Door Simon Pirani. Gebaseerd op een toespraak tijdens het panel, “Welke vrede?”, op het evenement Solidariteit met Oekraïne in Brussel op 26-27 maart 2025.
“Welke vrede?” is een brede vraag. Om deze vraag enigszins te beperken, kunnen we beter vragen: over wat voor soort vrede wordt er besproken onder Oekraïners?
In een interview over de gesprekken tussen Trump en Poetin en de vooruitzichten op een akkoord, zei onze kameraad Denis Pilash, een lid van Sotsialnyi Rukh (Sociale Beweging), dat “Oekraïners twee dingen in gedachten hebben wanneer ze nadenken over een akkoord: het lot van de mensen in de bezette gebieden aan de ene kant en, aan de andere kant, hoe te voorkomen dat Rusland de oorlog opnieuw start.”
Deze punten zouden een kader kunnen vormen voor akkoorden, stelde hij. Hij wees op het standpunt van de Oekraïense regering, waarbij zij illegale annexaties niet zal erkennen, maar een staakt-het-vuren, gevolgd door onderhandelingen, zou accepteren.
Over veiligheidsgaranties stelde Denis dat het lidmaatschap van de NAVO niet alleen problematisch, maar ook onwaarschijnlijk is. Tegelijk “zijn er een soort veiligheidsgaranties nodig, waarbij belangrijke spelers betrokken worden, om ervoor te zorgen dat Rusland niet opnieuw binnenvalt.”
Dit roept weer vragen op over wie voor wie veiligheid kan garanderen en hoe.
Om die vragen te beantwoorden, moeten we naar bredere, contextuele kwesties kijken, denk ik. Hier volgen opmerkingen over vier daarvan.
-
Autoritarisme versus democratie
Voor veel Oekraïners heeft de oorlog de vraag opgedrongen: leven onder Poetins autoritaire bewind of in een democratie, zij het met ernstige tekortkomingen. Het antwoord was: hardnekkig verzet tegen de invasie door het maatschappelijk middenveld. Maar is het juist om dit verzet te zien als onderdeel van een bredere internationale strijd tussen autoritarisme en democratie? Ik denk dat dit een problematische voorstelling van de feiten is.
De West-Europese mogendheden, inclusief het Verenigd Koninkrijk, die nu hebben beloofd Oekraïne te steunen na de ommekeer in het Amerikaanse beleid, behoren tot de grootste vijanden van democratie en democratische rechten. Niet vanwege hun binnenlandse politieke systemen, waarin waardevolle democratische rechten en vrijheden, gewonnen in vroegere gevechten, nog steeds bestaan. Maar vanwege hun steun aan verachtelijke dictators, die internationaal de belangen van het kapitaal verdedigen.
Ze hadden immers gehoopt voor en na 2014 te kunnen blijven samenwerken met het regime van Poetin – ondanks Tsjetsjenië, ondanks Syrië – en hebben hun visie pas in 2022 herzien.
De duidelijkste herinnering aan de houding van deze machten tegenover democratie en mensenrechten is Gaza. Ze blijven Israël bewapenen en steunen, ondanks 15 maanden van meedogenloze oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid, dagelijks begaan in Gaza en nu ook op de Westelijke Jordaanoever, door een regering van extreemrechtsen en bijna-fascisten.
Buitenproportionele aanvallen op burgers; opzettelijke blokkades van voedsel en medische voorraden; bombardementen op civiele infrastructuur; expliciete oproepen van Israëlische ministers tot etnische zuivering – het zijn allemaal oorlogsmisdaden. Maar de westerse regeringen gaan door met het leveren van wapens aan Israël en het vervolgen van hun eigen burgers die protesteren.
Betekent dit dat we de steun moeten weigeren die de genocide-facilitator Keir Starmer of de bijna-fascist Georgia Meloni geven aan de Oekraïners, die zich verzetten tegen de Russische agressie? Nee. Maar we moeten wel onze ogen openen voor hun motivaties.
Hun beweringen dat ze het autoritarisme bestrijden zijn hypocriete leugens. Ook vooraanstaande Oekraïense politici zijn schuldig: ze hebben de oorlog aangegrepen om democratische en arbeidsrechten te ondermijnen.
Bovendien moeten we het idee van “veiligheid” van de Europese leiders ter discussie stellen. Ik denk dat ze veiligheid voor het kapitaal en zijn machtsstructuren bedoelen. Dezelfde “veiligheid” die hun moorddadige, racistische beleid tegen migranten ondersteunt. Voor ons gaat het om veiligheid voor mensen. Dit zijn verschillende, tegengestelde dingen. We moeten ons collectieve standpunt hierover bepalen.
De arbeidersbeweging en sociale bewegingen hebben een onafhankelijk programma nodig om zich te mobiliseren ter ondersteuning van Oekraïne.
Onze generatie is niet de eerste die te maken heeft gehad met de problemen van beperkte allianties met onze klassevijanden. Collectief moeten we kijken naar voorbeelden van verzet tegen nazi-bezettingsregimes tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Veel daarvan – in Griekenland, de Balkan, Frankrijk en elders – werden voornamelijk georganiseerd door de arbeidersbeweging, maar werkten naast, en in voortdurende spanning met, de burgerlijke staten-in-ballingschap, die werden gesteund door Groot-Brittannië en andere westerse mogendheden.
-
Herbewapening
Na de ommekeer in het beleid van de VS hebben de Europese mogendheden besloten tot herbewapeningsprogramma’s voor de lange termijn, dat wil zeggen aanzienlijke staatsinvesteringen in de wapenproductie.
We moeten geen cheerleaders voor deze programma’s worden. We hoeven ze niet goed te keuren om politieke steun te geven aan de levering van wapens en munitie aan Oekraïne door West-Europese landen. We kunnen niet-statelijke actoren in Oekraïne steunen – medische vrijwilligers, maatschappelijke groeperingen die het leger steunen, enzovoort – zonder de strategieën van de heersende klasse goed te keuren.
In een recent artikel over herbewapening stelde de socialistische journalist Owen Jones dat “defensie-uitgaven onder de loep moeten worden genomen”. Daar ben ik het mee eens.
Jones wees erop dat “een aanzienlijk deel” van het Britse defensiebudget opgaat aan Trident kernraketten, die niet relevant zijn voor de oorlog in Oekraïne; dat er miljarden zijn uitgegeven aan vliegdekschepen en Ajax-pantservoertuigen, waarvan militaire specialisten zeggen dat ze nutteloos zijn.
Bovendien heeft de Britse regering de herbewapening gekoppeld aan enorme bezuinigingen op andere overheidsuitgaven.
Dit is een typische neoliberale valse keuze: steun voor Oekraïne of voor openbare diensten. Deze keuze wordt gemaakt door de mainstream-politici en gesteund door het Poetineske extreemrechts.
We moeten dit aanvechten. Laten we steun winnen voor onze eisen om de schuld van Oekraïne kwijt te schelden. Eis de inbeslagname van bevroren Russische financiële tegoeden, die de Europese autoriteiten waarschijnlijk dit jaar zullen teruggeven. Eis een einde van de wapenleveranties aan Israël. Belast de rijken om publieke diensten te financieren.
-
De aard van de Russische dreiging
Om onze benadering van deze kwesties te ontwikkelen, moeten we ook de aard van de Russische dreiging karakteriseren. Voor onze vrienden in Oekraïne en de Baltische staten is deze dreiging onmiddellijk. We moeten hun advies inwinnen.
We moeten ook beoordelen in hoeverre Europa geconfronteerd wordt met een bredere dreiging van Russische militaire actie.
Er is een deel van de gevestigde opinie die het huidige moment vergelijkt met 1938 en waarschuwt dat toegeeflijkheid tegenover Poetin zal leiden tot een totale oorlog. Dit overlapt tot op zekere hoogte met het herbewapeningsbeleid.
Ik heb hier mijn twijfels over. Rusland heeft zijn troepen drie jaar lang in Oekraïne geconcentreerd en is er niet alleen niet in geslaagd om Kiev te veroveren, maar heeft slechts een vijfde van het Oekraïense grondgebied veroverd, tegen enorme kosten – waaronder het opgeven van zijn naaste bondgenoot in het Midden-Oosten, Bashar-al-Assad.
Kijk ook naar de groei van sociale bewegingen tegen enkele van de Poetineske regimes in Oost-Europa, in Slowakije, Servië en Hongarije.
We moeten ons niet alleen afvragen of het Kremlin, gedreven door ontspoord nationalisme, aanvallen op grotere schaal zou willen lanceren ten westen van Rusland, maar ook: in hoeverre is het in staat om dat te doen? Misschien is het waarschijnlijker dat het gebruik maakt van cyberoorlogsvoering, sabotage op laag niveau en natuurlijk steun aan extreemrechtse partijen in Europa.
Ik heb geen antwoorden op deze vragen. Maar als we ze niet bespreken, zullen we geen zinvolle strategieën samenstellen.
-
Wat kunnen de arbeidersbeweging en sociale bewegingen effectief doen?
Ik hoop dat deze conferentie niet alleen zal bespreken wat regeringen kunnen of willen doen – waarop onze invloed, de invloed van het maatschappelijk middenveld, altijd beperkt is – maar ook wat we onafhankelijk van regeringen kunnen doen.
Natuurlijk moeten we steun voor het Oekraïense verzet en voor een rechtvaardige vrede koppelen aan een bredere strijd voor sociale rechtvaardigheid, tegen anti-migrantenbeleid en voor effectieve actie tegen klimaatverandering. Iedereen hier aanwezig kent deze argumenten.
Verder wil ik slechts één punt maken. Laten we de demonstraties tegen steun aan Oekraïne – in het Verenigd Koninkrijk bijgewoond door een of tweehonderd kampisten, stalinisten en gekken – vergelijken met de demonstraties tegen de Israëlische genocide, die in het Verenigd Koninkrijk regelmatig worden bijgewoond door honderdduizenden mensen.
Als we naar die demonstraties gaan met een spandoek met de tekst “Van Oekraïne tot Palestina, bezetting is een misdaad”, is er enorme sympathie in de menigte.
Deze mensenmassa’s bestaan grotendeels uit jonge mensen, die geloven in een betere toekomst – vrij van oorlog, onderdrukking en de dreiging van een klimaatramp.
Het is van cruciaal belang om het met hen eens te worden, als we de steun in West-Europa voor het Oekraïense verzet en voor een rechtvaardige vrede willen versterken.
Mijn dank aan het Europees Netwerk voor Solidariteit met Oekraïne voor de uitnodiging om op woensdag 26 maart in het panel te spreken.
Simon Pirani is onderzoeker, schrijver, docent en auteur van ‘Burning Up: A Global History of Fossil Fuel Consumption’. Zijn belangrijkste onderzoeksgebied is de overgang, weg van fossiele brandstoffen, met een focus op hoe technologische, sociale en economische systemen veranderen. Hij schrijft een blog op https://peopleandnature.wordpress.com/.
Zijn eerdere werk als historicus en energieonderzoeker was gericht op Rusland, Oekraïne en andere voormalige Sovjetlanden. Zijn boek ‘De Russische revolutie in retraite 1920-24: Soviet workers and the new communist elite’ was een studie naar de politieke geschiedenis van de arbeidersklasse. Enkele relevante documenten heeft hij ook gepubliceerd in ‘Communist Dissidents in Early Soviet Russia’. Een ander boek, ‘Change in Putin’s Russia: Power, Money and People’ is gebaseerd op zijn werk als journalist.
Hij is ere- hoogleraar aan de School of Modern Languages & Cultures van de Universiteit van Durham. Van 2007 tot 2021 was hij Senior Research Fellow aan het Oxford Institute for Energy Studies, waar hij werkte aan het Natural Gas Research Programme.