Elke staat is repressief, zei Lenin in zijn boek Staat en Revolutie. Daar komt nog iets fundamenteels bij: het politieke karakter van de staat wordt mede bepaald door de klasse die door de staat wordt onderdrukt. Tijdens de overgang naar het communisme onderdrukt de socialistische staat de bourgeoisie en de contrarevolutie; daarom is een staat die de arbeidersklasse onderdrukt omdat ze protesteert voor economische eisen, een staat die verre van socialistisch is.
De julidagen van 2021 hebben in Cuba een politieke crisis teweeggebracht die een keerpunt in de Cubaanse geschiedenis vormt. De hongerige menigten die uit de periferie de straat op kwamen om medicijnen, voedsel en sociale- en economische verbeteringen in het algemeen te eisen, botsten op een politiek systeem dat revolutionaire en socialistische ideeën steeds meer alleen voor toespraken reserveert. Je kunt niet denken als de mensen als je niet leeft als de mensen. De bureaucratie die de economische crisis heeft verergerd door de Tarea Ordenamiento – de monetaire verordening die de convertibele peso CUC afschafte – is de sector van de samenleving die het minst heeft geleden onder de gevolgen van haar maatregelen.
In de julidagen hebben duizenden arbeiders op straat uiting gegeven aan hun gerechtvaardigde ontevredenheid, die door de bureaucratie niet werd gehoord. De explosie van 11 juli was niet alleen een gevolg van de diepste economische crisis in Cuba in 30 jaar en de verscherping van de imperialistische blokkade. De julidagen waren ook het resultaat van een opeenstapeling van ongenoegen over een lange periode van sociale verwaarlozing in de meeste volksbuurten: vernielde straten, slechte straatverlichting en riolering; weinig cultureel beleid dat zich richt op de spirituele behoeften van de economisch kwetsbaren en grote sociaal-economische ongelijkheid.
Wat kan de Cubaanse arbeidersklasse doen als de bureaucratie niet naar haar luistert; als haar jonge intellectuelen, telkens als ze kritiek hebben, politiek worden ondervraagd en zelfs als contrarevolutionair worden gebrandmerkt; als de vakbonden bij lange na niet voldoen aan de eisen van de arbeidersklasse en de arbeidersklasse bij lange na niet de macht heeft? 11 juli was niets meer dan een wanhopige uiting van de Cubaanse arbeidersklasse.
Volgens een – op 25 januari op de website van het bureau van de procureur-generaal van de Republiek Cuba gepubliceerd – verslag zijn ten minste 790 personen gearresteerd tijdens de demonstraties van 11 juli of omdat ze op de een of andere manier bij de protesten betrokken waren. Het cijfer geeft de massaliteit van de demonstraties van 11 juli weer, want het is een feit dat de meeste demonstranten niet werden gearresteerd.
Sinds de triomf van de Cubaanse revolutie in 1959 hebben duizenden burgers – in bijna elke grote stad van het land – niet meer op straat geprotesteerd om sociale en economische verbeteringen te eisen. Daarom is wat in de wereld een alledaags gebeuren lijkt, in Cuba een unieke politieke gebeurtenis. Degenen ter linkerzijde die de gebeurtenissen van 11 juli bagatelliseren en zich doof houden voor wat er tijdens en na de protesten is gebeurd, zijn zich niet bewust van de realiteit van de Cubaanse arbeidersklasse. Degenen ter linkerzijde die zich solidair hebben verklaard met de demonstranten – of tenminste een gedetailleerde belangstelling hebben getoond voor de protesten van 11 juli – komen hun socialistische verplichting na om zich aan de zijde van de arbeidersklasse te scharen. Laten we niet vergeten dat Leon Trotsky zei dat de revolutie vereenzelvigen met de heersende bureaucratie en niet met de arbeidersklasse, verraad is.
Tegelijkertijd maken wij communisten duidelijk dat onze eis tot solidariteit niet gericht is op degenen die voor de Verenigde Staten werken en Cuba een pro-imperialistische en anti-communistische kapitalistische dictatuur willen opleggen. We doen geen beroep op Daniel Ferrer en zijn gezelschap. We sluiten ons ook niet aan bij de mediacampagnes die door de rechtse media en vertegenwoordigers van het imperialisme worden gevoerd. Onze oproep tot solidariteit is gericht aan de arbeidersklasse, niet aan hen die samenzweren om een systeem op te leggen dat de arbeidersklasse onderwerpt aan imperialistische uitbuiting. Onze kritiek op de bureaucratie is geen alliantie met de rechts en de contrarevolutie.
Anderzijds wordt het verhaal van de regering over de criminele achtrgrond van de demonstranten ontkracht omdat, volgens dezelfde cijfers in het bovengenoemde verslag van het Bureau van de procureur-generaal, slechts 21% van de gearresteerden eerder in aanraking met justitie was geweest.
Van de gedetineerden zijn er 115 tussen de 16 en 20 jaar oud; 55 van hen zijn jonger dan 18 jaar. Het openbaar ministerie heeft de straffen van de 55 burgers van 16 tot 18 jaar niet nader omschreven. Wij communisten eisen gratie voor deze jonge mensen die nog geen 20 jaar oud zijn – zolang ze geen aanslag op het leven van mensen hebben gepleegd tenzij uit wettige zelfverdediging. Het feit dat 115 van degenen die op 11 juli gevangen werden gezet jonger waren dan 20 jaar, bewijst dat er bij de protesten van 11 juli veel jongeren waren. Het feit dat de jongeren een hoofdrol hebben gespeeld in de demonstraties van 11 juli laat zien dat er sprake is van een politieke crisis in Cuba.
Als communisten vinden we de repressie die de autoriteiten tegen de demonstranten hebben ontketend onaanvaardbaar, repressie die ook nu nog voortduurt door de verschillende nog lopende rechtszaken met duidelijke politieke motieven. Er worden lange straffen opgelegd bij wijze van voorbeeld om een nieuwe 11 juli te voorkomen. Het zijn niet langer argumenten en revolutionaire ideeën die worden gebruikt om te overtuigen, maar angst als de logica van onderwerping om te winnen. De strategie van de Communistische Partij van Cuba ten aanzien van de protesten van 11 juli is die van Machiavelli, niet die van Marx.
De criminalisering van de uitoefening van rechten is een ander teken hoe ver de Cubaanse regering zich verwijdert van de arbeidersklasse. In het licht van de gebeurtenissen van 11 juli is de waarschuwing van de communiste Rosa Luxemburg aan de bolsjewieken dat ‘vrijheid alleen voor degenen die de regering steunen, alleen voor de leden van een partij (hoe talrijk die ook moge zijn) helemaal geen vrijheid is. Vrijheid is altijd en uitsluitend vrijheid voor andersdenkenden.’
Anderzijds zijn deburgers die, ook al maken ze geen deel uit van de politiediensten, demonstranten in elkaar slaan onder bescherming van de regering, volledige straffeloosheid, of er is althans niets bekend van maatregelen tegen hen. Het gewicht van de wet moet ook op deze burgers rusten. Het is niet bekend of politieagenten die ten onrechte geweld tegen de demonstranten hebben gebruikt, zijn gestraft.
Als communisten veroordelen we de repressie tegen betogers die economische en sociale verbeteringen eisten door deel te nemen aan de protesten van 11 juli. We verwerpen de onevenredige straffen die zijn opgelegd aan veel van degenen die tijdens de protesten van 11 juli zijn gearresteerd. We eisen ook gratie voor diegenen onder de 20 jaar die geen aanslag op het leven van mensen hebben gepleegd. We eisen ook de vrijlating van degenen die het slachtoffer zijn geworden van oneerlijke processen. We vragen om publieke opheldering over de gebeurtenissen van 11 juli. We eisen de onmiddellijke goedkeuring van de wet op demonstraties, zodat het recht om zich op straat uit te drukken niet onwettig wordt gemaakt en zodat degenen die hun recht om te protesteren uitoefenen niet worden gecriminaliseerd en politiek aangevallen.
Weg met de repressie tegen de arbeidersklasse!
Socialisme zonder vrijheid is onderdrukking en censuur!
Weg met de imperialistische blokkade!
Geen bourgeoisie, geen contrarevolutie, geen restauratie-kapitalistische bureaucraten!
Arbeiders aan de macht!
Socialisme en vrijheid!
Op naar het communisme!
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Comunistas. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.