Foto: Fedayeen van het PLFP in Jordanië, begin 1969

Tijdens een gezamenlijke top van de Arabische Liga en de Organisatie van Islamitische Samenwerking (OIC) in de Saoedische hoofdstad op 11 november 2023, veroordeelden de leiders van Arabische en islamitische landen de ‘barbaarse’ acties van de Israëlische bezettingstroepen in de Gazastrook, maar zagen af van het nemen van economische en politieke strafmaatregelen tegen Israël.

Het slotcommuniqué eiste dat de VN-Veiligheidsraad een ‘bindende’ resolutie zou aannemen om een einde te maken aan de Israëlische ‘agressie’. Dit gebrek aan actie toont de verschillen aan tussen de verschillende staten, maar vooral de pogingen van andere staten om niets te ondernemen tegen de oorlog van Israël tegen Gaza of om de Palestijnse zaak te instrumentaliseren om de belangen van elke staat te dienen, zonder rekening te houden met de Palestijnse arbeidersklasse. Deze situatie maakt deel uit van een regionale historische context.

Na de Nakba, het pan-Arabisme en de Palestijnse zaak

Na de Nakba in 1948 raakten een aantal Palestijnen betrokken bij pan-Arabische politieke organisaties. In veel opzichten waren de pan-Arabische nationalisten, samen met andere bewegingen in de Derde Wereld, toegewijd aan de progressieve sociale transformatie van de sociaaleconomische structuren van onderdrukking en overheersing.

Het economische beleid van de Arabische nationalistische bewegingen van Nasser en de Ba’th partij in de jaren 1960 werd gekenmerkt door een staatskapitalisme dat enerzijds een strategie promootte die vijandig stond tegenover buitenlands kapitaal en bepaalde nationale privésectoren en anderzijds een beleid dat gericht was op een enorme herverdeling van de rijkdom binnen hun samenlevingen. Dat vertaalt zich ook in steun voor het ontluikende Palestijnse verzet tegen de Israëlische vijand. Deze regimes hebben echter de afwezigheid van een gemeenschappelijk democratisch referentiepunt bestendigd. Ook wordt elke autonomie van de arbeidersbeweging en elke vorm van linkse en progressieve oppositie met geweld onderdrukt en zijn nationale minderheden vaak het doelwit van onderdrukkend beleid, zoals de Koerden in Syrië.

In alle landen van de regio ontstond na de nederlaag van de Zesdaagse Oorlog in 1967 een golf van radicalisering, die vooral jongeren betrof en deel uitmaakte van de wereldwijde radicaliseringsgolf die in 1968 zijn hoogtepunt bereikte. De meest zichtbare uiting van die radicalisering in het Midden-Oosten was de zeer snelle uitbreiding van gewapende strijdorganisaties onder Palestijnse vluchtelingen, voornamelijk in Jordanië, en hun overname van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO), aanvankelijk opgericht door de Liga van Arabische Staten, onder de voogdij van Egypte. Na de nederlaag van de Zesdaagse Oorlog werd de PLO snel radicaler, nam een nieuw nationaal handvest aan (in juli 1968) en integreerde de verschillende Palestijnse gewapende organisaties. In 1969 kregen de Palestijnse organisaties autonomie van de Arabische landen. Fatah controleerde de PLO en Yasser Arafat werd de leider.

De crisis van de Arabische nationalistische regimes was echter diep. De nederlaag van de radicale regimes in Egypte en Syrië in de Zesdaagse Oorlog was een belangrijk keerpunt op regionaal niveau, ook voor de Palestijnse kwestie. Egypte, Syrië en andere staten laten geleidelijk hun eerdere radicale, anti-imperialistische sociale beleid varen. Hun staatskapitalistische ontwikkelingsmethoden beginnen te stagneren. Als gevolg daarvan kozen ze voor toenadering tot westerse landen en hun bondgenoten in de Golfmonarchieën en namen ze het neoliberalisme over, waarmee ze een einde maakten aan veel van de sociale hervormingen die hen populair hadden gemaakt bij sectoren van de arbeiders en boeren. De regimes keerden zich ook tegen de Palestijnse nationale beweging en zochten compromissen met Israël.

Regionale regimes verraden de bevrijdingsstrijd

Vanaf de jaren zeventig zouden onderdrukking van de Palestijnse nationale beweging en toenadering, normalisering of een vorm van stilzwijgend compromis met de staat Israël de volgende decennia kenmerken. De eerste botsing vond plaats in Jordanië: de monarchie verpletterde de Palestijnse nationale beweging in 1970 tijdens de gebeurtenissen die bekend staan als Zwarte September, waarbij duizenden mensen werden gedood en de PLO werd verdreven.

In Egypte, na de dood van de leider Nasser in september 1970, legde het nieuwe regime, geleid door Anwar al-Sadat, de Egyptische politiek een nieuwe richting op en brak met het Nasserisme. Aan de ene kant sloot het een stilzwijgende alliantie met de Moslim Broederschap tegen de nationalistische en progressieve krachten van het land en aan de andere kant introduceerde het het Infitah beleid, in wezen een reeks maatregelen ter bevordering van de liberalisering en economische privatisering van het land. Ook was er een geleidelijke toenadering tussen Washington en Caïro, die tot op de dag van vandaag voortduurt na het sluiten van de Camp David akkoorden en de officiële ondertekening van de vredesakkoorden tussen Egypte en Israël in 1979. Het Egyptische regime werd toen de op één na grootste ontvanger van Amerikaanse (voornamelijk militaire) hulp na Israël, met een bedrag van meer dan een miljard dollar per jaar. Egypte werkt sinds 2007 ook mee aan de blokkade van Gaza door Israël.

Het aan de macht komen van Hafez al-Assad in Syrië betekende ook een breuk met het beleid van zijn voorganger Salah al-Jadid, die Palestijnse gewapende acties steunde vanaf Syrisch grondgebied. Hafez al-Assad kwam uit de zogenaamde ‘pragmatische’ sectie van de Ba’th partij, die geen voorstander was van radicaal sociaal beleid en confrontatie met conservatieve landen in de regio, zoals de Golf monarchieën. Het doel van Assad was om de stabiliteit van zijn regime en de accumulatie van kapitaal te garanderen door de machtigste sectoren van het Syrische bedrijfsleven te paaien. Tegelijkertijd betekende dat dat er een einde moest komen aan gewapende Palestijnse acties en meer in het algemeen aan elke vorm van verzet van Syrië tegen Israël, inclusief de bevrijding van de bezette Syrische Golan. Tussen 1974 en 2011 werd er geen enkele kogel afgevuurd vanaf Syrisch grondgebied tegen Israël. Erger nog, het Syrische regime aarzelde niet om de Palestijnen en de Palestijnse nationale beweging te onderdrukken en aan te vallen.

In 1976 greep het Syrische regime van Hafez al-Assad in Libanon in tegen Palestijnse en Libanese linkse organisaties ter ondersteuning van de extreemrechtse Libanese partijen. Het regime voerde ook militaire operaties uit tegen Palestijnse kampen in Beiroet in 1985 en 1986. In 1990 werden ongeveer 2.500 Palestijnse politieke gevangenen vastgehouden in Syrische gevangenissen.(1)Voor meer informatie over de samenwerking tussen Syrische en Palestijnse linkse bewegingen in Syrië tijdens deze periode, zie Le Parti de l’Action Communiste syrien. Expérience et héritage, Joseph Daher, Contretemps web, 9 februari 2021. Hoewel het Syrische regime Hamas een tijdlang verwelkomde en steunde, verminderde het zijn steun voor Hamas radicaal toen Hamas weigerde om de contrarevolutie van het regime tegen de democratische opstand in 2011 te steunen en Hamas in 2012 verdreef. De twee herstelden hun politieke betrekkingen in 2022 na bemiddeling door het Libanese Hezbollah. Die ontwikkeling dient het belang van Teheran om zijn invloed in de regio te consolideren en de betrekkingen tussen zijn twee bondgenoten te herstellen.

Meer recent is het proces van normalisering van de Abraham-akkoorden in 2020, begonnen door de Amerikaanse president Trump en voortgezet door Biden, bedoeld om de invloed van de VS in de regio te versterken door de politieke integratie met de staten in de regio te versterken en de economische integratie van de staat Israël in het Midden-Oosten te versterken. Dat was ook een van de doelstellingen van de (doodgeboren) Oslo-akkoorden die de PLO en Israël in 1993 sloten. De processen van officiële normalisering tussen Israël en zijn bondgenoten in de regio, in het bijzonder de monarchieën in de Golfstaten, waarvan de meerderheid eerder betrekkingen onderhield met Israël, hebben tot doel de Palestijnse kwestie verder te isoleren en tegelijkertijd een regionale alliantie te versterken die de Verenigde Staten steunt, Iran tegenwerkt en de neoliberale autoritaire stabiliteit van de regio garandeert.

Andere regionale regimes, zoals Iran en Turkije, proberen bepaalde Palestijnse groepen te steunen om hun politieke doelstellingen te bevorderen. Iran onderhield weliswaar politieke banden met Hamas, maar verminderde zijn steun aan de organisatie na het vertrek van de Palestijnse organisatie uit Syrië in 2012 en de daaropvolgende onenigheid over de kwestie. Pas toen Khaled Meshaal aan het hoofd van Hamas in 2017 werd vervangen door Ismael Haniya, werd de deur geopend naar nauwere betrekkingen tussen Hamas, Hezbollah en Iran. Bovendien vergemakkelijkte de benoeming van sjeik Saleh al-Arouri ‒ een van de oprichters van de gewapende vleugel van Hamas, de al-Qassam Brigades ‒ als plaatsvervangend hoofd van het politieke bureau van de groep ook deze ontwikkeling. Net als de verkiezing van Yahya Sinwar, een ander oprichtend lid van de al-Qassam Brigades, tot hoofd van de beweging in Gaza.

In feite heeft de militaire tak altijd nauwe banden onderhouden met Iran, in tegenstelling tot het politieke bureau van de beweging onder leiding van Meshaal. In feite verzetten de leiders van de al-Qassam Brigades zich tegen de pogingen van Meshaal tijdens zijn mandaat om Hamas afstand te laten nemen van Iran en Hezbollah, ten gunste van het verbeteren van de relaties met Turkije, Qatar en op een bepaald moment zelfs Saoedi-Arabië. Hernieuwde en intensievere relaties met Iran zijn echter niet zonder kritiek gebleven in de Gazastrook en zelfs onder de populaire bases van Hamas. Een foto van de overleden commandant van de Iraanse Quds Force, generaal Qassem Soleimani, die op een billboard in Gaza Stad stond, werd vernield en gesloopt enkele dagen voor de eerste verjaardag van zijn dood.

De moord op Soleimani door een Amerikaanse aanval in Bagdad in 2020 werd sterk veroordeeld door Hamas en Haniyeh reisde zelfs naar Teheran om zijn begrafenis bij te wonen. De aanstichter van de actie, Majdi al-Maghribi, beschuldigde Soleimani ervan een crimineel te zijn. Verschillende andere spandoeken van Soleimani werden ook weggehaald en vernield, met een video waarop iemand hem beschreef als de ‘moordenaar van Syriërs en Irakezen’. En dan hebben we het nog niet eens over de samenwerking van Teheran met het Amerikaanse imperialisme in Afghanistan en Irak. Daarom demonstreerden mensen tijdens de Iraakse opstand in 2019 onder de slogan ‘Noch de Verenigde Staten, noch Iran’.(2)No to America…No to Iran’: Iraq’s Protest Movement in the Shadow of Geopolitics, Taif Alkhudary, LSE Middle East Centre Blog, 20 januari 2020. Deze voorbeelden alleen al ontkrachten het idee dat Iran een betrouwbare bondgenoot is van de Palestijnse zaak of dat het een anti-imperialistische staat is.

Op dezelfde manier onderhoudt Turkije, ondanks de kritiek van Recep Tayyip Erdogan op Israël, nauwe economische banden met dat land. Erdogan heeft het handelsvolume met Tel Aviv verhoogd van 1,4 miljard dollar toen hij aan de macht kwam tot 6,5 miljard dollar in 2020.(3)Turkey-Israel trade increases, as relations worsen – Report, Ahval, 15 mei 2021. De regimes beperken hun steun voor de zaak dus tot gebieden waar het hun regionale belangen bevordert en verraden het als dat niet het geval is. Onlangs nog steunden Turkije en Israël de agressie en militaire bezetting door Azerbeidzjan van Nagorno-Karabach, dat oorspronkelijk door de Armeniërs werd gecontroleerd en voornamelijk door Armeniërs wordt bewoond. Israëlische en Turkse drones en steun van de inlichtingendiensten van beide landen waren essentieel voor de overwinning van Azerbeidzjan op de Armeense strijdkrachten. Die bezetting leidde tot de exodus van meer dan 100.000 mensen op een totale bevolking van 120.000.

Strategie en beperkingen van de Palestijnse politieke bewegingen

Na de mislukking van haar strategie om te vertrouwen op de politieke steun en het aangaan van bondgenootschappen met regionale regimes, wendde de PLO zich tot de nog rampzaligere aanpak om te streven naar een vredesakkoord met bemiddeling van de Verenigde Staten en andere grootmachten. De hoop was om via de Oslo-akkoorden van 1993 een tweestatenoplossing te bereiken. Voor de Palestijnen was dat op alle vlakken een faliekante mislukking.

Meer in het algemeen stelt geen van de partijen ‒ Fatah, Hamas, Islamitische Jihad, het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP), het Democratisch Front voor de Bevrijding van Palestina (DFLP) en anderen ‒ een politieke strategie voor die kan leiden tot de bevrijding van Palestina.

De dominante Palestijnse politieke partijen zien de Palestijnse massa’s, de regionale arbeidersklasse en de onderdrukte volkeren niet als de krachten die de bevrijding van Palestina kunnen winnen. In plaats daarvan zoeken ze politieke allianties met de heersende klassen in de regio en hun regimes om hun politieke en militaire strijd tegen Israël te steunen. Ze werken samen met die regimes en pleiten voor niet-inmenging in hun politieke aangelegenheden, zelfs als die regimes hun eigen volksklasse en de Palestijnen binnen hun grenzen onderdrukken.

Een van de belangrijkste voorbeelden van hoe deze aanpak zich ontwikkelde was in 1970 in Jordanië, met als hoogtepunt de gebeurtenissen die bekend staan als Zwarte September. Ondanks de kracht, organisatie en populariteit van de PLO in Jordanië ‒ een land waar 70 procent van de bevolking Palestijns is ‒ weigerde het Fatah-leiderschap van Yasser Arafat aanvankelijk een campagne te steunen om de dictator van het land, koning Hoessein, omver te werpen. In reactie hierop en met steun van de VS en Israël kondigde Hoessein de staat van beleg af en terwijl de regionale Arabische regeringen grotendeels passief bleven, viel Hoessein PLO-kampen aan, doodde duizenden Palestijnse strijders en burgers en verdreef de PLO uiteindelijk uit Jordanië naar Syrië en Libanon.

Ondanks die geschiedenis en de daaropvolgende ervaringen in ballingschap, heeft de PLO deze strategie van samenwerking en niet-inmenging in interne aangelegenheden decennialang voortgezet. De voorzitter van de Palestijnse Autoriteit, Mahmoud Abbas, steunt over het algemeen de bestaande politieke orde in de regio. Zo heeft Abbas een felicitatieboodschap gestuurd naar de Syrische despoot Bashar al-Assad voor ‘zijn herverkiezing’ (4)Abbas congratulates Al-Assad for re-election as Syrian president, Middle East Monitor, 26 juni 2014. in mei 2021, ondanks Assad’s brute onderdrukking van Palestijnen die betrokken waren bij de Syrische opstand en de vernietiging van het Yarmouk vluchtelingenkamp.

Hamas volgt een gelijkaardige strategie; zijn leiders hebben bondgenootschappen gesloten met de monarchieën in de Golfstaten, meest recentelijk Qatar, en met het fundamentalistische regime in Iran. In 2012 prees Ismail Haniyeh, de toenmalige premier van de Hamasregering in Gaza, de ‘hervormingen’ (5)Sa Majesté le Roi reçoit Haniyeh et souligne l’importance d’unifier les rangs palestiniens, Alayam, 4 februari 2012. van Bahrein toen het regime met de steun van zijn bondgenoten uit de Golf de democratische opstand in het land neersloeg. Veel Hamasleiders zagen dat als een ‘sektarische’ (6)La lumière au bout de leurs tunnels? Le Hamas et les soulèvements arabes, rapport sur le Moyen-Orient n°129, Reworld, 14 augustus 2012. staatsgreep door de door Iran gesteunde sjiieten in Bahrein.

In april 2018 prees voormalig Hamasleider Khaled Mashal tijdens een bezoek aan Ankara de Turkse invasie en bezetting van Afrin in Syrië.(7)Quels acteurs sont satisfaits de la victoire d’Erdogan?, Nozhan Etezadosaltaneh, International Policy Digest, 3 mei 2018. Hij zei dat ‘het succes van Turkije in Afrin dient als een sterk voorbeeld’ en hoopte dat het zou worden gevolgd door ‘soortgelijke overwinningen voor de islamitische ummah in vele delen van de wereld’. De bezetting van Afrin door de Turkse strijdkrachten en haar reactionaire Syrische proxies heeft meer dan 150.000 mensen, voornamelijk Koerden, verdreven en degenen die zijn gebleven onderdrukt.

Helaas heeft Palestijns links grotendeels zijn eigen versie van dezelfde strategie toegepast. Ook zij hebben zich onthouden van kritiek op de onderdrukking van hun volk door hun bondgenoten. De PFLP, bijvoorbeeld, maakte geen bezwaar tegen de misdaden van het Syrische regime en steunde zelfs het Syrische leger tegen ‘buitenlandse samenzweringen’, verklarend dat Damascus ‘een doorn zal blijven in het gezicht van de zionistische vijand en zijn bondgenoten’. De relaties van de PFLP met de Iraanse theocratie (8)Bénissez Khamenei pour l’issue des élections. Le Front populaire félicite Ibrahim Raisi pour avoir remporté l’élection présidentielle iranienne, Volksfront voor de Bevrijding van Palestina, 20 juni 2012. volgen een vergelijkbaar patroon.

Conclusie

De sleutel tot het ontwikkelen van een betere bevrijdingsstrategie is Palestina in de regionale context te plaatsen. Er is een dialectische relatie tussen de strijd van de Palestijnen en de regionale volksklassen: als de Palestijnen vechten, brengt dat een regionale bevrijdingsbeweging op gang, en de regionale beweging voedt op haar beurt de beweging in bezet Palestina. De laatste demonstraties in solidariteit met het Palestijnse volk laten zien dat kritiek op het beleid van deze regimes nooit ver weg is, van hun compromissen met Israël tot hun autoritaire beleid.

De extreemrechtse minister Avigdor Lieberman (9)L’Égypte plus dangereuse que l’Iran, Hillary Zaken, The Times of Israel, 22 april 2012. erkende het gevaar van de regionale volksopstanden voor Israël in 2011 toen hij verklaarde dat de Egyptische revolutie die Hosni Mubarak ten val bracht en de deur opende naar een periode van democratische openheid in het land, een grotere bedreiging was voor Israël dan Iran.

De strategie van regionale revolutie gebaseerd op klassenstrijd van onderop is de enige manier om bevrijding te winnen van Israël aan de ene kant en van regionale autoritaire regimes aan de andere kant, evenals van hun imperialistische geldschieters, van de Verenigde Staten tot China en Rusland.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op l’Anticapitaliste. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.

Voetnoten

Voetnoten
1 Voor meer informatie over de samenwerking tussen Syrische en Palestijnse linkse bewegingen in Syrië tijdens deze periode, zie Le Parti de l’Action Communiste syrien. Expérience et héritage, Joseph Daher, Contretemps web, 9 februari 2021.
2 No to America…No to Iran’: Iraq’s Protest Movement in the Shadow of Geopolitics, Taif Alkhudary, LSE Middle East Centre Blog, 20 januari 2020.
3 Turkey-Israel trade increases, as relations worsen – Report, Ahval, 15 mei 2021.
4 Abbas congratulates Al-Assad for re-election as Syrian president, Middle East Monitor, 26 juni 2014.
5 Sa Majesté le Roi reçoit Haniyeh et souligne l’importance d’unifier les rangs palestiniens, Alayam, 4 februari 2012.
6 La lumière au bout de leurs tunnels? Le Hamas et les soulèvements arabes, rapport sur le Moyen-Orient n°129, Reworld, 14 augustus 2012.
7 Quels acteurs sont satisfaits de la victoire d’Erdogan?, Nozhan Etezadosaltaneh, International Policy Digest, 3 mei 2018.
8 Bénissez Khamenei pour l’issue des élections. Le Front populaire félicite Ibrahim Raisi pour avoir remporté l’élection présidentielle iranienne, Volksfront voor de Bevrijding van Palestina, 20 juni 2012.
9 L’Égypte plus dangereuse que l’Iran, Hillary Zaken, The Times of Israel, 22 april 2012.