‘Hou nou eens op over de Azov brigade’, zo luidde een geïrriteerde oproep uit Oost-Europees links enige weken geleden. De Oekraïense Azov brigade, een extreemrechtse militaire eenheid, trekt veel aandacht, gedeeltelijk omdat de Russische regering de groep graag aanhaalt als bewijs dat in Oekraïne een nazistisch regime aan de macht zou zijn. De aandacht is buitenproportioneel en leidt af van de werkelijke oorzaak van de huidige oorlog, het Russische imperialisme, aldus de oproep. Echter, de aandacht bestaat en gaat niet vanzelf weg. En Azov bestaat uit gevaarlijke fascisten die bestreden moeten worden.
Een discussie gebaseerd op feiten is het beste middel tegen de mythes die door zowel Azov als Moskou verspreid worden. Het recente boek From the Fires of War: Ukraine’s Azov Movement and the Global Far Right van de journalist Michael Colborne biedt een goed startpunt daarvoor. Colborne volgt al enige jaren extreemrechts in Oekraïne en in dit boek geeft hij beknopt een overzicht van de opkomst, structuur, ideologie en omvang van de beweging. De schrijver kan er moeilijk van beticht worden een apologeet van Poetin te zijn; hij was eerder betrokken bij het burger-onderzoeksjournalistiek netwerk Bellingcat. Bellingcat haalde zich de woede van de regimes van Poetin en Assad op de hals en na kritische berichten over de Azov-beweging ook die van extreemrechts in Oekraïne. Dat zijn vijanden waar je trots op kunt zijn.
From the Fires of War is in eerste plaats een feitenrelaas. Het eerste hoofdstuk behandelt het ontstaan van wat Colborne de Azov-beweging noemt. Naast de militaire eenheid is er namelijk in de loop der jaren door extreemrechtse activisten een netwerk van politieke en culturele organisaties opgezet die dienen om dezelfde ideologie te verspreiden en macht op te bouwen.
De militaire eenheid werd oorspronkelijk opgericht tijdens de eerdere Russische inval in 2014. In tegenstelling tot de inval in 2021, werd toentertijd het Oekraïense leger binnen korte tijd verslagen door de Russische invasie. Oekraïense burgers vormden vrijwilligerseenheden die echter geen partij waren voor het Russische leger en vaak zware verliezen leden. Wat toen het Azov-bataljon heette, werd opgezet door extreemrechtse activisten waarvan een aantal al ervaring had met oorlogsgeweld. Het Azov-bataljon telde ook niet-Oekraïense leden, waaronder fascisten die eerder aan Kroatische zijde hadden gevochten tijdens de oorlog in voormalig Joegoslavië. Ironisch genoeg was het grootste deel van de buitenlanders van Russische afkomst; veelal fascistische activisten die in Rusland gezocht werden voor geweldpleging. Ervaring met geweld kwam nu goed van pas en van zo’n 50 leden groeide Azov naar zo’n 800 in eind 2014 toen het officieel deel werd van de Oekraïense Nationale Garde. Sindsdien leunt de beweging zwaar op het krediet dat haar deelname aan de oorlog opleverde.
De specifieke ideologie die de beweging uitdraagt gaat echter verder terug, naar de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. Om deze ideologie en de beweging die erdoor gemotiveerd werden te begrijpen, is enige historische achtergrond noodzakelijk.
Onderdrukking
Tussen 1917 en 1921 poogden Oekraïense nationalisten een eigen staat te bevechten, tegen Duitse, Poolse, Oostenrijk-Hongaarse en Bolsjewistische vijanden in. Uiteindelijk werden de Oekraïense nationalisten verslagen en werd een deel van wat nu Oekraïne is Pools grondgebied. Een groter deel werd onder de naam Oekraïense Socialistische Sovjet-Republiek deel van de Sovjet-Unie. Twee kleinere gebieden waarin Oekraïners een meerderheid vormden werden deel van Roemenië en Tsjecho-Slowakije. In Polen en Roemenië werden Oekraïners al snel slachtoffer van een beleid van gedwongen assimilatie.
Tijdens de jaren twintig had de Oekraïense Sovjet-Republiek daarentegen een mate van autonomie waarbinnen de Oekraïense taal en cultuur kon opbloeien. Alhoewel de politieke autonomie beperkt was (daadwerkelijke afscheiding van de Sovjet-Unie was onmogelijk), keken veel Oekraïners in andere staten met bewondering naar de opleving van de Oekraïense taal en cultuur in de Sovjet-Republiek. Voor 1917 was er nauwelijks onderwijs in het Oekraïens, maar in de vroege jaren dertig volgde 97 procent van de Oekraïners in de Sovjet-Unie onderwijs in de eigen taal.
De relatief open atmosfeer in de Oekraïense Sovjet-Republiek was echter geen lang leven beschoren. In 1932 gaf Stalin de opdracht om ‘Oekraïens bourgeois nationalisme’ te vernietigen. Waar dit op neer kwam, schreef de de Oekraïense dissident Ivan Dzyuba in 1968, was ‘het vernietigen van alle vormen van de Oekraïense nationaliteit, nationaal leven en cultuur, en het liquideren van onderwijsgevende en wetenschappelijke kaders’. Nog voordat de bloedige zuiveringen in de rest van de Sovjet-Unie in alle hevigheid uitbraken, werden duizenden Oekraïners gedood. Rond dezelfde tijd begon ook het beleid van de gedwongen collectivisering van de landbouw. Om verzet daartegen te breken deporteerden de Sovjetautoriteiten rond de 850.000 boeren plus hun familieleden, ‘vaak naar afgelegen plaatsen in het oosten en noorden van de Sovjet-Unie en onder zulke erbarmelijke omstandigheden dat velen het niet overleefden’, schrijft Marc Jansen in Grensland. Een Geschiedenis van Oekraïne.
In 1932 brak grotendeels als gevolg van de gedwongen collectivisering een hongersnood uit die tegenwoordig in Oekraïne herinnerd wordt als een nationaal trauma en als zodanig een grote rol speelt in de weerzin tegen het Sovjetverleden. Om de export van graan op peil te houden, werden veel te grote hoeveelheden graan in beslag genomen waardoor de boeren en hun families massaal van de honger omkwamen.
Niet alleen werden verzoeken om hulp door Stalin van de hand gewezen, Sovjet-beleid maakte de ramp nog veel erger. Zo beschrijft Timothy Snyder in Bloedlanden. Europa tussen Hitler en Stalin hoe de Sovjet-autoriteiten eind 1932 een zwarte lijst van collectieve boerderijen, die hun graanquota niet gehaald hadden, introduceerden. Als straf moesten ze onmiddellijk een grote hoeveelheid graan afstaan. Natuurlijk waren ze hier niet toe in staat, wat betekende dat al het voedsel in beslag genomen werd. Bovendien mochten dorpen die op deze zwarte lijst stonden geen handel drijven of voorraden van elders ontvangen. Zonder voedsel, afgesloten van de rest van het land, werden mensen zo tot de hongerdood veroordeeld. Schattingen van het aantal slachtoffers van de hongersnood variëren van 2,5 tot 4 miljoen.
De opkomst van Oekraïens rechts
In de jaren twintig hadden veel Oekraïners nog met sympathie naar de Sovjet-Unie gekeken en had de ondergrondse Communistische Partij van West-Oekraïne (CPWO) veel steun in het door Polen gecontroleerde gebied. De hongersnood en onderdrukking maakten daar een einde aan en in 1938 werd de CPWO op bevel van Stalin ontbonden. In 1925 was de Oekraïense Communistische partij (Ukrainska komunistychna partiia, ook bekend als Ukapisty), een pro-Sovjet partij die voorstander was van Oekraïense zelfbeschikking, al ontbonden.
Rechtse stromingen profiteerden van dergelijke ontwikkelingen. Al in 1920 hadden rechtse Oekraïense nationalisten een ondergrondse gewapende organisatie opgericht die aanslagen uitvoerde op Poolse, Sovjet, Tsjecho-Slowaakse en Roemeense doelwitten. In 1929 richtte deze groep, samen met andere nationalisten, waaronder de Unie van Oekraïense Fascisten, de Organisatie van Oekraïense Nationalisten (OON) op.
De OON had een klassiek fascistische ideologie, zo blijkt bijvoorbeeld uit het werk van OON ideoloog Mykola Stsiborskyi, Natiekratie. Onder deze naam beschrijft Stsiborskyi het doel van OON als een anti-democratische, anti-socialistische, hiërarchische ‘nationale dictatuur’. Geheel in de fascistische traditie verheerlijkt Stsiborskyi irrationeel fanatisme, geweld en oorlog. Een levenskrachtige natie is volgens Stsiborskyi een agressieve, oorlogszuchtige natie. In 2020 werd het werk in een Duitse vertaling opnieuw uitgegeven, met een voorwoord van Azov-ideoloog en kopstuk Mykola Kravchenko. Kravchenko, die op 14 maart sneuvelde in de strijd om Kyiv, noemt in zijn voorwoord de ideeën van Stsiborskyi de basis voor de ontwikkeling van ‘de hedendaagse nationalistische beweging’ in Oekraïne.
De OON is berucht om haar samenwerking met Nazi-Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog. De beweging hoopte dat Nazi-Duitsland Polen en de Sovjet-Unie zou verslaan en ruimte zou bieden voor de oprichting van een Oekraïense staat. In juni 1941 riep de door Stepan Bandera geleide stroming van de OON een Oekraïense staat uit als bondgenoot van Nazi-Duitsland. In Kroatië en Slowakije kwamen inderdaad onder Duitse bescherming lokale fascistische bewegingen aan het hoofd van satellietstaten te staan. Een Oekraïense staat paste echter niet in de plannen van de nazi’s. De nazi’s waren van plan om de bevolking van dit deel van Europa grotendeels uit te roeien en de overlevenden tot slavernij in dienst van toekomstige Duitse kolonisten te dwingen. Stepan Bandera en andere OON-leiders werden opgepakt door de nazi’s, maar kregen als zogenaamde Ehrenhäftlinge speciale privileges. OON-leden en de gewapende vleugel van de beweging, het Oekraïense Partizanen Leger (OPL), maakten zich, in samenwerking met Duitse eenheden of zelfstandig, op grote schaal schuldig aan het vermoorden en verdrijven van zogenaamde vijanden van de Oekraïense natie zoals Joden en Polen. In de eerste weken van de oorlog werden in dergelijke pogroms tienduizenden mensen gedood.
In de eindfase van de oorlog bezigde de OON, die zich realiseerde dat Nazi-Duitsland verslagen zou worden en dat het nieuwe bondgenoten nodig had, meer gematigde retoriek. Volgens historici was deze ‘democratische’ draai grotendeels schijn. Toen het tij van de oorlog zich tegen de nazi’s keerde, werden de OON-leiders, waaronder Stepan Bandera, vrijgelaten om hen in staat te stellen een nieuwe, nationalistische beweging op te zetten als bondgenoot van Nazi-Duitsland. OPL-eenheden vochten in deze periode echter niet alleen tegen Sovjettroepen maar ook tegen Duitse troepen. Ondertussen ging het geweld tegen burgers door. In 1943-1944 doodden de OON en OPL duizenden Joden en meer dan 90.000 Polen tijdens het ‘etnisch zuiveren’ van Oekraïense gebieden.
De OON en OPL claimden te handelen in naam van het Oekraïense volk, net zoals tegenwoordig de Azov-beweging dat doet. In werkelijkheid was de houding van de meeste Oekraïners tegenover de Duitse troepen eerder afwachtend. Een kleine minderheidsstroming in de OON brak zelfs met Bandera vanwege diens steun aan Nazi-Duitsland en ontwikkelde zich naar links. Gedurende de oorlog waren enkele honderdduizenden Oekraïners betrokken bij de OON en de OPL. Naar schatting zo’n 4,5 miljoen Oekraïners vochten daarentegen mee in het Rode Leger. Symbolisch genoeg werd een eenheid van het Rode Leger die het vernietigingskamp Auschwitz bevrijdde geleid door een Joodse Oekraïner, Anatoly Shapiro.
De opkomst van de beweging
Russische propaganda overdrijft de invloed en aanhang van bewegingen als Azov schromelijk. De electorale vleugel van de Azov-beweging, het Nationaal korps, is in de woorden van Colborne ‘een flop’. Een alliantie van deze partij met andere rechtse partijen zoals Rechtse Sector en Svoboda behaalde in de parlementaire verkiezingen van 2019 iets meer dan twee procent van de stemmen, veel minder dan de kiesdrempel van vijf procent. Dat jaar besloot de leider van de partij, Andriy Biletsky, niet deel te nemen aan de presidentiële verkiezingen nadat peilingen toonden dat hij op 0,2 procent van de stemmen kon rekenen. In deze verkiezingen behaalde de extreemrechtse kandidaat Ruslan Koshulynskyi (Svoboda) 1,6 procent van de stemmen.
Toch weet de beweging invloed uit te oefenen en het zou een vergissing zijn om deze af te schrijven alleen op basis van verkiezingsuitslagen. Zo wijst Colborne op de rol van extreemrechtse groepen in de Maidan protesten in 2014. De voorloper van Azov maakte tijdens deze protesten deel uit van de Rechtse Sector, een organisatie met naar eigen zeggen drie- tot vijfhonderd leden. Omdat extreemrechts letterlijk voorop stond in de confrontaties met de politie verwierf het buitenproportioneel veel aanzien en invloed. Het was echter ook na Maidan dat de verkiezingsresultaten van een extreemrechtse partij als Svoboda terug begon te lopen. Na Maidan deed Svodoba een mislukte poging om haar fascistische en antisemitische kern te combineren met een meer respectabele façade. Rechtse Sector koos een tegenovergestelde aanpak, dolf het onderspit in een confrontatie met de nieuwe regering en verloor ook onder activisten aanhang. Een deel daarvan ging naar de Azov-beweging die zich na de oorlog in 2014 begon uit te breiden met initiatieven zoals een jongerenorganisatie, een uitgeverij, regelmatige publieke bijeenkomsten, sportscholen en een politieke tak.
Het relatieve succes van de Azov-beweging wijdt Colborne voor een groot deel aan deze strategie. Alhoewel de beweging zich graag presenteert als radicaal, is ze niet direct de confrontatie aangegaan met de staat. Geïnspireerd door Franse fascisten als Dominique Venner en Guillaume Faye wil de Azov-beweging een netwerk van organisaties opbouwen om sociale en culturele invloed te verwerven. De Azov-beweging bouwt zo aan wat Azov-ideoloog Olena Semenyaka een ‘staat binnen de staat’ noemt. Niet toevallig heeft in Nederland Thierry Baudet het werk van Venner en Faye aangeprezen en de pogingen van FvD om een eigen zuil te bouwen kunnen gezien worden als een Nederlandse vertaling van deze strategie.
Een dergelijke beweging opbouwen kost veel geld. Colborne beschrijft hoe de Azov-beweging geld inzamelt in de Oekraïense diaspora en daarnaast regelmatig functioneert als knokploeg voor malafide ondernemers. Een belangrijke verklaring voor de groei van de beweging zijn verder haar banden met delen van het staatsapparaat. Het hoofdkantoor van de beweging, een gebouw van drie verdiepingen, kreeg ze toegewezen door de overheid. Jarenlang was de politicus en ondernemer Arsen Avakov een belangrijke beschermheer van de beweging. Avakov maakte zijn fortuin tijdens de chaotische privatiseringen in de jaren negentig. In vroege jaren 2000 ging hij de politiek in en zou toen al banden gehad hebben met een voorloper van de Azov-beweging die als zijn knokploeg functioneerde. Avakov is meermalen beschuldigd van oplichting en fraude en werd in 2012 gezocht door Interpol. Dankzij zijn status als parlementariër wist hij vervolging te ontlopen. In 2014 werd hij minister van Binnenlandse Zaken, een machtige positie van waaruit hij Azov-activisten kon beschermen. In juli 2021 trad hij onverwacht af en alhoewel de Azov-beweging niet afhankelijk is van een enkel individu, lijken de fascistische activisten sindsdien iets minder bescherming te hebben.
Zoals de ondertitel van het boek aangeeft, heeft de Azov-beweging ook internationale ambities. Enige tijd lang presenteerde de beweging zich als een internationaal referentiepunt voor fascisten. Zo trok tijdens de oorlog in 2014 de beweging militante fascisten uit het buitenland aan. Colborne haalt een Amerikaans rapport uit 2019 aan dat vermeldt dat er sinds 2014 zo’n 17.000 buitenlanders deelgenomen hebben aan gevechten in Oekraïne. Meer dan 13.000 hiervan vochten aan pro-Russische zijde, vaak gerekruteerd door extreemrechtse organisaties als de ‘Nationale Bevrijdingsbeweging’ van Verenigd Rusland parlementariër Yevgeny Fyodorov en de Russische Keizerlijke Beweging van Stanislav Vorobyev. Naar schatting zo’n 100 buitenlandse fascisten vochten mee met Azov.
De last van het verleden
Dat een beweging die zich in de traditie van OON plaatst relatief succesvol kan zijn heeft veel te maken met de stormachtige geschiedenis van Oekraïne als grensgebied tussen Hitler’s Duitsland en Stalin’s Sovjet-Unie. Communistische symbolen bijvoorbeeld zijn die van de troepen die nazi-Duitsland versloegen, maar die ook jarenlang terreur zaaiden in wat nu Oekraïne is. In het Westen heeft de zogenaamde ‘decommuniseringswet’ uit 2015 veel aandacht getrokken. Deze wet verbiedt symbolen als de hamer en sikkel en de rode ster en op basis van deze wet werd de Communistische Partij van Oekraïne verboden. De wet verbiedt ook het gebruik van nazi-symbolen als het hakenkruis, maar gezien het veelvuldige, openlijke gebruik van de nazistische ‘zwarte zon’ door onder andere de Azov-beweging is dat verbod niet erg consequent.
Opgepoetste versies van de OON en leiders als Stepan Bandera worden vooral sinds de eeuwwisseling neergezet als alternatieve referentiepunten voor een anti-Sovjet versie van de nationale geschiedenis. Ze worden neergezet als Oekraïense patriotten die zich tegen ’totalitaire’ regimes als nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie verzet zouden hebben. De rehabilitatie van de OON berust gedeeltelijk op het wegmoffelen van het antisemitische en fascistische karakter ervan, maar biedt tegelijkertijd ruimte aan krachten die zich heel goed bewust zijn van dit aspect van de geschiedenis. Aan de ene kant prijzen ideologen als Semenyaka en Kravchenko vooroorlogse en hedendaagse fascisten en roepen ze voor het eigen publiek op tot het afbreken van de democratie. Toen de historicus Grzegorz Rossoliński-Liebe, auteur van een kritische biografie van Stepan Bandera, in Oekraïne lezingen zou gaan houden over zijn werk werden de meeste daarvan onmogelijk gemaakt door Azov-activisten die hem er van beschuldigden een ‘liberale fascist’ te zijn.
Het werk van Sovjet-historici is geen effectief tegenwicht tegen de nationalistische geschiedvervalsing. In deze werken spelen weer andere mythes, zoals die over de zegeningen van de Sovjet-Unie en wordt elke vorm van een Oekraïense drang naar zelfbeschikking als ‘fascistisch’ bestempeld. In Poetin’s toespraken over de noodzaak om het huidige Oekraïne te ‘denazificeren’ horen we echo’s hiervan.
De Oekraïense linkse activist Sergiy Movchan waarschuwde in een recent artikel voor het afschrijven van extreemrechts alleen op basis van hun belabberde verkiezingsresultaten; ‘Wat extreemrechts macht geeft en hen in staat stelt het overheidsbeleid te beïnvloeden (soms zelfs effectiever dan parlementaire fracties) zonder in het parlement vertegenwoordigd te zijn, is hun integratie in het ambtenarenapparaat en de militaire en wetshandhavingsdiensten, hun toegang tot wapens, hun gedurende jaren opgebouwde infrastructuur, de toegang tot financiële middelen (ook uit de begrotingen van de staat en steden), hun totale overwicht op straat en de hegemonie van een nationalistisch discours dat hun gewelddadige acties legitimeert.’ Linkse activisten berichten dat hun bijeenkomsten aangevallen worden door extreemrechtse activisten onder het welwillende oog of zelfs medewerking van de politie.
Colborne benadrukt dat zonder de oorlog in 2014 de Azov-beweging nooit de kracht had kunnen worden die het nu is. Het is nog te vroeg om te zeggen wat het resultaat van de huidige oorlog zal zijn op de ontwikkeling van extreemrechts. In tegenstelling tot 2014 is de rol van extreemrechts in de verdediging tegen het Russische leger nu relatief kleiner. Nationalistische en anti-Russische sentimenten waren ook al vóór de Russische inval in opkomst, maar dreigen nu verder versterkt te worden. In een verklaring over het recente verbod op een reeks ‘pro-Russische’ partijen waarschuwde de Oekraïense socialistische organisatie Sotsyalnyi Rukh (SR, Sociale Beweging) voor pogingen van de regering om de oorlogssituatie ’te misbruiken om de arbeidsrechten van de Oekraïense arbeiders aan te tasten’ en politieke en burgerlijke vrijheden te beperken.
Radicaal-linkse groepen als SR spelen een actieve rol in de verdediging van Oekraïne. Deze strijd voor een onafhankelijk Oekraïne, waarvan de toekomst alleen door de Oekraïners bepaald kan worden, is onlosmakelijk verbonden met de strijd tegen extreemrechts, tegen fascisme en antisemitisme. Deze strijd verdient internationale solidariteit. Die solidariteit kan politiek vorm krijgen door de oproep tot het kwijtschelden van de schuld van Oekraïne te steunen, door de verklaringen en analyses van Oekraïens links te verspreiden en praktisch, door middel van solidariteitsinitiatieven als operation-solidarity.org. Een vrij, zelfstandig Oekraïne is een noodzakelijke eerste stap in het verslaan van fascisme.
Michael Colborne, From the Fires of War: Ukraine’s Azov Movement and the Global Far Right, 179 pagina’s, Ibidem Verlag.