Posle sprak met Agon Hamza, marxistisch politiek filosoof, redacteur van het tijdschrift Crisis and Critique en voormalig adviseur van de premier van de Republiek Kosovo, over parallellen tussen de oorlog in Oekraïne en conflicten in voormalig Joegoslavië in de jaren negentig.
Het spook van de Joegoslavische oorlogen lijkt de agressie van Rusland tegen Oekraïne voortdurend te volgen. Zo noemde Poetin al in 2014 bij de annexatie van de Krim de erkenning door het Westen van de onafhankelijkheid van Kosovo in 2008 als precedent en worden Russische bombardementen op Oekraïense steden door de Kremlin-propaganda vaak voorgesteld als bijna een reactie op de Amerikaanse bombardementen op Belgrado in 1999. Het belangrijkste argument hier is de bevestiging van het recht van de sterkste: als Amerika dat in Joegoslavië mocht doen, waarom kan Rusland dan niet hetzelfde doen in Oekraïne? Zijn al deze parallellen volgens u louter een propagandamiddel dat de historische werkelijkheid verdraait, of kunnen deze parallellen nog zinvol zijn?
Er is iets problematisch aan het terugkeren naar het ‘verleden’ om ons heden te verklaren. Denk er eens over na – je hoort liberalen vaak bepaalde situaties als ‘complex’ omschrijven. Rusland is Oekraïne binnengevallen en volgens experts en pacifisten moeten we rekening houden met de ‘complexiteit’ van de situatie in dat deel van de wereld, die vele decennia, zo niet eeuwen teruggaat. Ik denk dat dit een ideologische dekmantel is, die beweert dat er achter elke situatie een verborgen element of een diepere betekenis schuilgaat, die moet worden onthuld om de huidige gebeurtenissen op de juiste manier te kunnen begrijpen. Ik ben geneigd te beweren dat juist dat idee van een ‘diepere historische (of andere) betekenis’ van een bepaalde situatie wordt opgeroepen om het heden te rechtvaardigen, in termen van zijn misdaden, wreedheden, enzovoort.
Het oproepen van het verleden is ons onvermogen of liever dat we niet bereid zijn om het heden onder ogen te zien. In zekere zin is dat de les van Hegels denken; aangezien hij een denker van de verschijnselen is, is zijn hele filosofie gewijd aan het leegmaken van alles ‘achter’ elke substantie, waarbij hij alle essentialistische dualismen uit de weg ruimt. Wat Oekraïne betreft, is de realiteit vrij eenvoudig: Rusland is het land binnengevallen, heeft tientallen miljoenen mensen op de vlucht gejaagd en begaat misdaden tegen burgers die duidelijk doelwit zijn. Het is Rusland dat de oorlog is begonnen. Natuurlijk zijn er nog meer complicaties, of ‘complexiteiten’ zo u wilt, gezien de situatie, maar die zijn niet dieper of complexer dan de vrij wrede ‘simpele’ feiten.
We hebben soortgelijke benaderingen gehoord voor de Balkanoorlogen van de jaren negentig. Om te begrijpen wat er in het voormalige Joegoslavië gebeurde, moeten we eeuwen teruggaan, we moeten hun mythen en gebruiken begrijpen. Hoewel deze benaderingen van de Balkanoorlog in veel opzichten problematisch zijn (het is een regio van barbaren, enzovoort), missen ze de kern van de zaak. Mythen en andere folkloristische aspecten dienden een ideologische functie: toen de oorlogen uitbraken, werden deze mythen naar boven gehaald (herrezen), om te dienen als ideologische aanvulling op wat er in het heden gebeurde.
Het is nogal verbazingwekkend om sommige radicale marxisten te horen vragen om ‘begrip voor Poetin’. Het wordt bizar als ze oproepen tot een nieuwe politiek van ‘indammen’ en een nieuwe George F. Kennan voor ons tijdperk. Het is verbazingwekkend om de Russische Federatie te zien als een voortzetting van de Sovjet-Unie. Het huidige Rusland is de absolute ontkenning van alles waar de Sovjet-Unie voor stond, zelfs nominaal. Poetin, die sinds kort graag lezingen over de geschiedenis geeft, heeft de Sovjet-Unie en Lenin aan de kaak gesteld en zichzelf en het huidige Rusland zo ver mogelijk van de Sovjet-Unie verwijderd. Hij verweet Lenin de Oekraïense natie te hebben gecreëerd en zijn aanval is gericht tegen de Oekraïense natie, die hij niet als één natie erkent. Zoals hij in februari van dit jaar zei: ‘Laten we beginnen met het feit dat het moderne Oekraïne volledig door Rusland is geschapen, om precies te zijn door het bolsjewistische, communistische Rusland. Dat proces begon vrijwel onmiddellijk na de revolutie van 1917.’ Daarom noemt Rusland de invasie geen ‘oorlog’, maar spreekt het van een ‘speciale militaire operatie’.
Lenin was hier heel duidelijk over en enkele fragmenten uit zijn boek over het recht op zelfbeschikking zijn het waard om in dit gesprek in herinnering te roepen:
‘Het proletariaat kan niet anders dan strijden tegen het gedwongen vasthouden van onderdrukte volkeren binnen de grenzen van een bepaalde staat en dat is precies wat de strijd voor het recht op zelfbeschikking inhoudt. Het proletariaat moet het recht op politieke afscheiding opeisen voor de koloniën en voor de naties die ‘zijn eigen’ natie onderdrukt. Als het dat niet doet, zal het proletarisch internationalisme een holle frase blijven; wederzijds vertrouwen en klassensolidariteit tussen de arbeiders van de onderdrukkende en de onderdrukte naties zullen onmogelijk zijn.’
En zoals Lenin verder vervolgt, degenen die nalaten ‘vrijheid van afscheiding te eisen voor Finland, Polen, de Oekraïne, enzovoort – gedragen zich als chauvinisten, als lakeien van de met bloed en modder besmeurde imperialistische monarchieën en de imperialistische bourgeoisie.’
Dit gezegd zijnde, moet men altijd uiterst voorzichtig zijn met het maken van vergelijkingen. In het voormalige Joegoslavië brak de oorlog uit vanwege de hegemonische aspiraties van de Republiek Servië, die in feite de reden waren voor het uiteenvallen van de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië. Men moet ook altijd voorzichtig zijn met ‘gelijkenissen’, want op één niveau kan alles op iets anders lijken. Dat geldt voor politiek, voor theorie, voor cultuur, enzovoort. Ik denk dat alleen al het feit dat Poetin naar de Kosovo-oorlog verwijst als ‘rechtvaardiging’ voor zijn invasie in Oekraïne, iets zegt over de onverenigbaarheid van de twee zaken.
Een van de begrippen die vandaag de dag wellicht dreigen te worden gedevalueerd is ‘genocide’. De Russische propaganda blijft het argument van ‘het voorkomen van genocide in de Donbass’ gebruiken als een van de belangrijkste argumenten om zijn agressie te rechtvaardigen. Anderzijds worden de gruwelijke misdaden in Boetsja door de Oekraïense regering op soortgelijke wijze als ‘genocide’ gekenschetst. Hoe ziet, vanuit een post-Joegoslavisch perspectief, de beschuldiging van genocide eruit, als we terugdenken aan het etnische geweld in Bosnië en Kosovo? Wat betekent de term vandaag de dag en wat zouden de politieke implicaties van het gebruik ervan kunnen zijn?
Ik zou willen verwijzen naar de vorige vraag. Voor de hand liggend zou ik willen zeggen dat elke situatie haar specifieke kenmerken heeft die moeten worden geanalyseerd. Lenin stelde de formule voor van het maken van een ‘concrete analyse van de concrete situatie‘. Telkens wanneer men zich bezighoudt met het geven van een ‘concrete analyse van een concrete situatie’ reageren de mooie zielen van links onmiddellijk met het aanroepen van Marx en soms zelfs Lenin om hun totale gebrek aan concrete standpunten over specifieke situaties goed te maken en te rechtvaardigen. De echte moeilijkheid in Lenin’s uitspraak is niet het analyseren van ‘de specifieke situatie’ (wat er werkelijk aan de hand is in een enkel geval), maar wel het geven van een ‘concrete analyse’.
Dat wil zeggen, een analyse die niet meer gericht is op de identificatie van de analyticus (als een ‘abstracte analyticus’ van een concrete situatie of als iemand die kan garanderen dat het geven van de juiste analyse zijn/haar erkenning door anderen als een ‘echte’ marxist zal garanderen). Het maken van een ‘concrete analyse’ kan traumatisch zijn juist omdat het voorrang geeft aan de concrete situatie boven de reproductie van de analyticus als een abstract individu. Dat betekent dat men de kant van het volk kiest boven die van links en wacht op de effecten van de interventie/analyse om te weten te komen waar men staat. Juist op dit punt bevindt zich het risico.
Ik denk dat we vanuit dat perspectief moeten analyseren of wat er in Oekraïne gebeurt inderdaad een genocide genoemd kan worden. Maar er is iets obsceens in het internationaal recht (net als in het recht in het algemeen). Het Internationaal Strafhof heeft geoordeeld dat de massamoord in Srebrenica niet als genocide mag worden aangemerkt. Het recht is niet onpartijdig, het werkt altijd binnen een ideologisch kader dat het sanctioneert.
Anderzijds is de oorlog in Oekraïne nog steeds aan de gang en het ziet er niet naar uit dat er snel een einde aan zal komen. Hij zal nog vele maanden, zo niet jaren duren. Het is vrij moeilijk, zo niet onmogelijk, om de afloop van een situatie te voorspellen. De situatie is open en hoe langer de oorlog voortduurt, hoe minder vreedzaam en hoe riskanter de situatie zal worden. Uiteindelijk zal het minder relevant zijn of we het als een genocide definiëren of niet, als we weten dat het een daad van agressie van Rusland is. Als gevolg daarvan worden we geconfronteerd met een echte catastrofe, die alleen maar zal worden versneld. Definities spelen daarbij een geringe rol.
De prijs van de oorlog in Oekraïne wordt met de dag hoger: niet alleen de verloren levens, de verwoestingen en de miljoenen vluchtelingen, maar ook de economische crisis in Europa en het toenemende risico van een wereldwijd militair conflict. Het lijkt erop dat Poetins eerste plan – een snelle overname van Kiev – is mislukt, maar dat het tweede – het vooruitzicht van een langdurige oorlog waarvan de gevolgen het Westen tot concessies zouden dwingen (dat wil zeggen hem de facto Oekraïne geven) – enige kans maakt om te worden verwezenlijkt. Welke gevolgen zou een dergelijke afloop volgens u hebben voor de Balkan en voor Europa in zijn geheel?
Het risico van een wereldwijde oorlog – ik ben niet zo dol op het woord ‘conflict’, vanwege de depolitiserende werking ervan – wordt steeds reëler. De enorme gevolgen van de pandemie duren nog steeds voort, zij het overschaduwd door die van de oorlog in Oekraïne. De politieke, economische en sociale gevolgen van deze twee ‘crises’ hebben de tegenstellingen alleen maar verdiept en/of versneld, waardoor het gevaar van oorlog – om het maar eens ronduit te zeggen – in reële termen alleen maar groter wordt. De tegenstellingen van het kapitalisme zijn niet meer beheersbaar binnen het kader van het kapitalisme. De politieke, economische en sociale tegenstellingen komen samen met de steeds nijpender mogelijkheden van hongersnood en honger, andere ecologische catastrofes, exploderende klassentegenstellingen, patriarchaat enzovoort, die natuurlijk deel uitmaken van een veel grotere ontrafeling van de tegenstellingen van het kapitalisme.
Dat gezegd hebbende, moet men zich niet neerleggen bij een soort ‘natuurlijkheid’ van natie-staten. De betrekkingen tussen de twee zijn een beetje barbaars. Een manier om de internationale betrekkingen te begrijpen is om ze te zien in het kader van de eeuwige mislukking van de ‘beschaving van onze beschaving’, dat wil zeggen, een eeuwige mislukking in de poging om de barbaarse relatie tussen de natiestaten te ont-barbariseren. Zelfs Immanuel Kant, de zelfverklaarde dichter van de liberale vrijheden, wist dat. In zijn derde kritiek bespreekt hij de onvermijdelijkheid van oorlog. Er kan geen blijvende, of ‘eeuwigdurende vrede’ tussen de staten bestaan. De perioden van vrede zijn slechts een tussentijdse wapenstilstand, omdat de betrekkingen tussen staten bestaan onder de permanente dreiging van oorlog. Oorlog gaat veel verder dan, of overstijgt de morele veroordeling, zoals geconceptualiseerd door de gezond verstand wijsheid van het natuurrecht. Morele inzichten hebben geen zeggenschap over hoe de geest zich actualiseert en een bepaalde vorm aanneemt: in deze onderneming raken de morele inzichten in de vergetelheid.
Dat brengt me tot het hoofdprobleem van de oorlog als zodanig. Er is een tendens (die niet alleen links kenmerkt), met betrekking tot oorlogen en militaire interventies, waarbij vrede en stabiliteit boven rechtvaardigheid en gelijkheid worden gesteld. Ze zijn bereid repressie goed te keuren, zoals ze al hebben gedaan en nog steeds doen, gebaseerd op dunne morele of neutrale gronden, vanaf een veilige afstand. Natuurlijk is dit niet bedoeld als een verdediging van oorlog, dat zou op zijn zachtst gezegd wreed zijn. Maar we moeten allemaal heel voorzichtig zijn als we oproepen tot vrede. Op de Balkan lijkt de vrede die we nu al meer dan 20 jaar hebben, slechts een tijdelijke wapenstilstand te zijn.
Tegenover vrede moeten we aandringen op rechtvaardigheid en gelijkheid. Hier moeten we Lenin’s uitspraak aanhalen: ‘Of de revolutie zal de oorlog voorkomen, of de oorlog zal de revolutie uitlokken.’ Het trieste nieuws is echter dat het ontbreken van enig revolutionair potentieel of enige revolutionaire kracht in onze huidige situatie de mogelijkheid/mogelijkheden van nieuwe oorlogen en andere wreedheden alleen maar verder zal versnellen. In deze heel strikte zin vertonen we geen historische gelijkenis met de nasleep van de Eerste Wereldoorlog (bolsjewistische revolutie), noch met de nasleep van de Tweede. Onze situatie is er een van hopeloosheid.
Op de Balkan blijft het idee van landruil, territoriale uitwisselingen of verdeling terugkeren als politieke opties voor het oplossen van geschillen. De landen die het voorwerp zijn van dergelijke ondernemingen zijn natuurlijk Bosnië en Kosovo. Ik denk dat de situatie in Oekraïne, of beter gezegd de uitkomst ervan, niet doorslaggevend zal zijn, maar zeker wel van invloed zal zijn op de manier waarop de situatie in Bosnië en Kosovo vorm kan krijgen. Op de Balkan is de enige manier om een oorlog te voorkomen de strijd tegen het soort vrede dat we hebben, die een overvloed aan politieke en militaire spanningen nodig heeft om haar in stand te houden.
Dit alles wordt nog ingewikkelder, zowel analytisch als politiek, als men de situatie van deze twee landen plaatst in het perspectief van wat ze niet zijn: namelijk natie-staten. Louis Althusser zei altijd dat je niet alles overal vandaan kunt zien en ik denk dat dit ook geldt voor onze hachelijke situatie hier. De manier waarop met de situatie wordt omgegaan, is namelijk die van een politiek spel dat veronderstelt dat er op de achtergrond een paar stabiele regels bestaan. Maar als de regels wankelen of falen, wordt alles weer terug naar de startlijn geduwd, iedere keer opnieuw. In dergelijke situaties wordt de zaak behoorlijk rommelig en komt de oorlog weer als optie op tafel.
Het is dus opnieuw van essentieel belang te strijden tegen (elke vorm van) vrede die ten koste gaat van rechtvaardigheid en gelijkheid.
De oorlog heeft Westers links voor een ernstige uitdaging gesteld. Hoewel een absolute meerderheid van hen de Russische agressie veroordeelde, steunde slechts een minderheid de noodzaak van militaire steun aan Oekraïne. Is het mogelijk om kritiek op de NAVO te combineren met een vraag om militaire steun? En is consequente solidariteit met Oekraïne in principe mogelijk vanuit de traditionele pacifistische positie van het grootste deel van links?
Links gaat door de nacht van de levende doden, het bestaat overwegend uit krachten die geen politiek rendement hebben in de strijd om op het ’toneel’ in leven te blijven. Tegelijkertijd pretendeert ze inzicht te hebben in de politieke realiteit. Dat geldt zowel voor politieke groeperingen als voor linkse intellectuelen. Dat komt gedeeltelijk voort uit een noodzakelijk moment van de Westerse burgerlijke expansie. In feite is dat een heel interessant teken, of een symptoom zo je wilt, dat links in bijna elk land is samengesteld uit een sterke middenklasse. Dat standpunt is interessant, omdat die samenstelling van links het mogelijk maakt een groot aantal verschijnselen te verklaren, waaronder haar anti-Amerikanisme, dat voor een groot deel het constitutieve element van links zelf is.
Het is eigenaardig, althans zo komt het mij voor, dat het anti-Amerikaanse sentiment in hedendaags links is gegroeid in directe verhouding tot de mate waarin het zelf westers is geworden. Deze linkse middenklasse is als het ware haar eigen wortels gaan haten en het anti-Amerikaanse sentiment krijgt zo de overhand, alleen maar omdat het bewijst dat ze niet zo middenklasse zijn als ze lijken. Maar dat is niet nieuw. De linkse middenklasse haat gewoonlijk, of in de regel, de middenklasse die ze zelf is, alsof deze overdreven haat haar zou zuiveren van haar eigen sociale basis. In zekere zin vereenzelvigen de anti-Amerikanen zich negatief met Amerika. Omdat ze weten dat dit sentiment bepalend is voor hun identiteit, wenden ze zich tot Poetin, die ze tot nu toe nauwelijks kenden of begrepen.
Wat echt interessant is, denk ik, is te analyseren dat geen van die verdedigingen van Poetin van ganser harte is, het gebeurt altijd van ver, van een zekere veilige afstand. Het lijkt erop dat geen van die verdedigers echt lijkt te weten wat ze aan het doen zijn, ze weten alleen dat het niet Amerika is. Links heeft Assad in Syrië gesteund, Milosevic van Servië, voor zover deze dictatoriale individuen anti-Amerikanen zijn. Maar wat van cruciaal belang is, is dat het anti-Amerikaanse standpunt voortkomt uit een gemakkelijke positie, meestal van een veilige afstand, die maar al te gemakkelijk in te nemen is. Hier komen veel voorbeelden naar voren, zowel in de politieke als in de intellectuele omgeving.
Op het ogenblik dat men de positie van het anti-Amerikanisme inneemt, als uitgangspunt van intellectuele, politieke en/of culturele arbeid, verliest men de conceptuele wortels van het amerikanisme uit het oog, dat wil zeggen, men verliest het vermogen om een ander ‘amerikanisme’ te onderscheiden, zoals het Poetinisme, het Erdoganisme, enzovoort. Een van de meest hypocriete standpunten ten aanzien van de oorlog in Oekraïne, dat wil zeggen de invasie van Rusland in het land, is de gebruikelijke links-liberale litanie van ’terreur kweekt alleen maar meer terreur’, ‘vrede is van cruciaal belang, de rest kan daarna worden opgelost’, ‘geweld kan niet met geweld worden bestreden’.
De vraag is: wie wil er vrede? Ik kan niet één bezettingsmacht bedenken die geen vrede wil – Israël, Turkije, Servië, zelfs nazi-Duitsland, ze willen allemaal oprecht vrede. Maar in Oekraïne is vrede geen optie, zoals een groot filosoof onlangs verklaarde. De Oekraïners willen geen vrede, ze willen bevrijding. Poetin, als indringer, wil vrede. Alle oproepen tot pacifisme, of de standpunten die oproepen tot ‘vrede tot elke prijs’ depolitiseren niet alleen de zaak, maar uiteindelijk kiezen ze de kant van de onderdrukkende machten, of dat nu in het geval van de frontale oorlog is (zoals in Oekraïne, of eerder op de Balkan), of in de andere vormen van klassenstrijd op het gebied van economie, politiek, cultuur, enzovoort.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Posle. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.
Trackbacks/Pingbacks