In de vroege ochtenduren van maandag 6 februari trof een aardbeving met een magnitude van 7,8 (gevolgd door nog een aardbeving met een magnitude van 7,5 en meer dan honderd naschokken in de dagen daarna) het zuiden van Turkije en het noordwesten van Syrië. Het is de dodelijkste en krachtigste aardbeving die Turkije sinds 1939 en Syrië in meer dan 800 jaar heeft getroffen en het dodental zal naar verwachting alleen maar stijgen. De 47.000 zijn al gepasseerd ‒ een verwoestende en onvoorstelbare tol. Hele wijken en stadscentra zijn weggevaagd, gereduceerd tot blootliggende draden en puin. Miljoenen mensen, die het geluk hadden niet onder het puin bedolven te worden, zijn dakloos geworden en leven in auto’s, tenten en parken, terwijl ze de barre winterse omstandigheden moeten trotseren.
In Turkije heeft de aardbeving tien provincies getroffen, waar meer dan 13 miljoen mensen wonen. Het epicentrum van de eerste aardbeving lag in Gaziantep, slechts 48 kilometer van de grens met Syrië; het epicentrum van de aardbeving met een magnitude van 7,5 die daarop volgde lag in Kahramanmaras, ongeveer 96 kilometer ten noorden van de eerste. Dit waren kleinere steden die in de afgelopen 20 jaar van AKP-regering aanzienlijk zijn gegroeid en centra van steun voor de regerende partij zijn geworden. Zuid-Turkije is het thuis geworden van miljoenen Syrische vluchtelingen die de afgelopen twaalf jaar van contrarevolutie en oorlog in Syrië zijn gevlucht. In Gaziantep, het epicentrum van de eerste beving, wonen twee miljoen mensen, waarvan 20% Syrische vluchtelingen. Veel wijken bestaan voor 90 procent uit Syriërs. Een bron meldde dat een kwart van de doden in Hatay Syriërs waren.
Geen natuurramp
Zoals tal van rampen ons de afgelopen twintig jaar hebben geleerd, is geen enkele natuurramp niet beïnvloed door politiek, kapitalisme en racisme. Dat geldt ook voor de aardbeving in Turkije en Syrië: het is een politieke aardbeving die diep is beïnvloed door de breuklijnen van contrarevolutie, autoritarisme, racisme en kapitalisme.
In Turkije is de noodhulp volstrekt ontoereikend geweest. De regering, die de hulpverlening heeft overgenomen en de noodtoestand in de tien getroffen provincies heeft afgekondigd, is traag in actie gekomen en het traagst met het verlenen van steun en middelen aan de steden die het dichtst bij de grens met Syrië liggen. De stad Antakya in Turkije, bijvoorbeeld, ligt net ten westen van de Syrische stad Aleppo en ten noordwesten van Idlib in Syrië en kreeg pas na meer dan een dag hulp. Andere Turkse steden en dorpen kregen pas na twee dagen hulp. Reddingsteams zeggen dat ze moesten kiezen waar ze hun inspanningen op richten.
Sinds Turkije’s laatste grote aardbeving in 1999, toen de Turkse regering strengere bouwnormen en bouwvoorschriften invoerde, zijn er nieuwe gebouwen gebouwd zonder zich aan deze voorschriften te houden, ondanks het feit dat de regering en bouwbedrijven ‒ die vaak nauw verbonden zijn met de regering ‒ op de hoogte waren van de kans op een nieuwe zware aardbeving. In 2018 werd gedocumenteerd dat 50 procent van de gebouwen in Turkije ‒ bijna 13 miljoen gebouwen ‒ in strijd met deze voorschriften waren gebouwd. In 2022 verklaarde de Unie van Ingenieurs en Architecten in Turkije dat het land zijn infrastructuur niet had voorbereid op een nieuwe zware aardbeving.
Gedurende twee dagen na de aardbeving maakte de beurs van Turkije een vrije val, maar met uitzondering van de aandelen van cementbedrijven. Beleggers kochten aandelen op, voorspelden lucratieve wederopbouwinspanningen en veroorzaakten frustratie en woede dat de beurs na de aardbeving gesloten had moeten worden. De beurs is sindsdien tijdelijk gesloten, maar de piek in de cementaandelen is een voorbode van een wederopbouwproces dat winst boven noodzaak stelt.
Erdoğan, die kritiek kreeg op de reactie van de regering op de aardbeving, reageerde door Twitter op woensdag te sluiten en journalisten die niet aan de staatsmedia verbonden waren te arresteren en te blokkeren, met het argument dat hij dat deed om de verspreiding van ‘verkeerde informatie’ tegen te gaan ‒ en zo mensen te verhinderen updates over noodsituaties te geven en dierbaren te lokaliseren, uit bezorgdheid over zijn aangetaste imago. Erdoğan bezocht woensdag ook de door de aardbeving getroffen gebieden en beloofde dat er binnen een jaar nieuwe woningen zouden worden gebouwd; volgens deskundigen is dat hoogst onwaarschijnlijk. ‘Onze burgers hoeven zich geen zorgen te maken’, zei hij ‒ misschien een onheilspellende waarschuwing dat Syrische vluchtelingen en andere niet-burgers zullen worden uitgesloten van de wederopbouw en de hulpverlening.
De afkondiging van de noodtoestand voor drie maanden kan ook leiden tot meer autoritaire controle door Erdoğan na een couppoging tegen hem in 2016, waarop hij reageerde met tal van autoritaire maatregelen. Dankzij de noodtoestand kan Erdoğan per decreet regeren, het parlement omzeilen en de regionale autoriteiten van de oppositie terzijde schuiven. Maar in het zuiden van Turkije, gebieden die van oudsher bekend staan als heel solidair met Erdoğan en zijn AKP-partij, blijven woede en frustratie groeien. Toen de minister van Infrastructuur van Turkije een getroffen stad bezocht, werd hij door plaatselijke demonstranten uitgescholden. De aardbeving kan een uitdaging blijken voor zijn herverkiezing in het voorjaar, wanneer Erdoğan zijn twintigjarige heerschappij over het land wil verlengen.
De breuklijnen van de contrarevolutie
In Syrië zijn de breuklijnen van de aardbeving nog scherper als gevolg van meer dan tien jaar contrarevolutionaire oorlog. Het land is feitelijk verdeeld: een groot deel van het land is in handen van het regime, rebellen hebben de controle over delen van het noordwesten en Koerdische groepen hebben de controle over het noordoosten. De gebieden die het zwaarst door de aardbeving zijn getroffen, liggen in het noordwesten: de door de rebellen gecontroleerde provincie Idlib, de provincie Aleppo, die verdeeld is tussen door het regime en door de rebellen gecontroleerde gebieden, en de door het regime gecontroleerde provincies Latakia, Tartous en Hama.
De Syrische revolutie, die in 2011 begon als onderdeel van de ‘Arabische Lente’, kreeg te maken met de meest brute contrarevolutie in de regio. Om zijn contrarevolutionaire oorlog te winnen heeft het Assad-regime meer dan 500.000 Syriërs gedood en het halve land ontheemd.
Het noordwesten van Syrië, met name de provincie Idlib, is het laatste bastion van het door rebellen beheerste Syrië, waar miljoenen ontheemde Syriërs wonen die zijn gevlucht uit gebieden die eerder door de rebellen werden belegerd en gebombardeerd door het Assad-regime en zijn Russische bondgenoot, en die nergens heen kunnen en over weinig middelen beschikken. Veel van hen zijn al meerdere keren ontheemd geweest en leven in precaire omstandigheden. Het Assad-regime en zijn Russische bondgenoot zijn bekend geworden door het bombarderen van ziekenhuizen en gezondheidsvoorzieningen in het door de rebellen gecontroleerde noordwesten, waaronder alleen al in de provincie Idlib meer dan 50 gezondheidscentra.
Aleppo, de grootste stad in Syrië en ooit de industriële hoofdstad van het land, is meer dan tien jaar lang verwoest sinds de rebellen in 2012, kort na het begin van de revolutie, het oostelijke deel van de stad innamen. Het Assad-regime en Rusland reageerden op de inname door de rebellen door Oost-Aleppo te beschieten en een groot deel van de stad te verwoesten, tot de uiteindelijke overwinning van het regime in december 2016, bereikt door belegering en bombardementen. Heel weinig van het oostelijke deel van de stad, of andere door het regime verwoeste gebieden, is sindsdien herbouwd ‒ en zelfs vóór 2011 werden veel van de gebouwen tegen de voorschriften in gebouwd.
De overwinning van het regime in 2016 betekende een keerpunt: het regime heroverde het ene na het andere door de rebellen bezette gebied, totdat eind 2018 en begin 2019 alleen de provincie Idlib en steden in het noorden van de provincie Aleppo nog onder controle van de rebellen waren (grote delen van het noordoosten van Syrië onder controle van door de VS gesteunde Koerdische troepen niet meegerekend). De aardbeving heeft zowel het door het regime gecontroleerde Aleppo als de door de rebellen gecontroleerde steden buiten de stad Aleppo zwaar getroffen. In beide steden woonden de afgelopen twaalf jaar ontheemde Syriërs die op de vlucht waren voor oorlog en bombardementen en in beide steden is de infrastructuur dramatisch verzwakt door de oorlog, met name door de niet aflatende bombardementen van Assad en Rusland.
Deze door contrarevolutie en oorlog ontstane breuklijnen maken het moeilijk, zo niet onmogelijk, om hulp en bijstand te verlenen aan de zwaarst getroffen gebieden in Syrië. De door de rebellen gecontroleerde gebieden zijn volledig gescheiden van de door het regime gecontroleerde gebieden, die afhankelijk zijn van hulp via Damascus. De door de rebellen gecontroleerde gebieden hebben alleen via Turkije toegang tot hulp. Op 9 februari, drie dagen na de aardbeving, kwam het eerste VN-hulpkonvooi met zes vrachtwagens met proviand eindelijk het door de rebellen gecontroleerde Syrische gebied binnen.
Tot maandag 13 februari liet de VN slechts via één grensovergang, de grensovergang Al-Bab, internationale hulp toe. De eerste drie dagen na de aardbeving beweerden de VN dat de weg geblokkeerd was; alleen de lichamen van de overledenen kwamen Syrië binnen vanuit Turkije. Op maandag 13 februari stemde het Assad-regime in met de opening van nog twee grensovergangen vanuit Turkije naar Syrië. De controle over de grensovergangen is al vele jaren in handen van contrarevolutionaire krachten: de VN hadden vroeger verschillende grensovergangen tussen Turkije en Syrië toegestaan, maar in de loop der jaren hebben Russische veto’s alle grensovergangen, behalve die van Al-Bab, opgeheven.
Binnen de door de rebellen bezette gebieden zijn de Witte Helmen, de plaatselijke civiele verdedigingsgroep die aanvankelijk was opgericht om Syriërs in door de rebellen bezette gebieden te redden van de bombardementen van Assad en Rusland, de belangrijkste kracht om mensen van onder het puin te redden op honderden plaatsen in het door de rebellen bezette noordwesten van Syrië. Maar er zijn minder dan 3.000 leden van de Witte Helmen, gesteund door slechts een paar andere, kleinere vrijwilligersgroepen. En ze kunnen ook niet naar de door het regime gecontroleerde gebieden om daar de mensen te steunen die dringend hulp nodig hebben.
Op 9 februari hebben de VS tijdelijk elementen van hun sancties tegen het regime van Assad versoepeld die de hulpverlening zouden kunnen belemmeren. Sancties tegen het regime sloten officieel de verstrekking van humanitaire hulp uit, maar dat maakte het nog steeds moeilijk voor hulp om door het regime gecontroleerde gebieden te bereiken door het blokkeren van brandstof of banken die overboekingen blokkeerden, ook van Syriërs buiten het land die geld naar hun familie probeerden te sturen. Sancties zijn echter nauwelijks de oorzaak van het leed in het land ‒ dat moet duidelijk worden gezien als het resultaat van twaalf jaar contrarevolutie van Assad en de imperialistische interventies van Rusland, Iran en anderen.
De bondgenoten van Assad, Rusland en Iran, hebben ook via Damascus hulp geboden voor de aardbeving, naast een tiental andere landen ‒ waaronder de VAE en Egypte. In feite gebruikt Assad de aardbeving al om aan te dringen op verdere normalisering met landen op regionaal en internationaal niveau in een poging een einde te maken aan het isolement van het Syrische regime in de afgelopen tien jaar.
Als blijk van ‘grootmoedigheid’ van het regime bombardeerde Assad, in plaats van hulp te bieden aan de door de rebellen gecontroleerde gebieden, de stad Marea, ten noorden van Aleppo, minder dan twee uur na de aardbeving op 6 februari, toen de plaatselijke bevolking bezig was met reddingswerkzaamheden. Dat gebeurde nadat de Witte Helmen een brief hadden uitgegeven waarin ze opriepen tot de verzekering dat er geen bombardementen zouden plaatsvinden ‒ ze waren bekend met deze tactiek van het regime, aangezien het de afgelopen twaalf jaar herhaaldelijk ziekenhuizen heeft gebombardeerd en andere oorlogsmisdaden heeft begaan.
Er kan duidelijk niet op worden vertrouwd dat het Assad-regime hulp verleent aan alle gebieden in Syrië, hoewel het anders beweert. Naast het bombarderen van Marea heeft het een geschiedenis van hulpverlening aan gebieden die loyaal zijn aan het regime en het weren van hulp uit gebieden die in handen zijn van de rebellen. Maar zelfs de VN heeft in het verleden de kant van het regime gekozen, contracten gesloten met bedrijven die banden hebben met Assad en zich gehouden aan de eisen van het regime wat betreft de behandeling van gebieden die in handen zijn van het regime en niet van de rebellen.
Afschuw, hoop en verzet
Veel mensen zouden kunnen zeggen dat de aardbeving, met de vernietiging van door rebellen gecontroleerde gebieden zoals Idlib en delen van Aleppo die nog onder controle van de rebellen staan, heeft bereikt wat het regime van Assad nog niet heeft kunnen bereiken in zijn streven om door rebellen gecontroleerde gebieden te vernietigen en de laatste adem van de revolutie van 2011 uit te blazen. Het Franse satirische tijdschrift Charlie Hebdo lijkt dit genocidale sentiment te delen, aangezien het een cartoon plaatste met een afbeelding van de aardbeving in Turkije, onderstreept door de boodschap ‘Nu hoeven we geen tanks te sturen.’ Klaarblijkelijk gevoed door War on Terror-gevoelens, impliceert deze racistische uitspraak dat de regio waar 20 miljoen mensen wonen weg gegooid kan worden en de dood verdient ‒ iets waar alleen contrarevolutionairen en fascisten mee zouden instemmen. Syriërs in Turkije hebben ook te maken gehad met racisme en discriminatie, ook in de nasleep van de aardbeving, er zijn berichten over Syriërs die werden bedreigd en gedwongen om geïmproviseerde kampen te verlaten.
Het is moeilijk om de pijn, de angst en het lijden van de afgelopen dagen te bevatten en de grimmige realiteit die voor de komende jaren, zo niet decennia, in het verschiet ligt. De miljoenen mensen die door de aardbeving zijn getroffen, leefden al in de schaduw van het autoritaire regime van Erdoğan en veel mensen leefden als vluchteling of ontheemde, omdat ze het afgelopen decennium sinds de hoopvolle start van de revoluties in 2011 onvoorstelbare nederlagen, verliezen en verschrikkingen hebben meegemaakt. Autoritaire regimes, waaronder die van Assad en Erdoğan, hebben volhard en zijn sterker geworden, terwijl de overgrote meerderheid van de bevolking de ene gruweldaad na de andere te verduren krijgt.
We kunnen enige hoop putten uit het feit dat door elke gruwel heen mensen de regimes van Assad en Erdoğan blijven trotseren. Zelfs in zogenaamd loyalistische gebieden in Syrië en Turkije groeien woede en frustratie. Zelfs in de nasleep van zo’n onnatuurlijke ramp komen verzet en opstand naar boven.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Tempest. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.