Over Cyril Lionel Robert James heb ik hier al een stukje gepubliceerd en ik heb daar ook al een boek (1) van hem besproken. In dat boek ontleedt James de roman Moby Dick van Herman Melville.
Moby Dick is een van de zeldzame romans die ik de jongste jaren (uit)gelezen heb. Meer: het is een van de weinige romans waarin ik me herken, meer bepaald in de figuur van Ismaël, de verteller. Over die verwantschap heb ik ginder al een stukje gepubliceerd.
CLR James noemt kapitein Achab uit dat boek een hatelijk personage, maar hij is ook bijzonder kritisch voor Ismaël en doordat ik mezelf enigszins met Ismaël identificeer is hij ook kritisch voor mij:
“Wie herkent Ismaël niet? Hij wil een gewone zeeman zijn, iemand van het volk. Maar het is niet zo dat hij van arbeiders houdt. Het is dat hij autoriteit haat en elke vorm van verantwoordelijkheid. Hij wil geen commandeur zijn, maar evenmin een kok… Wat is er aan de hand met deze jongeman? (…) Hij verdraagt de nauwe, benauwde, beperkte ervaring niet die de beschaving hem aanbiedt. Hij haat de hebzucht, de leugens, de schijnheiligheid. Aldus afgesloten van de buitenwereld slaagt hij er evenmin in om uit zichzelf te breken.”
Beide auteurs, Melville en James, hebben bijgedragen tot mijn zelfkennis. De eerste heeft me laten begrijpen dat de dingen nooit vergeefs zijn. Zelfs als alles mislukt rest er toch het verhaal dat verteld kan worden. Is Ismaël niet de enige die de scheepsramp overleeft? Is hij het niet die ons over de jacht op de witte walvis vertelt en ons zodoende de ervaring doorgeeft? Zorgt hij zodoende niet dat wij, lezers uit de 21ste eeuw, er ons voordeel mee kunnen doen?
James heeft me dan weer doen inzien dat er aan de figuur van Ismaël een kwalijk kantje kleeft.
“Ismaëls leven er in elke blok. En ze zijn gevaarlijk, vooral wanneer ze hun eigen milieu verlaten en tussen de arbeiders werken en leven. Want wanneer Achab, de alleenheerser, de mannen omkocht met geld en drank en hen ophitste om hem te volgen in zijn monomane queeste, dan klopte en juichte Ismaël, de man uit een goeie familie en met een goeie opleiding, met de rest mee. Zijn onderwerping aan de totalitaire waanzin was compleet.”
Maar wie hier CLR James leert kennen, kan ook de vraag opwerpen of het geen autokritiek van de auteur betreft. James verwijt Ismaël zijn individualisme, maar ook hijzelf ‘wil geen commandeur zijn, evenmin een kok…’
In The Marxism of C.L.R. James (2) wijdt Paul Le Blanc uit over de kleine kantjes van deze grote intellectueel. Hij citeert daarbij mensen die tot zijn strekking behoord hebben: “James en een paar anderen deden het serieuze intellectuele werk en lieten vervolgens de correcte politieke lijn circuleren…”
Iemand anders zegt: “Onze kleine groep had nobele en grote ideeën over het creëren van een betere wereld voor de mensen, wereldwijd, maar als individuen leidden ze nauw afgebakende levens (…)’ Nog iemand anders zegt verwonderd te zijn over James’ “onmogelijkheid om op een objectieve manier naar zichzelf te kijken.”
Dat laatste zou wel eens waar kunnen zijn. In het slothoofdstuk van zijn ‘walvisboek’ heeft James het over zijn verblijf op Ellis Island, waar hij in 1952 wacht op zijn uitwijzing uit de VSA. Naast hem bevinden zich ook leden van de communistische partij. Hij ziet hoe ze daar het onrecht aanklagen. Ze doen het op een nietsontziende manier en verdienen aldus het respect van zowel de gevangenen als hun bewakers… maar niet van James.
Over de activist M schrijft hij: ‘Je had een lange en goed doorleefde ervaring betreffende communisme en communisten nodig om te begrijpen dat M eigenlijk even gek was als Achab.’
En waarmee houdt James zich daar bezig? “Ik kwam op 11 juni aan op Ellis Island en begon onmiddellijk aan dit boek te werken.” Je moet toch al ver wegkijken om daar dan Ismaël niet in te herkennen.
Noten:
1) CLR James, Mariners, Renegates & Castaways, The Story of Herman Melville and the World We Live In, 1953. Nieuwe uitgave (2001), Dartmouth College Press
2) The Marxism of C.L.R. James in Paul Le Blanc, Left Americana. The Radical Heart of US History. 2017, Haymarket Books, Chicago, USA, 304 pp.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op De Laatste Vuurtorenwachter.