Men kan en moet veel begrip hebben voor de moeilijkheden waar overheden zich mee geconfronteerd vinden sinds het uitbreken van de coronapandemie. Maar een aantal vaststellingen wijzen naar een bekende karaktertrek van deze overheden, zowat overal ter wereld: hun groot vertrouwen in bedrijfsleidingen, hun wantrouwen in vakbonden, burgerinitiatieven en alles wat niet door autoriteiten, centrumpartijen en door hen gecontroleerde structuren in de pas gehouden wordt.
Het is bijvoorbeeld duidelijk dat de naleving van coronamaatregelen in de bedrijven alleen efficiënt kan gebeuren door er de vakbonden nauw in te betrekken. Dat gebeurt niet, en de gevolgen kan men aflezen in een grafiek die door de Belgische socialistische vakbond ABVV gepubliceerd werd:
De bedrijven zijn bij lange de belangrijkste broedplaatsen van coronaclusters, maar in tegenstelling tot parken en pleinen komt er geen politie aan te pas die fikse boetes uitschrijft. De inspecties van overhand zijn ondermaats en schrikken bedrijfsleiders niet af; men weet nochtans al van de eerste coronagolf dat de grote meerderheid van de bedrijven zich niet schikt naar de wet.
In mijn eigen omgeving zie ik dat bedrijven met de losse hand attesten geven aan werknemers om uitzondering te verlenen op thuiswerken, terwijl dit helemaal niet verantwoord is. Men stelde trouwens vast dat er tijdens de tweede lockdown veel minder telewerk gebeurt dan tijdens de eerste; het aantal ‘essentiële’ werknemers zal wel niet zo spectaculair gestegen zijn.
“Het objectief is niet om boetes te noteren, maar wel om ervoor te zorgen dat de maatregelen worden gevolgd”, zei de Belgische minister van Arbeid Dermagne nog in november 2020. Hij wees op het onmogelijke om met 1000 inspecteurs 400.000 bedrijven te controleren, maar de minister, nochtans van de Parti Socialiste, vergat dat er in veel van die bedrijven vakbonden aanwezig zijn die er alle belang bij hebben dat werknemers beschermd worden.
Herman Michiel is actief in Ander Europa. Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Ander Europa.