Anton de Kom is in 2020 eindelijk opgenomen in de Canon van Nederland. Hij wordt daarin gepresenteerd als een Surinaamse antikoloniale schrijver, activist en verzetsheld. De letterlijke rode draad in zijn leven was echter zijn actieve rol in de revolutionair-socialistische beweging van zijn tijd en in de debatten over anti-imperialisme. Dit lag ten grondslag aan zijn belangrijkste boek Wij slaven van Suriname. In de herinnering wordt dit aspect helaas vaak achterwege gelaten.
Anton de Kom (pseudoniem ‘Adek’) werd in 1898 geboren in Paramaribo, de hoofdstad van Suriname. Anton haalde zijn boekhouddiploma, maar liep tegen de muren van racisme op toen hij carrière wilde maken in Suriname. Hij vertrok vervolgens naar Nederland om verder te komen. In 1921 kwam hij hier aan en vond een baan bij een handelaar in koffie en thee.
In Nederland was maar weinig bekend over Suriname en het ongenoegen hierover vormde een belangrijke drijfveer voor De Kom. Hij verdiepte zich in de geschiedenis van slavernij, dook in de archieven en knoopte politieke contacten aan met communisten en Indonesische studenten die streden voor onafhankelijkheid. De Communistische Partij Holland (CPH) kwam al vroeg op voor een onafhankelijk Indonesië. De Kom stond in contact met de Communistische Internationale (Komintern) die in de jaren twintig de strijd tegen het imperialisme verbond met de strijd voor nationale zelfbeschikking van onderdrukte volkeren en voor het socialisme.
Geïnspireerd door de Russische Revolutie en de debatten over het verspreiden en verder doorvoeren van de internationale revolutie wees De Kom op het belang van arbeidersmacht. Hij bepleitte niet alleen een onafhankelijk Suriname, maar kwam ook op voor arbeiderszelfbestuur. Zijn actieve rol in de (internationale) anti-imperialistische debatten en zijn contacten met de communistische partij resulteerden erin, dat de eis ‘Suriname onafhankelijk’ werd overgenomen door de CPH.
Jonge arbeidersbeweging
Omdat zijn moeder eind 1932 op sterven lag, besloot Anton de Kom met zijn witte Hollandse vrouw Nel Borsboom en hun vier kinderen terug te keren naar Suriname. Helaas kwam hij net te laat aan.
De politieke situatie was inmiddels explosief. De economische crisis rond 1929-1933 had net als in Nederland ook in Suriname grote gevolgen. Het koloniale bestuur nam de beslissingen over waar en hoeveel er moest worden geproduceerd en wat er met de opbrengsten van de arbeid gedaan moest worden.
Anton de Kom propageerde een scherp actieprogramma dat een socialistische zelfbeschikking van Suriname beoogde. De beslissingsmacht over het resultaat van de plantages, de exploitatie van goud en balata (soort rubber) en andere sectoren moest uit handen van de heersende klasse worden genomen en in handen komen van de onderdrukte klassen. Het programma bood een politiek perspectief, juist op het moment dat de markteconomie de zoveelste crisis had voortgebracht.
De arbeiders en kleine boeren werden geacht op te draaien voor de crisis van het kapitalisme. De winsten van de particuliere ondernemingen dienden beschermd te worden en zelfs vergroot. In 1930 ontsloegen de plantagehouders 20 procent van hun personeel en het jaar daarop werd de immigratie van Javaanse contractarbeiders stopgezet. De bazen van de grote buitenlandse balata- en bauxietbedrijven zetten hun ondernemingen stil en ontsloegen duizenden arbeiders. Salarissen van ambtenaren werden gekort, de daglonen van de Javanen werden verlaagd en de belastingen op auto’s, rijwielen en karren verhoogd.
Deze laatste twee waren de vervoersmiddelen van de armen, maar de kleinburgerij was eveneens ontevreden over deze belastingverhogingen. Op het platteland was het niet veel beter. De kleine landbouw, waar veel voormalig tot slaaf gemaakten werkten, raakte steeds meer geïntegreerd in de markteconomie, met grote schulden voor kleine boeren tot gevolg, omdat de boerengezinnen door de crisis hun producten nauwelijks meer op de markt konden afzetten. De problemen stapelden zich verder op doordat boeren hun vee moesten verkopen voor iets essentieels als medische zorg. In de verkrotte achterbuurten in de stad heersten veel ziektes.
De Koms terugkeer viel verder samen met een gespannen situatie rond de jonge arbeidersorganisaties. In de eerste helft van de 20ste eeuw ontstonden in Suriname de eerste vormen van arbeidersorganisatie. Suriname kende nog nauwelijks industrie. In 1919 vond de oprichting plaats van de typografenbond en de Surinaamse Sjouwersbond, de latere Haven- en transportarbeidersbond. In de jaren twintig raakte de zelforganisatie van arbeiders in vakbonden in een stroomversnelling. Talloze bonden en bondjes zagen het daglicht, maar er was nog geen duidelijke organisatiestructuur. Vaak ging het om een soort personeelsvereniging die de arbeiders op een bedrijf of binnen een bedrijfstak met elkaar in contact bracht.
De loonarbeiders zaten voornamelijk in de groot landbouw en de grondstoffenexploitatie. De organisatie van het proletariaat beperkte zich bovenal tot Paramaribo, waar het ambacht zich ontwikkelde en resulteerde in de voorzichtige organisatie van timmerlieden, winkelbedienden en bakkersknechten. Maar ook in andere sectoren ontstonden organisaties. De Javanen en Hindoestanen zetten sociaal-culturele verenigingen op. Deze organisaties hielden zich veelal met praktische problemen bezig en waren nog niet in staat om de echte noden van de massa’s te adresseren. Er waren nog geen strijdbare politieke partijen, vakbonden en andere organisaties die het vertrouwen hadden van de massa’s. Er was kortom geen leiding die richting kon geven aan de strijd tegen kolonialisme en kapitalisme.
De komst van De Kom op 4 januari 1933 in Suriname werkte als een katalysator in de verscherping van deze klassenstrijd. De in 1931 opgerichte en politiek geëngageerde Surinaamse Algemene Werkers Organisatie (SAWO) was vlak voor de komst van De Kom ontbonden door het koloniale bestuur, omdat deze organisatie een te groot gevaar vormde voor de gevestigde orde. De gouverneur schreef over de SAWO: ‘tegen de maand mei 1932 begon deze vereeniging een opvallende activiteit aan den dag te leggen. Deze werd ingezet door een algemeen arbeiderscongres op 1 mei bijgewoond door ongeveer 475 mensen. Daarna hield zij nagenoeg wekelijks een of meer vergaderingen, die steeds drukker bezocht werden, soms door 900 personen en waaronder vele vrouwen’.
Maar waar de gematigde, op de sociaaldemocratie georiënteerde leiders van de arbeidersorganisatie nog niet duidelijk hadden gekozen voor een expliciete antikoloniale lijn, deed Anton de Kom dat wel. De Kom werd net als de SAWO tegengewerkt, waardoor hij geen zalen kon vinden om te spreken. Hij besloot vervolgens een adviesbureau op te richten in zijn ouderlijk huis. Dit huis oefende al snel een grote aantrekkingskracht uit. De Kom schreef in zijn boek Wij slaven van Suriname hierover: ‘Indianen, bosnegers, creolen, Brits-Indiërs, Javanen, er waren dagen, terwijl de motorbrigades der politie buiten op straat circuleerden, dat meer dan vijftienhonderd aan mijn tafel verschenen, waarvan sommigen zeven tot acht dagen gereisd hadden om mij te spreken.’
Suriname los van Nederland
Voordat De Kom terugkeerde naar Suriname zocht hij contact met SAWO-leiders en verdiepte hij zich in het programma van de SAWO. Hij voegde daar de eis van nationaal zelfbeschikkingsrecht aan toe.
De Kom bood de mensen die hem thuis opzochten een luisterend oor. Mede door zijn onderzoek in de jaren twintig naar de onderdrukking en slavernij in Suriname en vooral het verzet daartegen, kon hij dit als geen ander verbinden aan een politiek programma. Dit programma vormde het resultaat van zijn contacten met communisten in Nederland en werd door de communistische parlementariër David Wijnkoop voorgelezen in de Tweede Kamer en afgedrukt in de partijkrant De Tribune. Maar belangrijker, dit programma werd onder de mensen in Suriname verspreid die De Kom aan zijn bureau kreeg. De CPH eiste onder andere:
‘Nationale bevrijding. Volledige zelfbeschikking. Staatkundige onafhankelijkheid. Suriname, Curaçao los van Holland nu!
Verjaging van alle Hollandse en vreemde troepen. Vernietiging van alle voorrechten der buitenlandse in de eerste plaats Hollandse imperialisten. Nationalisatie van de buitenlandse concessies, ondernemingen en plantages.
Bevordering van vakorganisatie. Achturendag. Verbod op kinderarbeid. Belangrijke loonsverhoging. Opheffing van alle contract- en dwangarbeid. Productief werk of vol loon aan de werklozen. Bouw van behoorlijke arbeiderswoningen. Verbetering van hygiënische toestanden en geneeskundige verzorging.
Bevordering van de economische, politieke en culturele verheffing van de onderdrukte klassen en rassen. Gelijke rechten voor de vrouw. Een eenheidsorganisatie van Indiaanse, Djoeka, Creoolsche, Brits-Indische, Javaanse, Surinaamse, Chineesche en Portugeesche arbeiders en kleine boeren. Samenwerking met de Hollandse, Indonesische, Sovjet en internationale arbeiders en boeren.’
De Kom zocht naar manieren om samenwerking tussen verschillende groepen arbeiders te bevorderen. In Wij slaven van Suriname schreef hij: ‘Een groot plan van nationale reconstructie is nodig, een plan met collectieve grootbedrijven met moderne outillage in handen van de arbeiders van Suriname’. En ‘het bestuur weet dat stijgende ellende stijgend verzet ten gevolge kan hebben. Het is van plan iedere organisatie der Surinamers te beletten zoals de SAWO in 1932 ontbonden werd (…)’.
De heersende klasse in Suriname had angst voor de groeiende invloed van De Kom. De Centrale Inlichtingendienst (CID) meldde al in 1932 aan het Ministerie van Koloniën: ‘Zijn [De Koms] redevoeringen zijn steeds zeer fel gericht tegen het kapitalisme en het imperialisme en tegen de bestaande orde. Hij is thans bestuurslid van de Sectie Holland van de Liga tegen Imperialisme en het is zeer zeker te verwachten, dat hij te Paramaribo actie zal voeren tegen het gezag en vóór het communisme.’
Vier weken na zijn aankomst ging de staat over tot handelen. De Kom werd opgepakt en in Fort Zeelandia in Paramaribo vastgezet. Gedurende enkele dagen gingen duizenden Surinamers de straat op en trokken richting overheidsgebouwen om De Kom vrij te krijgen. Daarbij trotseerden zij samenscholingsverboden en andere vormen van intimidatie. Tijdens deze grootschalige protesten zetten de autoriteiten geweld in om de beweging rond De Kom kapot te maken, met als gevolg twee doden en 22 gewonden. Vervolgens werd de arrestant op de boot naar Nederland gezet.
In Nederland wachtte een menigte van 2000 mensen De Kom op aan de Sumatrakade te Amsterdam. In een stoet liepen zij met hem naar de Parkschouwburg, onderwijl de Internationale zingend. De Kom klom op het dak van de auto waar hij in vervoerd werd en riep: ‘Ik wil met jullie strijden tegen het imperialisme dat de vijand is van blanke en bruine arbeiders. Ik roep jullie sympathie en jullie daadwerkelijke solidariteit in voor het ongelukkige Surinaamse proletariaat.’
Ondanks deze hartverwarmende solidariteit was het ook een moeilijke tijd voor De Kom. Door zijn bekendheid als communist kwam hij niet meer aan het werk in Nederland. Toch bleef hij actief en slaagde erin om in 1934 Wij slaven van Suriname gepubliceerd te krijgen, het eerste geschiedenisboek over Suriname door een Surinamer geschreven. Vier jaar voor de publicatie van The Black Jacobins van C.L.R. James en net zoals dat boek een mijlpaal van zelfemancipatie van slaafgemaakten.
Overigens schreef de natuurminnende De Kom meer, zoals gedichten en de kinderverhalenbundel Anangsieh tories. In dit onlangs bij Atlas Contact verschenen boek geeft hij een eigen draai aan de sprookjesachtige verhalen over de slimme, gewiekste spin uit volksverhalen uit West-Afrika en de Caraïben.
De Kom stond ook in verbinding met Otto Huiswoud. De uit Suriname afkomstige Huiswoud bekleedde een belangrijke positie in de Amerikaanse communistische partij. Hij bezocht de bijeenkomsten van de Komintern in Moskou en ging er later ook voor werken. In Europa zette hij met geld van dit internationale samenwerkingsverband het tijdschrift The Negro Worker op. Dit blad werd via de International Trade Union Committee of Negro Workers verspreid in havensteden als Antwerpen en Amsterdam en via sympathisanten onder zeelieden naar Afrika, de VS en de Caraïben gebracht. In West-Indië werd het onder meer gedistribueerd onder goudzoekers. De Kom schreef het artikel ‘Starvation, misery and terror in Dutch Guyana’ (Suriname) voor The Negro Worker.
Strijd tegen het fascisme
Na de Duitse inval in mei 1940 raakte De Kom al snel betrokken bij het communistisch verzet in Den Haag en schreef verschillende artikelen voor de illegale links-socialistische krant De Vonk. De Vonk werd gepubliceerd door een groep die al begin 1941 verzet tegen fascisme organiseerde. Veel communisten van de CPN zaten toen nog niet in het verzet en verkeerden in verwarring, onder andere vanwege het niet-aanvalsverdrag dat Stalin sloot met Duitsland.
Kort na de Duitse aanval op de Sovjet-Unie (26 juni 1941) schreef De Kom: ‘Het is een teken des tijds dat de gehele bevolking plat ligt voor de Russische verdediging. Niet wij. Wij verwonderen ons over de Russische luchtmacht, die geen enkele Duitse stad kon bombarderen, over de zwakte van de vloot, die de Oostzee niet kon beheersen. (…) Neen, wij bewonderen allerminst de Russische legerleiding of de eenmanspolitiek van Stalin, die deze ontzaglijke ramp over Rusland gebracht heeft (…) Maar wat wij wel bewonderen is de taaie weerstand van de Russische soldaten, die vol blijven houden ondanks deze slechte leiding. Zij bewijst dat de Russische arbeider beseft, dat zelfs de schamele resten van de Russische revolutie nog het verdedigen waard zijn tegenover het gruwelijke gevaar ener fascistische overwinning.’
Anton de Kom hield hiermee de oorspronkelijke bevrijdende idealen van de Russische revolutie en die van het socialisme van onderop hoog ten opzichte van de lafhartige houding van de stalinistische leiding, die vanwege eigenbelang deze idealen inmiddels al lang had opgegeven.
Maar Anton de Kom bekritiseerde in december 1943 ook de macht die het Westen zou domineren, namelijk het imperialisme van de VS, waarbij hij tevens de aanval inzette op de fascistische NSB-leider Mussert: ‘De heer Mussert is hysterisch geworden over de bezetting van Suriname door de Amerikaanse troepen. Zonderlinge verontwaardiging voorwaar, voor wie niet slechts de koloniën maar het moederland zelve opofferde aan den vijand! Onze houding in deze is zeer eenvoudig. Ook wij geloven niet dat de Amerikanen deze waardevolle koloniën weer vrij zullen geven. Verontwaardigd hierover zijn wij niet. Suriname kwam door roof in onze handen, de geschiedenis van ons bewind was een lange geschiedenis van slavernij, onderdrukking en uitbuiting en verwaarlozing, door roof gaat verloren wat door roof werd gewonnen.’
Anton de Kom werd opgepakt door zijn rol in het verzet tegen de nazi’s en belandde uiteindelijk in het concentratiekamp Sandbostel, waar pas in 1960 zijn lichaam in een massagraf werd geïdentificeerd.
Onze canon
Ofschoon hij geen formeel partijlid was, ontwikkelde het antikoloniale denken en schrijven van De Kom zich onlosmakelijk in interactie met de communistische beweging. In Nederland heeft hij Suriname op de politieke agenda gezet van de communistische beweging en in Suriname het communisme op de agenda van de onderdrukten. Juist door zijn contacten met communisten, socialisten en nationalisten, onder andere uit Indonesië, legde De Kom het verband tussen racisme en kapitalisme en de daaruit volgende onderdrukking.
Als strategie voor de strijd tegen uitbuiting bepleitte hij de proletarische eenheid tussen zwart en wit over landsgrenzen heen, waarbij het recht op nationale zelfbeschikking onvoorwaardelijk onderdeel vormde van deze strijd. Hiervoor zette hij zich in met gevaar voor eigen leven. De Kom past in onze Canon van zwarte intellectuelen en vrijheidsstrijders als Marcus Garvey, Martin Luther King, Malcolm X, C.L.R. James, Thomas Sankara, Angela Davis en Frantz Fanon.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu.
Trackbacks/Pingbacks