Ludo De Witte verdiept zich in de klimaatkwestie
Ludo De Witte is niet aan zijn proefstuk toe als politiek activist en auteur. In 1999 brengt hij het land – en meer bepaald de economische en politieke elites – in beroering met zijn studie over de moord op Patrice Lumumba en de Belgische verantwoordelijkheden in deze zaak. Er werd uiteindelijk een parlementaire onderzoekscommissie ingesteld.
In de periode van de Arabisch-Europese Liga en de rellen van Borgerhout in 2002, neemt De Witte het op voor Dyab Abou Jahjah en de strijd tegen racisme en islamofobie. In 2004 publiceerde hij bij Van Halewyck over dit thema Wie is bang voor moslims? Aantekeningen over Abou Jahjah, etnocentrisme en islamofobie, een boek dat razend actueel blijft.
Na Huurlingen, geheim agenten en diplomaten (2014), een nieuw boek over de Congocrisis van 1960-65, waarbij het Belgische imperialisme militair ingreep om de Congolese bevrijdingsstrijd in de kiem te smoren, legde De Witte zich toe op een nieuw thema: de klimaatverandering.
De Witte mag dan wel geen klimaatwetenschapper zijn zoals Daniel Tanuro (L’impossible capitalisme vert, La Découverte, 2010) of een doorgewinterde klimaatactivist zoals Anneleen Kenis en Matthias Lievens (De mythe van de groene economie, Epo/Jan van Arkel, 2012), als uitstekende auteur, onstuitbare activist en gevormde marxist, werkte hij zich in in het onderwerp door een indrukwekkende literatuurstudie en bracht in zijn eerste samenwerking met Epo niets minder dan een derde pleidooi voor ecosocialisme – na die van Tanuro en Kenis en Lievens – op de Belgische boekenmarkt.
Terug naar Marx en Engels
Het boek begint met het vaststellen van de ernst van de klimaatcrisis en bespreekt vervolgens de onmogelijkheid van het kapitalisme om zichzelf te vergroenen. Bedrijven moeten namelijk winsten maximaliseren en als ze dat niet doen, worden ze door concurrenten uit de markt geprezen. Deze belangrijke elementaire bevindingen over de huidige ecologische en economische situatie zijn allemaal goed gedocumenteerd en duidelijk en leesbaar gebracht.
Zo ontdekken we hoe Europese landen erin slagen om uitstootdoelstellingen te behalen: vervuilende industrieën delokaliseren naar Azië en de milieuvervuiling die vervolgens wordt veroorzaakt bij de productie en de import van consumptieproducten naar Europa, wordt op de koolstofrekening van de exporterende Aziatische landen geschreven. Eigenlijk neemt de ecologische voetafdruk van de Europeanen dus niet af, maar toe.
Vervolgens stelt De Witte al een eerste keer het ecosocialisme voor, nadat hij het ook had over het gebrek aan perspectief van individueel ‘consuminderen’. Het gaat hier in essentie om de antikapitalistische omschakeling naar een democratisch geplande economie. Karl Marx en Friedrich Engels, de grondleggers van het wetenschappelijk socialisme, legden volgens De Witte reeds de basis voor een ecologisch socialisme.
Het boek begint niet toevallig met een citaat van Marx: “Zelfs een hele samenleving, een natie, of alle bestaande maatschappijen samen bezitten de aarde niet. Ze zijn niet meer dan haar vruchtgebruikers, haar begunstigden, en het is hun taak haar in een verbeterde staat aan volgende generaties door te geven, als boni patres familias.” Het socialisme zou volgens Marx de “geassocieerde producenten” de mogelijkheid bieden “om het menselijke metabolisme met de natuur op een rationele manier te beheren”.
Het is tevens interessant om de talrijke ‘posts’ en commentaren over het klimaatthema op het Facebookprofiel van de auteur te volgen, als een soort ‘features’ bij het boek. Op 4 november ‘deelde’ hij het nieuwe boek van Kohei Sato Karl Marx’s ecosocialism. Capital, nature, and the unfinished critique of political economy (Monthly Review Press, 2017). Het betreft een analyse van het werk van Marx die onder meer steunt op de Notebooks die Marx de laatste 15 jaar van zijn leven schreef ter voorbereiding van zijn magnum opus Das Kapital (Marx stierf voor het afwerken van Het Kapitaal en Engels publiceerde na Marx’ dood de twee onafgewerkte delen).
De Notebooks zijn voor de helft gevuld met de vrucht van Marx’ bevindingen op het vlak van de natuurwetenschappen en leggen de werkmethode en voortgang van zijn analyses bloot. De Witte besluit dat Saito ons instrumenten aanreikt om een beter inzicht in Marx’ politieke ecologie te verwerven, “zodat we de theoretische basis van het ecosocialisme kunnen uitdiepen”.
Een boek met lef
Als de laatste boom geveld is, is er niet om vrienden te maken. In een stevig hoofdstuk over “het falen van links” bekritiseert De Witte de aanpak van de sociaaldemocratie en meer nog van de groene beweging.
Het transitiedenken van Dirk Holemans, die “mag worden aanzien als de ideoloog van Groen”, wordt hierbij uitgebreid besproken en op de korrel genomen. Ook Michel Bauwens, Meyrem Almaci, Dirk Barrez, Peter Tom Jones en Vicky De Meyere, of internationaal Tim Jackson en John Restakis, moeten eraan geloven want “alle transitiedenkers zijn in hetzelfde bedje ziek”, “allergisch voor een structurele aanpak”.
Zo zijn coöperaties voor De Witte positief omdat ze mensen samenbrengen, maar wat is het “subversieve potentieel” van Gentse burgerinitiatieven wanneer ondertussen ArcelorMittal aan de rand van de stand vrij spel krijgt om de lucht te vervuilen?
De Gentse klimaatschepen van Groen werkt dan wel aan een fietsvriendelijkere binnenstad, maar tegelijkertijd gaf de Gentse coalitie de staalreus ArcelorMittal een blanco vergunning om tot in 2036 twintig keer meer uit te stoten dan alle Gentenaren samen, investeert ze in een nieuwe klimaatonvriendelijke petrochemische zone, betreurt ze het annuleren van het project van een monsterbiomassacentrale en zet ze via het Havenbedrijf in op bulktransporten van soja en energiegewassen.
Een probleem is ook de samenwerking van de groene beweging met bedrijven. Ook hier worden namen van Vlaamse “greenwashers” van grootbedrijven genoemd. Zo heeft Natuurpunt partnerschappen met vervuilende bedrijven zoals Lampiris/Total, Ikea en BNP Paribas, een grootbank die onder meer investeert in de energiebedrijven Shell, Gazprom, Vattenfall en RWE.
De politieke partij Groen levert dan weer de ideologische basis voor het groene kapitalisme in Vlaanderen. Terwijl ze op haar ‘Sociaaleconomisch congres’ van 1985 nog opkwam voor de nationalisatie van de energiesector, profileert de partij van vandaag Almaci en Calvo zich als een bondgenoot van het bedrijfsleven, die met deregulering wil tegemoetkomen aan de structurele winstdrang van het kapitalisme.
Fan van Naomi Klein
Karl Marx moet de prijs voor de meeste vernoemingen in Als de laatste boom geveld is delen met… de Canadese activiste Naomi Klein, die eveneens geciteerd wordt bij aanvang. Vooral haar voorlaatste boek This changes everything. Capitalism vs. the climate (Simon & Schuster, 2014) valt in de smaak bij De Witte.
Terwijl De Witte zich vanuit zijn ideologische bagage als marxist inwerkte in het klimaatthema, komt Naomi Klein vanuit haar concrete ervaringen in de klimaatbeweging tot ecosocialistische conclusies. “Nationale planning en een nationaal beleid moeten een duidelijke, essentiële rol krijgen”, aldus Klein.
Behalve bewondering voor Klein, durft De Witte echter ook in dialoog te gaan en kritieken te formuleren. Hij is het bijvoorbeeld niet eens met Kleins positieve evaluatie van Angela Merkels Energiewende en van de klimaatpolitiek van de Scandinavische sociaaldemocratie.
Meestal vinden de beide auteurs elkaar wel, ook in hun vernietigende kritiek op de “naïeve” transitiedenkers. In dezelfde stijl als De Witte, schrijft Klein in een artikel: “Mensen die zich milieubeschermer noemen, maar nog steeds niet hebben begrepen dat het geen zin heeft om de industrie te verleiden tot “beter gedrag” zijn misschien wel net zo in de war als mensen die klimaatverandering ontkennen”.
De Witte identificeert deze verwarde denkers in Vlaanderen als Peter Tom Jones en Vicky De Meyere die in hun boek Terra Reversa. De transitie naar rechtvaardige duurzaamheid (Epo, 2009) onder meer een morele oproep doen aan producenten om hun aanbod te vergroenen en SUV’s uit hun gamma te verwijderen.
Ecosocialisme
Het is uiteraard uitkijken naar het laatste hoofdstuk over “ecosocialisme”. Want wat gedaan wanneer het kapitalisme de planeet om zeep helpt, zelf geen uitweg weet te bieden en de sociaaldemocratie en groenen in de marge werken en het systeem ongeroerd laten?
De Witte stelt dat een structurele aanpak nodig is: een horizontale aanpak van commons van lokale groepen en overheden is belangrijk, maar enkel nuttig wanneer een democratisch aangestuurde planeconomie een ‘groenrode’ transitie vorm kan geven. Slechts op die manier kan op nationaal en globaal niveau een noodzakelijke degrowth van koolstofuitstotende sectoren van de economie gerealiseerd worden.
De krijtlijnen van een ecosocialistisch alternatief zijn dus duidelijk, maar tegelijkertijd gaat het om een enorme systemische uitdaging om te realiseren. In dit slothoofdstuk bespreekt De Witte onder meer de ecosocialistische ervaringen van de voorbije decennia op verschillende continenten, de noodzaak van een totaalaanpak die ecologische en sociale vraagstukken samenbrengt, de belangrijke mate waarin een degrowth van de economie nodig is en die een impact zal hebben op onze levensstijl, de inhoud van een ecosocialistisch programma, het belang van golven van activisme, enz.
Het is nu uitkijken naar wat de publicatie van dit boek kan teweegbrengen op het vlak van maatschappelijke debatten, zowel in de milieu- en vakbeweging, de politiek als bij het brede publiek. Het worden nog drukke weken en maanden voor Ludo De Witte.
Verder lezen:
Kenis, Anneleen & Matthias Lievens (2012) De mythe van de groene economie. Epo/Jan van Arkel
Klein, Naomi (2014) This changes everything. Capitalism vs. the climate. Simon & Schuster
Meynen, Nick (2017) Frontlijnen: een reis langs de achterkant van de wereldeconomie. Epo
Sato, Kohei (2017) Karl Marx’s ecosocialism. Capital, nature, and the unfinished critique of political economy. Monthly Review Press
Tanuro, Daniel (2010) L’impossible capitalisme vert. La Découverte