en verklaarde dat ’terrorisme alleen het discours van geweld begrijpt’. Maar zijn regime was al overal aan het afbrokkelen.

Terwijl het regime stad na stad verloor, bevrijdden de zuidelijke gouvernementen Suweida en Daraa zichzelf; hun volks- en lokale gewapende oppositiekrachten, los van de HTS en het SNA, namen de controle over. De troepen van het regime trokken zich vervolgens terug uit plaatsen op ongeveer tien kilometer van Damascus en verlieten hun posities in de provincie Quneitra, die grenst aan de Golanhoogte, die door Israël bezet is.

Toen verschillende strijdkrachten van de oppositie, opnieuw geen HTS of SNA, de hoofdstad Damascus naderden, vielen de troepen van het regime uiteen en trokken zich terug, terwijl demonstraties en het verbranden van alle symbolen van Bashar al-Assad in aantal toenamen in de verschillende voorsteden van Damascus. In de nacht van 7 en 8 december werd aangekondigd dat Damascus bevrijd was. Het precieze lot en de locatie van Bashar al-Assad waren aanvankelijk onbekend, maar sommige informatie wees erop dat hij in Rusland was onder bescherming van Moskou.

De val van het regime bewees zijn structurele zwakte: militair, economisch en politiek. Het stortte in als een kaartenhuis. Dat is niet verwonderlijk, want het leek duidelijk dat de soldaten niet voor het regime van Assad wilden vechten, gezien hun slechte lonen en omstandigheden. Liever vluchtten ze of vochten gewoon niet meer, dan dat ze een regime verdedigden waarvoor ze weinig sympathie hebben, vooral omdat veel van hen onder dwang zijn opgeroepen.

Naast die dynamiek in het zuiden hebben zich sinds het begin van het offensief van de rebellen ook andere dynamieken voorgedaan in verschillende delen van het land. Eerst leidde het SNA aanvallen op gebieden die worden gecontroleerd door de Koerdisch geleide Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF) in het noorden van Aleppo, en kondigde vervolgens het begin aan van een nieuw offensief tegen de noordelijke stad Manbij, die onder controle staat van de SDF. Op zondag 8 december trok het SNA met steun van het Turkse leger, de luchtmacht en artillerie de stad binnen.

Ten tweede heeft de SDF het grootste deel van het gouvernement Deir-ez-Zor veroverd dat voorheen werd gecontroleerd door troepen van het Syrische regime en pro-Iraanse milities, nadat die zich hadden teruggetrokken om in andere gebieden te gaan vechten tegen de HTS en het SNA. De SDF breidde vervolgens hun controle uit over grote delen van het noordoosten die voorheen onder de heerschappij van het regime vielen.

Wie zijn de rebellen en in het bijzonder de belangrijkste rebellengroeperingen HTS en SNA? Wat is hun politiek, programma en project? Wat vindt de volksklasse van hen?

De succesvolle inname van Aleppo, Hama, Homs en andere gebieden in een militaire campagne geleid door HTS weerspiegelt in veel opzichten de evolutie van die beweging over meerdere jaren tot een meer gedisciplineerde en meer gestructureerde organisatie, zowel politiek als militair. HTS kan nu drones produceren en heeft een militaire academie. De HTS is er de afgelopen jaren in geslaagd om haar hegemonie op te leggen aan een aantal militaire groeperingen, door middel van zowel onderdrukking als insluiting. Op basis van die ontwikkelingen heeft de groep zich gepositioneerd om deze aanval uit te voeren.

Het is een quasi-staat geworden in de gebieden die het controleert. De organisatie heeft een regering opgericht, de Syrian Salvation Government (SSG), die fungeert als het civiele bestuur van HTS en diensten verleent. HTS en SSG zijn de afgelopen jaren duidelijk bereid geweest om zich als een rationele macht te presenteren aan regionale en internationale machten om hun heerschappij te normaliseren. Dat heeft met name geresulteerd in meer en meer ruimte voor sommige ngo’s om te opereren in belangrijke sectoren zoals onderwijs en gezondheidszorg, waarin SSG financiële middelen en expertise mist.

Dat betekent niet dat er geen corruptie is in de gebieden onder het bewind. De HTS heeft haar heerschappij afgedwongen door middel van autoritaire maatregelen en politieoptreden. De HTS heeft met name activiteiten die zij als strijdig met haar ideologie beschouwt, onderdrukt of beperkt. HTS heeft bijvoorbeeld verschillende projecten voor vrouwen, met name kampbewoners, stopgezet onder het voorwendsel dat die projecten ideeën over gelijkheid tussen mannen en vrouwen zouden aanwakkeren die vijandig staan tegenover haar heerschappij. HTS heeft ook politieke tegenstanders, journalisten, activisten en mensen die zij als critici of tegenstanders beschouwt, aangevallen en gevangen genomen.

De HTS – die door veel mogendheden, waaronder de VS, nog steeds als terroristische organisatie wordt aangemerkt – heeft ook geprobeerd om een gematigder beeld van zichzelf te presenteren, om erkenning te krijgen dat het nu een rationele en verantwoordelijke speler is. Die evolutie gaat terug tot de verbreking van de banden met Al Qaida in 2016 en de herformulering van de politieke doelstellingen in het Syrische nationale kader. Het heeft ook individuen en groepen die banden hebben met Al Qaida en de zogenaamde Islamitische Staat onderdrukt.

In februari 2021, tijdens zijn eerste interview met een Amerikaanse journalist, verklaarde de leider Abu Mohammad al-Jolani, of Ahmed al-Sharaa (zijn echte naam), dat de regio die hij controleerde ‘geen bedreiging vormt voor de veiligheid van Europa en Amerika‘ en dat de gebieden onder zijn heerschappij geen basis zouden worden voor operaties in het buitenland.

In die poging om zichzelf te definiëren als een legitieme gesprekspartner op het internationale toneel, benadrukte hij de rol van de groep in de strijd tegen het terrorisme. Als onderdeel van die make-over heeft het de terugkeer van christenen en Druzen in sommige gebieden toegestaan en contacten gelegd met sommige leiders van die gemeenschappen.

Na de inname van Aleppo bleef de HTS zich presenteren als een verantwoordelijke speler. HTS-strijders plaatsten bijvoorbeeld onmiddellijk video’s waarin ze voor banken stonden, waarin ze verzekerden dat ze privé-eigendommen en bezittingen wilden beschermen. Ze beloofden ook burgers en religieuze minderheidsgemeenschappen, vooral christenen, te beschermen omdat ze weten dat het lot van die gemeenschap in het buitenland nauwlettend in de gaten wordt gehouden.

Ook heeft de HTS talrijke verklaringen afgelegd waarin soortgelijke bescherming van Koerden en islamitische minderheden zoals Ismaelis en Druzen werd beloofd. De HTS gaf ook een verklaring uit over Alawieten die hen opriep te breken met het regime, zonder echter te suggereren dat HTS hen zou beschermen of iets duidelijks te zeggen over hun toekomst. In die verklaring beschrijft HTS de Alawitische gemeenschap als een instrument van het regime tegen het Syrische volk.

Tot slot heeft de leider van de HTS, Abu Mohammed al-Jolani, verklaard dat de stad Aleppo zal worden bestuurd door een lokale autoriteit en dat alle militaire troepen, inclusief die van de HTS, zich de komende weken volledig uit de stad zullen terugtrekken. Het is duidelijk dat al-Jolani actief wil samenwerken met lokale, regionale en internationale machten.

Het is echter nog maar de vraag of HTS zich aan die uitspraken zal houden. De organisatie is een autoritaire en reactionaire organisatie met een islamitisch-fundamentalistische ideologie en heeft nog steeds buitenlandse strijders binnen haar gelederen. De afgelopen jaren zijn er in Idlib veel demonstraties geweest tegen de heerschappij en de schendingen van politieke vrijheden en mensenrechten, waaronder moorden op en martelingen van tegenstanders.

Het is niet genoeg om religieuze of etnische minderheden te tolereren of hen toe te staan om te bidden. Het belangrijkste is om hun rechten te erkennen als gelijkwaardige burgers die meebeslissen over de toekomst van het land. Meer in het algemeen zijn uitspraken van de leider van de HTS, al-Jolani, zoals ‘mensen die bang zijn voor islamitisch bestuur hebben ofwel verkeerde implementaties ervan gezien of begrijpen het niet goed,’ zeker niet geruststellend, integendeel.

Wat betreft het door Turkije gesteunde SNA: het is een coalitie van gewapende groepen die meestal een islamitisch conservatief beleid voeren. Ze hebben een zeer slechte reputatie en maken zich schuldig aan talrijke mensenrechtenschendingen, vooral tegen de Koerdische bevolking in de gebieden die ze controleren. Ze hebben met name deelgenomen aan de door Turkije geleide militaire campagne om Afrin in 2018 te bezetten, wat leidde tot de gedwongen verplaatsing van ongeveer 150.000 burgers, voor het overgrote deel Koerden.

In de huidige militaire campagne dient het SNA opnieuw voornamelijk Turkse doelstellingen door zich te richten op gebieden die worden gecontroleerd door de door Koerden geleide Syrische Strijdkrachten (SDF) en waar grote Koerdische bevolkingsgroepen wonen. Het SNA heeft bijvoorbeeld de stad Tal Rifaat en het Shahba-gebied in het noorden van Aleppo veroverd, die voorheen onder het bestuur van de SDF vielen, wat heeft geleid tot de gedwongen verplaatsing van meer dan 150.000 burgers en veel mensenrechtenschendingen tegen Koerdische personen, waaronder moorden en ontvoeringen. Het SNA kondigde vervolgens een militair offensief aan, gesteund door het Turkse leger, op de stad Manbij, waar 100.000 burgers wonen en die wordt gecontroleerd door de SDF.

Er zijn dus verschillen tussen de HTS en het SNA. De HTS heeft een relatieve autonomie ten opzichte van Turkije in tegenstelling tot het SNA, die door Turkije wordt gecontroleerd en haar belangen dient. De twee strijdkrachten zijn verschillend, streven verschillende doelen na en hebben onderlinge conflicten, hoewel die vooralsnog verborgen worden gehouden. Zo wil de HTS momenteel geen confrontatie aangaan met de SDF. Daarnaast publiceerde het SNA een kritische verklaring tegen HTS vanwege hun ‘agressieve gedrag’ tegen SNA-leden, terwijl HTS naar verluidt SNA-strijders beschuldigde van plunderingen.

Voor velen die geen aandacht hebben besteed aan Syrië, kwam dit uit de lucht vallen. Wat zijn de wortels van deze situatie in de revolutie, contrarevolutie en burgeroorlog in Syrië? Wat is er de afgelopen periode in het land gebeurd dat de aanleiding vormde voor het militaire offensief? Wat is de regionale en internationale dynamiek die ruimte heeft geschapen voor de opmars van de rebellen?

Aanvankelijk lanceerde de HTS de militaire campagne als reactie op de escalatie van aanvallen en bombardementen op het noordwestelijke grondgebied door het regime van Assad en Rusland. Het doel was ook om gebieden te heroveren die het regime had veroverd, waarmee ze de deëscalatiezones schonden die waren overeengekomen in een akkoord van maart 2020, dat was onderhandeld door Moskou en Teheran. Met hun verrassende succes breidden ze echter hun ambities uit en riepen ze openlijk op tot de omverwerping van het regime, wat zij en anderen nu hebben bereikt.

De HTS en SNA zijn zo succesvol omdat de belangrijkste bondgenoten van het regime verzwakt zijn. Rusland, Assad’s belangrijkste internationale sponsor, heeft zijn troepen en middelen overgeheveld naar zijn imperialistische oorlog tegen Oekraïne. Als gevolg daarvan is zijn betrokkenheid in Syrië aanzienlijk beperkter dan bij vergelijkbare militaire operaties in voorgaande jaren.

De twee andere belangrijke bondgenoten, de Libanese Hezbollah en Iran, zijn sinds 7 oktober 2023 dramatisch verzwakt door Israël. Tel Aviv heeft het leiderschap van Hezbollah, waaronder Hassan Nasrallah, vermoord, het kader gedecimeerd met pieperaanvallen en de troepen in Libanon gebombardeerd. Hezbollah staat zonder twijfel voor de grootste uitdaging sinds haar oprichting. Israël heeft ook golven van aanvallen tegen Iran gelanceerd, waardoor de kwetsbaarheden van Iran aan het licht zijn gekomen. Het heeft de afgelopen maanden ook de bombardementen op Iraanse en Hezbollah-posities in Syrië opgevoerd.

Met zijn belangrijkste steunpilaren in het nauw en verzwakt, bevond de dictatuur van Assad zich in een kwetsbare positie. Door al zijn structurele zwakheden, gebrek aan steun van de bevolking die het regeert, onbetrouwbaarheid van zijn eigen troepen, en zonder internationale en regionale steun, bleek het niet in staat om de opmars van de rebellen te weerstaan en in stad na stad is zijn heerschappij over hen ingestort als een kaartenhuis.

Hoe hadden de bondgenoten van het regime aanvankelijk gereageerd? Wat zijn hun belangen in Syrië?

Zowel Rusland als Iran beloofden aanvankelijk om het regime te steunen en oefenden ook druk uit om de HTS en SNA te bestrijden. In de eerste dagen van het offensief riep Rusland het Syrische regime op om zich te vermannen en ‘orde op zaken te stellen in Aleppo’, wat erop lijkt te wijzen dat het hoopte dat Damascus een tegenaanval zou doen.

Iran riep op tot ‘coördinatie’ met Moskou in het licht van dat offensief. Iran beweert dat de VS en Israël achter het offensief van de rebellen zitten om het Syrische regime te destabiliseren en de aandacht af te leiden van de oorlog van Israël in Palestina en Libanon. Iraanse functionarissen verklaarden hun volledige steun aan het Syrische regime en bevestigden hun intenties om de aanwezigheid van hun ‘militaire adviseurs’ in Syrië te handhaven en zelfs te vergroten om het leger te ondersteunen. Teheran beloofde ook raketten en drones te leveren aan het Syrische regime en zelfs eigen troepen in te zetten.

Maar dat werkte duidelijk niet. Ondanks Russische bombardementen op gebieden buiten de controle van het regime, werd de opmars van de rebellen niet gestopt.

Beide machten hebben veel te verliezen in Syrië. Voor Iran is Syrië cruciaal voor het overbrengen van wapens naar en de logistieke coördinatie met Hezbollah. Het gerucht ging zelfs al voor de val van het regime dat de Libanese partij een klein aantal ’toezichthoudende troepen’ naar Homs heeft gestuurd om de strijdkrachten van het regime en 2.000 soldaten in de stad Qusayr, een van zijn bolwerken in Syrië bij de grens met Libanon, bij te staan om het te verdedigen in het geval van een aanval door de rebellen. Toen het regime viel, trok het zijn troepen terug.

De Russische luchtmachtbasis Hmeimim in de Syrische provincie Latakia en de marinebasis in Tartous aan de kust zijn voor Rusland belangrijke locaties om zijn geopolitieke invloed in het Midden-Oosten, het Middellandse Zeegebied en Afrika te doen gelden. Het verlies van die bases zou de status van Rusland ondermijnen, omdat zijn interventie in Syrië is gebruikt als voorbeeld van hoe Rusland militair geweld kan gebruiken om gebeurtenissen buiten zijn grenzen vorm te geven en te concurreren met westerse staten.

Welke rol hebben andere regionale en imperiale machten, met name Turkije, Israël en de VS, in dit scenario gespeeld? Wat zijn hun ambities in deze situatie?

Ondanks de Turkse normalisatie met Syrië is Ankara gefrustreerd geraakt over Damascus. Dus moedigde het het militaire offensief aan, of gaf het er op zijn minst groen licht voor, en assisteerde het het op de een of andere manier. Ankara’s doel was aanvankelijk om zijn positie in toekomstige onderhandelingen met het Syrische regime, maar ook met Iran en Rusland, te verbeteren.

Nu het regime gevallen is, is de invloed van Turkije nog belangrijker in Syrië en is het waarschijnlijk de belangrijkste regionale speler in het land. Ankara wil het SNA ook gebruiken om de SDF te verzwakken, die wordt gedomineerd door de gewapende vleugel van de Koerdische partij PYD, een zusterorganisatie van de Turkse Koerdische partij PKK, die door Ankara, de VS en de EU als terroristisch is aangemerkt.

Turkije heeft nog twee andere hoofddoelen. Ten eerste willen ze de Syrische vluchtelingen in Turkije gedwongen terugsturen naar Syrië. Ten tweede willen ze het Koerdische streven naar autonomie ondermijnen en meer specifiek het door Koerden geleide bestuur in het noordoosten van Syrië, het Autonoom Bestuur van Noord- en Oost-Syrië (AANES, ook Rojava genoemd), dat een precedent zou scheppen voor Koerdische zelfbeschikking in Turkije, een bedreiging voor het regime zoals het nu is samengesteld.

Noch de VS, noch Israël hadden de hand in deze gebeurtenissen. In feite is het tegenovergestelde het geval. De VS was bezorgd dat de omverwerping van het regime voor meer instabiliteit in de regio zou kunnen zorgen. Amerikaanse functionarissen verklaarden aanvankelijk dat de ‘voortdurende weigering van het Assad-regime om deel te nemen aan het politieke proces zoals beschreven in resolutie 2254 van de VN-Veiligheidsraad, en zijn afhankelijkheid van Rusland en Iran, de omstandigheden hebben gecreëerd die zich nu ontvouwen, waaronder de ineenstorting van de linies van het Assad-regime in het noordwesten van Syrië’.

De VS verklaarde ook dat het ‘niets te maken had met dit offensief, dat wordt geleid door Hayat Tahrir al-Sham (HTS), een aangewezen terroristische organisatie.’ Na een bezoek aan Turkije riep minister van Buitenlandse Zaken Antony Blinken op tot de-escalatie in Syrië. Na de val van het regime verklaarden Amerikaanse functionarissen dat ze hun aanwezigheid in Oost-Syrië, ongeveer 900 soldaten, zullen handhaven en de nodige maatregelen zullen nemen om een heropleving van Islamitische Staat te voorkomen.

Israëlische functionarissen van hun kant verklaarden dat de ‘ineenstorting van het Assad-regime waarschijnlijk chaos zal creëren waarin militaire dreigingen tegen Israël zich zullen ontwikkelen.’ Bovendien heeft Israël de omverwerping van het Syrische regime nooit echt gesteund, helemaal niet sinds de poging tot revolutie in 2011. In juli 2018 had Netanyahu er geen bezwaar tegen dat Assad de controle over het land zou terugnemen en zijn macht zou stabiliseren.

Netanyahu zei dat Israël alleen zou optreden tegen vermeende bedreigingen, zoals de troepen en invloed van Iran en Hezbollah, en legde uit: ‘We hebben geen probleem gehad met het regime van Assad, 40 jaar lang is er geen enkele kogel afgevuurd op de Golanhoogte.‘ Een paar uur na de aankondiging van de val van het regime nam het Israëlische bezettingsleger de controle over de Syrische kant van de berg Hermon op de Golanhoogten over om te voorkomen dat rebellen het gebied zondag zouden overnemen. Eerder had de Israëlische premier Benjamin Netanyahu het Israëlische bezettingsleger bevolen om ‘de controle over te nemen’ van de Golan bufferzone en ‘aangrenzende strategische posities’.

Veel ‘kampisten’ hebben Assad opnieuw verdedigd, dit keer met het argument dat een nederlaag van Assad een tegenslag zou zijn voor de Palestijnse bevrijdingsstrijd. Wat vind je van dat argument? Wat betekent het voor Palestina?

Ja, ‘kampisten’ hebben beweerd dat dit militaire offensief wordt geleid door ‘Al-Qaida en andere terroristen’ en dat het een westers-imperialistisch complot is tegen het Syrische regime, bedoeld om de zogenaamde ‘As van Verzet’ onder leiding van Iran en Hezbollah te verzwakken. Aangezien die As beweert de Palestijnen te steunen, beweren de ‘kampisten’ dat de val van Assad die steun verzwakt en daarom de strijd voor de bevrijding van Palestina ondermijnt.

Naast het negeren van elke inbreng van lokale Syrische actoren, is het belangrijkste probleem met het argument dat wordt uitgedragen door de aanhangers van de zogenaamde ‘As van Verzet’ hun veronderstelling dat de bevrijding van Palestina van bovenaf zal komen, van die staten of andere krachten, ongeacht hun reactionaire en autoritaire aard, en hun neoliberale economische beleid. Die strategie heeft in het verleden gefaald en zal dat nu weer doen. In plaats van de strijd voor de bevrijding van Palestina te bevorderen, hebben de autoritaire en despotische staten in het Midden-Oosten, of ze nu aanleunen bij het Westen of zich ertegen verzetten, de Palestijnen herhaaldelijk verraden en zelfs onderdrukt.

Bovendien negeren de ‘kampisten’ het feit dat de belangrijkste doelstellingen van Iran en Syrië niet de bevrijding van Palestina zijn, maar het behoud van hun staten en hun economische en geopolitieke belangen. Die zullen ze elke keer boven Palestina stellen. Syrië in het bijzonder, zoals Netanyahu overduidelijk heeft gemaakt in het citaat dat ik zojuist aanhaalde, heeft al tientallen jaren geen vinger uitgestoken naar Israël.

Iran van zijn kant heeft de Palestijnse zaak retorisch gesteund en Hamas gefinancierd. Maar sinds 7 oktober 2023 is het belangrijkste doel van Iran het verbeteren van zijn aanzien in de regio, zodat het in de beste positie verkeert voor toekomstige politieke en economische onderhandelingen met de VS. Iran wil zijn politieke en veiligheidsbelangen veiligstellen en heeft daarom een directe oorlog met Israël willen vermijden.

Het belangrijkste geopolitieke doel met betrekking tot de Palestijnen is niet om hen te bevrijden, maar om hen te gebruiken als hefboom, vooral in de betrekkingen met de Verenigde Staten. Ook de passieve reactie van Iran op de moord op Nasrallah door Israël, de decimering van het Hezbollah-kader en de wrede oorlog tegen Libanon tonen aan dat de eerste prioriteit van Iran het beschermen van zichzelf en zijn belangen is. Het was niet bereid om die op te offeren en zijn belangrijkste niet-statelijke bondgenoot te verdedigen.

Op dezelfde manier heeft Iran bewezen dat het op zijn best een wispelturige bondgenoot van Hamas is. Het heeft zijn financiering van Hamas verminderd toen hun belangen niet overeenkwamen. Het stopte zijn financiële steun aan Hamas na de Syrische revolutie in 2011, toen de Palestijnse beweging weigerde de moorddadige onderdrukking van Syrische demonstranten door het Syrische regime te steunen.

In het geval van het Syrische regime is het argument tegen hun vermeende steun voor Palestina waterdicht. Het is niet ter verdediging van Palestina gekomen gedurende het laatste jaar van Israëls genocidale oorlog. Ondanks Israëls bombardementen op Syrië, voor en na 7 oktober, heeft het regime niet gereageerd. Dat is in lijn met het beleid van het regime sinds 1974 om elke belangrijke en directe confrontatie met Israël uit de weg te gaan.

Bovendien heeft het regime Palestijnen in Syrië herhaaldelijk onderdrukt, inclusief het doden van enkele duizenden van hen sinds 2011, waarbij het vluchtelingenkamp Yarmouk in Damascus werd verwoest. Het regime heeft ook de Palestijnse nationale beweging zelf aangevallen. Zo intervenieerde Hafez al-Assad, vader van zijn erfgenaam en net afgezette dictator Bashar al-Assad, in 1976 in Libanon en steunde extreemrechtse Libanese partijen tegen linkse Palestijnse en Libanese organisaties.

Het regime voerde ook militaire operaties uit tegen Palestijnse kampen in Beiroet in 1985 en 1986. In 1990 werden ongeveer 2.500 Palestijnse politieke gevangenen vastgehouden in Syrische gevangenissen.

Gezien die geschiedenis is het een vergissing voor de Palestijnse solidariteitsbeweging om zich te scharen achter imperialistische of sub-imperialistische staten die hun belangen boven de solidariteit met Palestina stellen, wedijveren om geopolitiek gewin en de arbeiders en grondstoffen van hun landen uitbuiten. Natuurlijk blijft het Amerikaanse imperialisme de grootste vijand van de regio met zijn uitzonderlijke geschiedenis van oorlog, plundering en politieke overheersing.

Maar het heeft geen zin om reactionaire regionale machten en andere imperialistische staten zoals Rusland of China te zien als bondgenoten van Palestina of haar solidariteitsbeweging. Er is gewoon geen bewijs om die positie te onderbouwen. Als je het ene imperialisme boven het andere verkiest, garandeer je de stabiliteit van het kapitalistische systeem en de uitbuiting van de volksklasse. Op dezelfde manier is het steunen van autoritaire en despotische regimes bij het nastreven van het doel om Palestina te bevrijden niet alleen moreel verkeerd, maar is het ook een mislukte strategie gebleken.

In plaats daarvan moet de Palestijnse solidariteitsbeweging de bevrijding van Palestina niet zien als verbonden met de staten in de regio, maar met de bevrijding van de volksklassen. Die identificeren zich met Palestina en zien hun eigen strijd voor democratie en gelijkheid als nauw verbonden met de Palestijnse strijd voor bevrijding. Als Palestijnen vechten, zet dat de regionale bevrijdingsbeweging in gang en de regionale beweging werkt weer door in de beweging in bezet Palestina.

Die strijd is dialectisch met elkaar verbonden; het is een wederzijdse strijd voor collectieve bevrijding. De extreemrechtse Israëlische minister Avigdor Lieberman erkende het gevaar van regionale volksopstanden voor Israël in 2011, toen hij zei dat de Egyptische revolutie die Hosni Mubarak ten val bracht en de deur opende naar een periode van democratische opening in het land, een grotere bedreiging was voor Israël dan Iran.

Dat is niet om het recht op verzet van Palestijnen en Libanezen tegen de brute oorlogen van Israël te ontkennen, maar om te begrijpen dat alleen de verenigde opstand van de Palestijnse en regionale volksklassen de macht heeft om het hele Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA ) te transformeren, autoritaire regimes omver te werpen en de VS en andere imperialistische machten te verdrijven. Internationale anti-imperialistische solidariteit met Palestina en de volksklassen in de regio is essentieel, omdat ze niet alleen tegenover Israël en de reactionaire regimes in MENA staan, maar ook tegenover hun imperialistische helpers.

De belangrijkste taak van de Palestijnse solidariteitsbeweging, vooral in het Westen, is het aan de kaak stellen van de medeplichtige rol van onze heersende klassen in de ondersteuning van niet alleen de racistische zionistische apartheidsstaat Israël en zijn genocidale oorlog tegen de Palestijnen, maar ook Israëls aanvallen op andere landen in de regio, zoals Libanon. De beweging moet die heersende klassen onder druk zetten om alle politieke, economische en militaire relaties met Tel Aviv te verbreken.

Op die manier kan de solidariteitsbeweging de internationale en regionale steun voor Israël uitdagen en verzwakken, waardoor er ruimte ontstaat voor de Palestijnen om zichzelf te bevrijden, samen met de volksklassen in de regio.

Zal de opmars van de rebellen in Syrië ruimte scheppen voor progressieve krachten om de revolutionaire strijd te vernieuwen en een alternatief te bieden voor zowel het regime als het islamitisch fundamentalisme?

Er zijn geen voor de hand liggende antwoorden, alleen nog meer vragen. Zullen strijd van onderop en zelforganisatie mogelijk zijn in de gebieden waar het regime is verdreven? Zullen maatschappelijke organisaties (niet eng gedefinieerd als ngo’s maar in Gramsciaanse zin van volks massa-formaties buiten de staat) en alternatieve politieke structuren met een democratische en progressieve politiek in staat zijn om zich te vestigen, te organiseren en een politiek en sociaal alternatief te vormen voor HTS en SNA? Zal de opmars van HTS en SNA ruimte bieden om zich lokaal te organiseren?

Dat zijn de belangrijkste vragen, naar mijn mening, zonder duidelijke antwoorden. Als we kijken naar het beleid van HTS en SNA in het verleden, dan zien we dat ze de ontwikkeling van een democratische ruimte niet hebben aangemoedigd, integendeel. Ze zijn autoritair geweest. Aan dergelijke krachten moet geen vertrouwen worden geschonken. Alleen de zelforganisatie van volksklassen die strijden voor democratische en progressieve eisen zal die ruimte creëren en een weg openen naar werkelijke bevrijding. Dat zal afhangen van het overwinnen van veel obstakels, van oorlogsmoeheid tot onderdrukking, armoede en sociale ontwrichting.

Het belangrijkste obstakel waren, zijn en blijven de autoritaire actoren, eerst het regime, maar nu veel van de oppositiekrachten, vooral de HTS en SNA; hun heerschappij en de militaire botsingen tussen hen hebben de ruimte voor democratische en progressieve krachten om hun toekomst democratisch te bepalen, verstikt. Zelfs in de gebieden die bevrijd zijn van de controle van het regime moeten we nog volkscampagnes van democratisch en progressief verzet zien. En waar het SNA Koerdische gebieden heeft veroverd, heeft het de rechten van de Koerden geschonden, hen met geweld onderdrukt en grote aantallen van hen met geweld verdreven.

We moeten het harde feit onder ogen zien dat er een flagrante afwezigheid is van een onafhankelijk democratisch en progressief blok dat in staat is om zich te organiseren en zich duidelijk te verzetten tegen het Syrische regime en de islamitische fundamentalistische krachten. Het opbouwen van dat blok zal tijd kosten. Het zal de strijd tegen autocratie, uitbuiting en alle vormen van onderdrukking moeten combineren. Het zal eisen moeten stellen voor democratie, gelijkheid, Koerdische zelfbeschikking en vrouwenemancipatie om solidariteit op te bouwen onder de uitgebuitenen en onderdrukten van het land.

Om zulke eisen te kunnen stellen, zal dat progressieve blok volksorganisaties moeten opbouwen en heropbouwen, van vakbonden tot feministische organisaties, gemeenschapsorganisaties en nationale structuren om ze samen te brengen. Dat vereist samenwerking tussen democratische en progressieve actoren in de hele samenleving.

Dit gezegd hebbende, is er hoop. Hoewel de belangrijkste dynamiek aanvankelijk militair was en geleid werd door HTS en SNA, zagen we de afgelopen dagen groeiende volksdemonstraties en mensen die door het hele land de straat op gingen. Ze volgen geen bevelen op van HTS, SNA of andere gewapende oppositiegroepen. Er is nu ruimte voor Syriërs, met zijn tegenstrijdigheden en uitdagingen zoals hierboven vermeld, om te proberen het burgerlijke volksverzet van onderop en alternatieve machtsstructuren opnieuw op te bouwen.

Daarnaast zal een van de belangrijkste taken zijn om de centrale etnische scheiding van het land, die tussen Arabieren en Koerden, aan te pakken. Progressieve krachten moeten een duidelijke strijd voeren tegen het Arabische chauvinisme om die tweedeling te overwinnen en solidariteit tussen die bevolkingsgroepen te smeden. Dat is al een uitdaging vanaf het begin van de Syrische revolutie in 2011 en zal op een progressieve manier moeten worden aangepakt en opgelost om de bevolking van het land echt te bevrijden.

Er is een wanhopige behoefte om terug te keren naar de oorspronkelijke aspiraties van de Syrische revolutie voor democratie, sociale rechtvaardigheid en gelijkheid – en op een manier die de Koerdische zelfbeschikking respecteert. Hoewel de Koerdische PYD bekritiseerd kan worden voor zijn fouten en regeringsvorm, is het niet het belangrijkste obstakel voor dergelijke solidariteit tussen Koerden en Arabieren. Dat zijn de oorlogszuchtige en chauvinistische standpunten en het beleid van de Arabische oppositiekrachten in Syrië – te beginnen met de door Arabieren gedomineerde Syrische Nationale Coalitie, gevolgd door de Nationale Coalitie van Syrische Revolutionaire en Oppositionele Krachten, de belangrijkste oppositieorganen in ballingschap gesteund door het Westen en regionale landen, die de Syrische Revolutie in de beginjaren probeerden te leiden – en vandaag de dag die van de twee belangrijkste militaire machten, de HTS en het SNA.

In die context moeten progressieve krachten streven naar samenwerking tussen Syrische Arabieren en Koerden, inclusief de AANES. Het AANES-project en zijn politieke instellingen vertegenwoordigen grote delen van de Koerdische bevolking en hebben hen beschermd tegen verschillende lokale en externe bedreigingen.

Toch heeft het project ook gebreken en moet het niet kritiekloos worden gesteund. De PYD en AANES hebben geweld en repressie gebruikt tegen politieke activisten en groepen die haar macht betwisten. En ze hebben ook de mensenrechten van burgers geschonden. Toch heeft het project een aantal belangrijke successen geboekt, in het bijzonder de grotere participatie van vrouwen op alle niveaus van de samenleving, de codificatie van seculiere wetten en een grotere integratie van religieuze en etnische minderheden. Op sociaal-economisch gebied heeft het echter niet gebroken met het kapitalisme en heeft het project de grieven van de volksklasse niet adequaat aangepakt.

Welke kritiek progressieven ook mogen hebben op de PYD en de AANES, we moeten Arabische chauvinistische beschrijvingen van de PYD als ‘de duivel’ en een ‘separatistisch’ etno-nationalistisch project verwerpen en ons ertegen verzetten. Maar bij het verwerpen van dergelijke onverdraagzaamheid, moeten we de AANES niet kritiekloos romantiseren, zoals sommige westerse anarchisten en linksen hebben gedaan, door het verkeerd voor te stellen als een nieuwe vorm van democratische macht van onderop.

Er is al enige samenwerking tussen Syrisch-Arabische democraten en progressieven en AANES en instellingen die daarmee verbonden zijn, en die moet uitgebouwd en uitgebreid worden. Maar, zoals bij elke vorm van samenwerking, moet dat niet kritiekloos gebeuren.

Hoewel het belangrijk is om iedereen eraan te herinneren dat het regime van Bashar al-Assad en zijn bondgenoten de eerste verantwoordelijken zijn voor de massamoord op honderdduizenden burgers, de massale verwoestingen, de verarming en de huidige situatie in Syrië, gaat het doel van de Syrische revolutie verder dan wat HTS-leider al-Jolani zei in zijn interview met CNN. Het is niet alleen om dit regime omver te werpen, maar om een samenleving op te bouwen die gekenmerkt wordt door democratie, gelijkheid en volledige rechten voor onderdrukte groepen. Anders vervangen we alleen maar het ene kwaad door het andere.

Welke gevolgen zal de val van het regime hebben voor de regio en de imperiale machten? Welke positie moet internationaal links in deze situatie innemen?

Na de val van het regime verklaarde HTS-leider al-Jolani dat de Syrische staatsinstellingen onder toezicht zullen staan van de premier van het voormalige regime, Mohammed Jalali, totdat ze na verkiezingen worden overgedragen aan een nieuwe regering met volledige uitvoerende bevoegdheden. De Syrische minister van telecommunicatie Eyad al-Khatib stemde ermee in om samen te werken met de vertegenwoordigers van HTS om ervoor te zorgen dat telecom en internet blijven functioneren.

Dat zijn duidelijke aanwijzingen dat de HTS een gecontroleerde machtsoverdracht wil uitvoeren om buitenlandse angsten te sussen, contacten te leggen met regionale en internationale machten en erkenning te krijgen als een legitieme macht waarmee onderhandeld kan worden. Een obstakel voor een dergelijke normalisatie is het feit dat HTS nog steeds wordt beschouwd als een terroristische organisatie, terwijl Syrië onder sancties valt.

Toch valt er een periode van instabiliteit te verwachten in het land. In Damascus was op de dag na de val van het regime enige chaos op straat te zien, de centrale bank werd bijvoorbeeld geplunderd.

Het is moeilijk te zeggen welke impact de val van het regime zal hebben op de regionale en imperiale machten. Voor de VS en de westerse landen is het belangrijkste doel nu om de schade te beperken en te voorkomen dat de chaos zich uitbreidt naar de regio. Regionale staten zijn duidelijk niet tevreden met de huidige situatie, aangezien ze de afgelopen jaren een normalisatieproces met het regime waren begonnen. Wat Turkije betreft, dat land wil vooral zijn macht en invloed in Syrië consolideren en zich ontdoen van de door Koerden geleide AANES in het noordoosten. De topdiplomaat van Turkije zei zondag zelfs dat de Turkse staat in contact staat met de rebellen in Syrië om ervoor te zorgen dat Islamitische Staat en specifiek de ‘PKK‘ geen misbruik maken van de val van het regime in Damascus om hun invloed uit te breiden.

De verschillende machten hebben echter een gemeenschappelijk doel: het opleggen van een vorm van autoritaire stabiliteit in Syrië en de regio. Dat betekent natuurlijk geen eenheid tussen de regionale en imperiale machten. Ze hebben elk hun eigen, en vaak tegenstrijdige, belangen, maar ze willen geen destabilisatie van het Midden-Oosten en Noord-Afrika, vooral geen instabiliteit die de oliestroom naar het mondiale kapitalisme zou verstoren.

Internationaal links moet niet de kant kiezen van de overblijfselen van het regime of de lokale, regionale en internationale krachten van de contrarevolutie. In plaats daarvan zou het politieke kompas van revolutionairen het principe van solidariteit met de volks- en progressieve strijd van onderop moeten zijn. Dat betekent steun geven aan groepen en individuen die zich organiseren en strijden voor een progressief en inclusief Syrië en solidariteit opbouwen tussen hen en de volksklassen in de regio.

Te midden van een instabiele tijd in Syrië, het Midden-Oosten en Noord-Afrika moeten we de twee valkuilen van romantisering en defaitisme vermijden. In plaats daarvan moeten we een strategie volgen van kritische, progressieve, internationale solidariteit tussen de volkskrachten in de regio en over de hele wereld. Dat is de cruciale taak en verantwoordelijkheid van links, vooral in deze zeer complexe tijden.


Dit artikel stond op Tempest. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.