Nu het culturele leven opnieuw grotendeels lam wordt gelegd, willen we ook op onze website meer ruimte bieden aan kunst en cultuur. Wil je een plek op onze website voor je voorstelling, bespreking, aankondiging? Een gedicht publiceren of een cd-bespreking maken? Je muzikale talent tonen of een virtuele tentoonstelling van je foto’s? Laat het ons weten per mail: info@sap-rood.org.
Joke De Meyer bezorgde ons een Halloween-verhaal. Meer lezen van Joke? Neem eens een kijkje op Jokes Detectivemisteries.
Dood in de crypte
We verplaatsen ons even in de tijd naar 31 oktober 1930, na de roerige jaren 20, waarin de financiële crisis ongenadig wereldwijd heeft toegeslagen in de vorm van de Crash van Wall Street. Baron Charles Marbelle bezit in Gent een koekjesbedrijf dat ook door slechte investeringen in de problemen komt. Het befaamde merk “Marbelle” is een overbekend Belgisch exportproduct vooral dankzij zijn unieke recept met vanillesmaak. Dit exclusieve snoepgoed behoort reeds 50 jaar tot de familietraditie van het adellijke geslacht Marbelle en de samenstelling ervan is veilig opgeborgen is in een safe in het kantoor van de fabriek. Charles heeft dringend liquide middelen nodig om vooral allerlei leveranciers van voedingstoffen te betalen. Ook zijn personeelsleden, een honderdtal werknemers, morren in het bedrijf dat zich dichtbij de Gentse binnenstad bevindt. Er heerst veel sociale onrust, maar weinigen durven te staken omdat de sociale bescherming nog in zijn kinderschoenen staat.
‘Noblesse oblige’ geldt echter als obligaat adagium bij deze nobele eigenaar: er wordt even afstand genomen van de zakelijke beslommeringen door een exuberant feest dat plaatsvindt in het door een gigantische tuin omgeven landgoed. Men wil er zich wijden aan traditionele spelletjes ter gelegenheid van de vooravond aan Allerheiligen. Ieder kent de bekende uitspraak “Trick or Treat” – je leven of een koekje. Deze woorden worden geciteerd door in allerlei griezelige kostuums vermomde rond dwalende dreumesen. Van deur tot deur doen ze aan belletjestrek en vragen zoetigheid aan degene die durven opendoen. Volgens de overlevering zouden degene die geen snoep aanbieden aan de jeugdige, enge schooiers nadien opgezocht worden door spoken en afgestraft worden. Deze schrikwekkende fabel zet naïevelingen aan tot het braaf toegeven aan de grillen van de kinderen, net zoals bij Driekoningen het geval is. Alhoewel, bij dit laatste feest is de stemming wat meer vrolijk. Nu dragen de schavuiten allerlei akelige pakjes zoals een heksenplunje, skelettenoutfit, vampiertenue en dergelijke. Ondanks hun kleine gestalte doet dit alles de personen bij wie wordt aangebeld, toch even ferm schrikken.
De feeëriek verlichte woning van baron Marbelle grenst aan het kerkhof en er is in de familie een gewoonte ontstaan om elk jaar rond dit tijdstip koekjes gratis uit te delen aan kinderen van minder begoede gezinnen. Deze versnaperingen worden voor de gelegenheid gebakken in speciale vormen, zoals spinnetjes, vleermuisjes, vogelverschrikkers… De stichter van het suikerrijke imperium hield van dergelijke fantasierijke activiteiten en wou ermee ook zijn steentje bijdragen tot de minst bedeelden in de samenleving.
De zwaar door de economische crisis getormenteerde Charles zet ook dit jaar deze praktijk voort. Hij heeft zijn personeelsleden weten te overtuigen om zich hiervoor in te zetten en beloofde een oplossing te zoeken voor de penibele toestand van het bedrijf tegen oudejaarsavond. Er heeft ook op deze donkere herfstavond een gemaskerd bal plaats. Veel notabelen en investeerders zijn vertegenwoordigd en uitgedost in griezelige kostuums, zoals tovenaars, duivels en misdadige historische figuren. Er zijn kosten noch moeite gespaard en dit vormt wel een doorn in het oog van veel aanwezigen. De edelman heeft hiervoor immers diens eigen persoonlijke vermogen aangesproken in plaats van dit te investeren in zijn vennootschap. Blijkbaar gaat de reclame en de schone schijn voor alles.
Charles is nog maar sinds enkele jaren weduwnaar. Zijn ongelukkige eega pleegde zelfmoord omdat ze te lijden had aan een onbehandelbare psychische aandoening. In deze dramatische context probeert hij herboren levensvreugde te brengen. Zijn twee kinderen, Rudy en Hilda, een tweeling, zijn beiden achttien geworden en pas naar huis gekomen voor een korte schoolvakantie. Ze volgen lessen in een exclusieve privéonderwijsinrichting en hebben beiden kapsones. Ze zijn benieuwd naar de nieuwe partner van hun vader. Charles is enkele maanden geleden op zakenreis vertrokken naar Australië en is daar in allerijl in het huwelijk getreden met een eenzame rijke erfgename. Ze hebben al veel over haar horen vertellen, doch hebben de mysterieuze vrouw nog niet ontmoet of op foto gezien. Ze stellen het niet op prijs dat ze een amper twintigjarige stiefmoeder krijgen die de plak komt zwaaien. Daarenboven kan niemand hun zorgzame en teruggetrokken moeder vervangen. Naar verluidt zou ze speciaal voor deze herfstvakantie met een gezelschapsdame per schip zijn overgekomen naar België.
Charles merkt op dat zijn jongere broer Norbert niet aanwezig is op de Allerheiligenfuif. Hij is hierover niet verbaasd. Er zijn al jaren spanningen tussen beide broers. Norbert doet zijn adellijke titel geen eer aan. Hij heeft een deel van de erfenis verpatst door allerlei weddenschappen en hij aast erop dat het snoeprijk verkocht wordt om zo aan fondsen te geraken. Charles blijft echter hoofdaandeelhouder en zet alles op alles om de nalatenschap van zijn grootvader in stand te houden.
Er weerklinkt nogal bombastische pianomuziek, gelijkend op die van latere Dracula-films. Het frivole gezelschap laat zich de versnaperingen en wijn welgevallen en er wordt uitbundig gelachen en zelfs gedanst. De baron is getooid in typisch vampierkostuum met paarse pitteleer. Hij koestert zijn lange zwarte bakkebaarden met snor en oogst afschrikwekkend door de dosis bijpassende schmink en grote namaakhoektanden. Hij richt zich stoer tot de aanwezigen en maant iedereen aan tot stilte door streng met zijn vinger op een kristallen glas te tikken. De genodigden betonen eerbied voor hun gastheer met blauwbloed en proberen enkel nog wat te mompelen onder elkaar of gewoon stil en aandachtig diens exposé af te wachten. De antieke Westminster-klok op de eiken schouwbalk slaat elf maal.
De baron start plechtig de introductie: “Beste familieleden, vrienden en kennissen, nogmaals hartelijk welkom. Mag ik jullie ook bedanken voor de steun in deze donkere avonden waarbij we onze gestorven geliefden herdenken. Mijn dierbare echtgenote heeft ons reeds twee jaar verlaten en hopelijk heeft ze vrede gevonden in de familiecrypte op de begraafplaats hiernaast.” Hij heeft even de krop in de keel.
Rudy, de mannelijke helft van de verwaande tweeling, is verkleed als een obscure middeleeuwse ridder en leeft zich iets teveel in dit personage in. Hij richt zich geërgerd tot zijn vader: “Hoe hypocriet, vader! Je was blij dat je van haar verlost was. Ze had een geestelijke stoornis, maar dat was vooral aan jou te wijten. De koekjes kwamen haar letterlijk de strot uit. Misschien krijg je binnenkort een koekje van eigen deeg.”
Veel toeschouwers zijn geschokt door dit brutale taalgebruik van de tiener.
Charles zet zijn zoon kordaat op diens plaats: “Mag ik je vragen om naar je kamer te gaan? Oswald, onze butler, zal je begeleiden. Je bent oververmoeid door de stresserende studies en kraamt onzin uit.” Hij stuurt een gebiedende blik naar de dienstbode, die de daad bij het woord voegt en de jongeman met aandrang vraagt om mee te gaan naar de bovenverdieping.
Nu neemt Hilda het woord en gooit het gesprek met enig verwijt ten aanzien van haar ascendant over een andere boeg: “Hij is inderdaad te ver gegaan, vader. Maar we hebben mama’s dood nog altijd niet verwerkt. Een gouvernante kan nooit dergelijke genegenheid geven. We hebben gehoord dat jouw nieuwe verovering voet aan wal heeft gezet in de Antwerpse haven?”
Charles reageert kort op de bal en probeert het pijnlijke voorval te neutraliseren: “Jullie hebben het beiden moeilijk gehad. Ga maar slapen. Dat zal jullie deugd doen. En je hebt toch niet teveel gedronken? Jullie zijn nog lang niet volwassen. Vergeef hen allemaal en laat dit de feestvreugde niet bederven.” Ook Hilda wordt door de weinig sympathieke maar plichtsbewuste Oswald meegetroond naar de trap.
Charles zet gedreven zijn speech verder: “Santé allemaal en laat ons het ‘enge koekjesspel’ beginnen op het kerkhof. Dit is bedacht door de grondlegger van onze koekjescommerce, mijn grootvader baron Lucas Marbelle. Hij was bang om levend begraven te worden, omdat hij als kind dit heeft meegemaakt toen men hem schijndood had verklaard. Hij wou daarom jaarlijks op dit tijdstip de overledenen gunstig stemmen door hun ons huisproduct aan te bieden. Wie de meeste verborgen koekjesdozen verzamelt, ontvangt een donatie die hij of zij mag overhandigen aan onze burgemeester. Deze worden op naam van de gulle vinder verdeeld onder de meest behoeftigen.” De edelman grinnikt even. Deze amusante bezigheid kan de weinig flatterende interventie van zijn kinderen in de vergetelheid dringen.
Vol jolijt begeeft het eng verklede gezelschap zich in de richting van het natte gras om zoals dolgedraaide speelvogels op jacht te gaan naar voldoende snoepboxen. Zo kunnen ze zichzelf in de belangstelling plaatsen bij het stadsbestuur. Door de alcoholische brandstof die ze hebben gedronken, hebben ze minder scrupules en vrees om de desolate begraafplaats te betreden. De baron heeft elk jaar op deze avond de toestemming om zich met zijn aanhang tussen de talrijke graven te begeven. Hij is een man met hoog aanzien en de voorwaarde dat er geen enkele tombe betreden of beschadigd mag worden, is expliciet gestipuleerd in de overeenkomst met de stad. Het is een loutere amusementsbezigheid met respect voor de afgestorvenen. Daarenboven schenkt Charles jaarlijks een vast bedrag aan de grafdelvers. De oktoberlucht is donkergrauw en de maan verhult zich achter de wolken. Er dreigt een forse regenbui aan te komen. Gewapend met lantaarns spoeden de onherkenbare wezens van de nacht zich naar een mogelijke verbergplaats van de koekjesdozen. Ze zijn opgewonden en vinden dit exciterend, zeker in combinatie met de akelige omgeving. Enkele misnoegde werknemers die een lokaal café hebben verlaten, bespieden misnoegd dit voor hen wansmakelijke tafereel. Ze hebben grote zorgen door de vele ontslagen die zullen volgen wegens de internationale recessie. Deze afkeer in combinatie met geestrijk vocht maakt hen extra nijdig. Zouden ze keet gaan schoppen of zich weten te bedwingen in het belang van hun hulpbehoevende gezinnen?
Een witharige fee met toverstaf en glanzend beige jurk klampt zich vast aan de schouder van Charles. Het blijk Chantal Potier te zijn, de dochter van de burgemeester. Ze heeft reeds sinds jaar en dag een oogje op hem laten vallen, maar de liefde bleef blijkbaar onbeantwoord.
Chantals ogen spreken boekdelen. Ze wil hem uit zijn tent lokken met zoete woorden: “Waar is uw knappe echtgenote? We hebben nog niet het genoegen gehad om haar te ontmoeten.”
Charles heeft weinig tijd om een antwoord in elkaar te knutselen: “Ze overnacht in een hotel in het stadscentrum samen met haar gezelschapsdame. Dit is mijn vrijgezellenavond in België.”
Chantal werpt zich onderdanig aan zijn voeten: “Zo mysterieus? Is het een pure zakendeal, een mariage de raison? Ik weet hoe de financies ervoor staan. Ik heb misschien niet de nodige fondsen, maar ben als dochter van de burgemeester het perfecte visitekaartje.”
Charles verstrekt een bot antwoord en verwijdert zich van de gefrustreerde aanbidster: “Er bestaat geen enkele chemie tussen ons, Chantal. Ik zou het appreciëren indien je mij niet meer daarover aanspreekt. Zoek liever troost in zoetigheden. Misschien niet goed voor de lijn, maar wel voor de armen die andere zorgen hebben dan jouw paradeerzucht.”
Even later dwaalt de baron tussen verschillende wandelpaden die de talrijke zerken van elkaar scheiden. Hier en daar liggen bloemenkransen neergelegd. Het is een weinig opmonterend oord, maar hij wil de traditie van de oprichter in ere houden. De associatie tussen koekjes en deze Halloweenperiode is ook een commerciële stunt geweest. Hij draait zich bruusk om indien hij geschuifel van voetstappen achter zich hoort in het grind. Ook al stappen er hier momenteel tientallen andere genodigden rond, toch blijft deze morbide plek de stuipen op het lijf jagen. Hij komt oog in oog te staan met een als beul verklede man: deze draagt een donkergrijs pak met een zwaard en knots rondom zijn middel gebonden. Enkel zijn diepliggende ogen zijn zichtbaar door de macabere op een bivakmuts lijkende kap.
Het blijkt de niets ontziende concurrent Rik Kuypers te zijn. Deze heeft blijkbaar een financiële greep op Charles en klinkt nijdig: “U weet toch dat indien de schulden niet vereffend zijn volgende week, er beslag gelegd wordt op uw eigendommen. Het smartelijke einde is in zicht.”
Charles probeert de dreigende toon van zich af te zetten: “Maakt u zich geen zorgen. Alles komt in orde. Ik heb interessante perspectieven. Laten we even gewoon opgaan in de extase van dit bijzondere avondgebeuren.”
De beul, de rivaliserende fabrikant Rik Kuypers, uit koelbloedig zijn dreigementen terwijl hij de middeleeuwse wapens rondom zijn gordel betast: “Ik hoop het voor u. En tevens raad ik u aan om de grenzen der wettelijkheid bij bepaalde acties niet te overschrijden. U bent wel baron, maar dit belet niet dat er nare gevolgen kunnen zijn : gevangenisstraf, faillietverklaring en verlies van al wat u dierbaar is.”
Charles repliceert krachtig: “U hebt uw zeg gedaan? Dan wens ik u veel plezier bij de zoektocht naar de fortuinlijke koekjes, die u welwillend kunt schenken aan de behoeftigen. Wellicht wekt dit toch ook enige emotie los bij iemand zo meedogenloos als u. Of stroomt er iets anders dan bloed door uw aderen, aangezien er geen hart is om het te pompen? Het enige wat je wil, is mijn zaak overnemen! Je draagt de gepaste kledij, monster!”
Marbelle laat de weinig sympathieke beul stoven in zijn eigen sop en kijkt opgewekt naar de vrolijke taferelen waarmee deze droevige rustplaats tijdelijk wordt opgefleurd. Er heerst een gekte van jewelste. Hier en daar weerklinken vreugdekreten van gelukkigen die een grote vondst hebben gedaan: het fel begeerde zoete goud waarmee ze zich kunnen promoten als mecenas, als filantroop.
De baron nadert stilaan de crypte waar zijn ongelukkige echtgenote begraven ligt bij al zijn voorouders. Het is een soort ondergronds mausoleum met een ijzeren, vergrendelde toegangspoort. Hij buigt ootmoedig zijn hoofd bij het grote grijze hek. Een kleine, stenen kapel met kruis op het dak vormt de bovengrondse ingangsweg naar de trappenhal die leidt naar de tombes. Opnieuw wordt hij opgeschrikt door een sissend stemgeluid, dit keer van een als tovenaar verklede man. Deze griezelige verschijning lijkt wel een soort Merlijn met duivels tintje. Zijn zwarte kleed en punthoed zijn bedekt met fonkelend sterrengeel. Hij verstopt zijn gelaat achter een klein musketiermasker. Maar de uitspraak is herkenbaar, het blijkt de ingenieur Louis Mertens te zijn die achter de schermen waakt over de smaakkwaliteit van de Marbelles.
Louis Mertens uit boosaardig zijn bedreigingen: “Ik weet je te vinden. Je bent reeds op de gepaste plaats. Indien je mij het recept niet teruggeeft dat jouw familie gestolen heeft, dan wordt dit letterlijk je graf.”
Charles laat zich weer niet uit het lood slaan. Het is een constante geworden op deze nogal bewogen avond: “Vertoef je al zo in de Allerheiligensfeer dat je me hier op deze onheilspellende plaats komt bedreigen, beste Mertens ? Ik weet niet wat je bedoelt.”
Mertens nadert dicht zijn prooi en Charles voelt diens ademhaling in het aangezicht: “Dat besef je maar allerbest. De combinatie van ingrediënten die voor de unieke smaak zorgt van de lange Marbelles, deze behoort mij toe evenals de winsten die hier sinds jaren voor zijn opgestreken. Ik waarschuw je nogmaals.”
Grijnzend neemt de baron een doos die naast de crypte gedeponeerd staat en overhandigt deze aan de sinistere antagonist: “Ik ben niet bang voor je. Je bent in de war door de geplande herstructureringen ten gevolge van de recessie. Je vreest je job te verliezen en probeert me nu op allerlei wijzen te intimideren. Helaas voor jou, dit zal niet lukken. Een koekje?”
Het uurwerk van de kerktoren laat twaalf luguber klinkende slagen weergalmen. Dit is het teken voor de bonte ploeg om zich te reppen naar de villa om hun winst te bekijken. De meesten hebben één of meerdere pakjes bemachtigd en zijn opgetogen. Daar wordt het resultaat per aanwezige bekeken met een veelbelovende afterparty.
Tegelijkertijd lijkt de woede van de begraven entiteiten uit de voegen te barsten: 1 november wordt ingezet met het nodige vuurwerk, een helse combinatie van klank- en lichtspel: forse regen- en hagelbuien en daverende donderslagen met dreigende bliksemschichten, onder de schijnwerpers van een tanende maangloed…..
Een opgejaagd individu springt over de graven heen en spoedt zich langs de wandelpaden. Blijkbaar wil deze onbekende niet opgemerkt worden om één of andere reden en kiest hij het hazenpad in een andere richting dan de verlichte villa die gegeseld wordt door de nachtelijke onweersfurie. Charles is zoals altijd de laatste die op het kerkhof vertoeft en hij heeft dit opgemerkt. Hij blijft echter onbewogen staan bij de toegang tot de familiecrypte.
Daar blijkt ondertussen niet alles zo dood te zijn als men normaal verwacht. In één van de stenen tombes in de onderaardse ruimte, ligt iemand bewusteloos in een ruime kist. Het is een vrouw die gehuld is in een donkerblauwe kapmantel en bij haar positieven komt. Ze beseft even niet wat er gebeurd is, noch waar ze zich bevindt. Ze kan niet schreeuwen omdat er een prop rond haar mond is vastgemaakt. Daarenboven zijn haar polsen en voeten vastgebonden met een koord. Het is donker, kil en bevangen en ze snakt naar adem. Dan ontdekt ze het deksel boven zich en duwt wanhopig ertegen met haar kneukels. Ze gebruikt al haar krachten om uit de claustrofobisch enge ruimte te kunnen ontsnappen. Het lukt echter niet, want de kist is dicht genageld. Ze krast met haar nagels tegen de celdeur en kan helaas niet schreeuwen. Ze lijkt hopeloos wenend overgeleverd te zijn aan deze laatste rustplaats. Wie kan haar immers horen in deze houten gevangenis?
De baron opent het slot van de macabre gedenkplaats en daalt even later de trappen af tot bij het ruime vertrek, een tiental meter onder het aardoppervlak. Hij heeft zijn lantaarn mee en verlicht daarmee de stenen bunker. Door de luchtverplaatsing dooft echter de lichtbron. Hij vloekt en neemt een lucifer om de kaars terug aan te steken. Iemand lijkt hem op de voet gevolgd te zijn en deze nadert hem dreigend. In een fractie van een seconde krijgt de baron een hevige slag op zijn hoofd met een spade, waardoor hij hard op de grond terecht komt. Even later ontwaakt hij en bevindt zich in de houten kist naast de wanhopige vrouw. Men heeft hem eveneens de mond gesnoerd met een lap rond de mond en volledig immobiel gemaakt met touwen die armen en benen stug in bedwang houden. Beiden horen elkaars hart snel kloppen en beseffen in de duistere cel dat ze niet alleen zijn. Het angstzweet druipt langs beide kanten van Charles’ voorhoofd. Hij maakt nu hetgeen mee wat zijn grootvader vreesde, levend begraven worden… (vervolg op Jokes Detectivemisteries.)