’t Is iets wat ik te weinig besef en gij waarschijnlijk ook: een van de restanten van het Europese kolonialisme ligt binnenin Europa, niet zo heel ver hier vandaan: Noord-Ierland. Door dat kolonialisme is daar een verziekte samenleving ontstaan; miserie van het soort waarvan een mens hoofdschuddend zegt: ge zult daar maar geboren worden. Zoals filmregisseur Kenneth Branagh bijvoorbeeld. Dat die mens uiteindelijk een geslaagde filmmaker is kunnen worden, dankt hij aan zijn ouders die Tigers Bay in Noord-Belfast ontvlucht zijn, elders op zoek naar een betere toekomst.
Branaghs film Belfast gaat over zijn kindertijd in die wijk. Ge moet op ’t internet eens kijken naar foto’s van de scheidingslijn: elke centimeter is er bedekt met muurschilderingen van de loyalistische bendes, een ware plaag in de protestantse arbeiderswijken van Noord-Ierland. Sommigen ervaren de film als al te tegemoetkomend aan de Amerikaanse smaak. Hij toont ons bijvoorbeeld niets over de burgerrechtenbeweging. De criticus van The Times zegt dat er een heel andere film gemaakt had kunnen worden, vertrekkend van een katholiek gezin. Da’s uiteraard juist, toch deel ik die kritieken niet.
Kenneth Branagh neemt ons mee naar een protestants arbeidersgezin, 1969, aanvang van The Troubles.
We zien hoe een meute het op katholieke eigendommen gemunt heeft. Het is geen politieke film, ’t is een autobiografisch document: Branagh toont ons hoe hij als negenjarig jongetje die gebeurtenissen ervaart, hij spreekt als een kind, denkt als een kind, handelt als een kind. Hij verbeeldt zich zijn vader als Gary Cooper, figuur die hij uit Amerikaanse films kent, man die het als individualist onbevreesd tegen onrecht opneemt. Onschuldig is dat Cooperpersonage niet, The Face Of A Hero op YouTube toont dat die man een creatuur van de Amerikaanse propaganda is, en, zegt men daar, de acteur ‘understood that, and he accepted his responsibility.’ Uiteraard doorprikt dat negenjarig jongetje die propaganda niet, net zomin als wij dat in onze kindertijd deden.
Toch geeft Branagh mij, onbedoeld, zoals dat veelal gaat, een belangrijk politiek inzicht mee. Het verhaal doorbreekt het clichébeeld van tegenover elkaar staande Ierse stammen. Vader Branagh gaat in Engeland werken, komt maar om de veertien dagen thuis. Hoe komt dat? Waarom vindt hij in of rond Belfast geen werk? Op de scheepswerven bijvoorbeeld? Vader weigert de loyalisten financieel te steunen, iets wat ze hem dreigen aan te rekenen. Hij plaatst zich zodoende in de traditie van de ‘Rotten Prods’, klassenbewuste arbeiders die tegen het loyalistisch sektarisme opstaan. Toont de film ons niet dat intimidatie van arbeiders in Belfast niet beperkt blijft tot katholieken? Protestantse arbeiders die weigeren de ‘loyaliteit’ te ondertekenen, worden ook doelwit. Die ‘rotte protestanten’ worden geïntimideerd, moeten elders werk zoeken, blijven daardoor weken van huis weg, hun leven wordt bedreigd. Dat te tonen maakt van Belfast een interessante, bezienswaardige film.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op De Laatste Vuurtorenwachter.