Eind mei en begin juni vond in de Verenigde Staten de grootste golf van massale opstanden plaats sinds de jaren zestig. In elke grote stad en in alle vijftig staten braken protesten uit, die het einde van het racistische politiegeweld eisten. Het waren meer dan protesten, het waren opstanden, waarbij tienduizenden mensen de straat op gingen, snelwegen blokkeerden en politieauto’s in brand staken en vernielden, samen met andere symbolen van economische en racistische onderdrukking.
Op het moment van schrijven zijn alleen al in New York City 47 politieauto’s beschadigd of verbrand. In het hele land zijn meer dan 11.000 mensen gearresteerd. En in Washington DC hebben protesten buiten het Witte Huis Trump tijdelijk gedwongen om naar zijn bunker te vluchten, met de bedoeling deze te ‘inspecteren’ en niet uit grote angst voor de rellen.
Ondertussen heeft de politie, die al als bezettingsmacht in arme en zwarte buurten fungeert, gereageerd alsof ze in oorlog zijn, met gebruik van traangas en rubberkogels, zelfs wanneer ze geconfronteerd worden met vreedzame demonstranten. In Dallas verloor een demonstrant zijn oog na geraakt te zijn door een ‘niet-dodelijk’ politieprojectiel, net als een journalist in Minneapolis die geraakt werd door een ‘schuim’-kogel en een andere journalist in Fort Wayne, Indiana, die geraakt werd door een traangasgranaat. In Louisville doodde de politie de 53-jarige demonstrant David McAtee, wat leidde tot het ontslag van de politiechef van de stad. In Brooklyn doodden de cipiers van het Metropolitan Detention Center Jamel Floyd, die stierf nadat hij in zijn cel met pepperspray was bespoten. Politieagenten doden regelmatig ongestraft zwarte mensen, zelfs als er geen sprake is van sociale onrust. Er is weinig reden om te geloven dat ze daarmee zullen stoppen, tenzij we ze dwingen.
Politiemoorden op zwarte mensen zijn het scherpe kantje van het Amerikaanse racisme. Ze zijn het sterkste bewijs hoe weinig het zwarte leven er toe doet in een samenleving die zwarte mensen in alle andere levenssferen als minderwaardig behandelt. De directe oorzaak van deze rebellie is dus de moord op George Floyd door de politie van Minneapolis. De video van Floyd’s dood toont een agent die negen minuten lang op zijn nek knielt terwijl Floyd herhaaldelijk naar adem snakt, ‘I can’t breathe’. Het heeft niemand verbaasd dat dit dezelfde woorden zijn die Eric Garner zes jaar geleden uitbracht toen een New Yorkse politieagent hem doodstak. Er is in die zes jaar niets significant veranderd om te voorkomen dat de politie zwarte mensen vermoordt, die steeds als een bedreiging worden gezien, zelfs als ze ongewapend zijn.
In veel opzichten voelt deze opstand aan als een herhaling van 2014, toen landelijk werd geprotesteerd naar aanleiding van de politiemoord op Michael Brown en de daaropvolgende opstand in Ferguson, Missouri. Toen, net als nu, maakte een opeenvolging van vergelijkbare sterfgevallen door toedoen van de politie op een verwoestende manier duidelijk dat zwarte mensen die op volstrekt normale wijze handelen, als buitengewoon crimineel en gevaarlijk worden behandeld: Ahmaud Aubrey werd tijdens het joggen gevolgd en gelyncht door racistische burgerwachten. Breonna Taylor werd gedood terwijl ze sliep in haar appartement. George Floyd werd gedood omdat hij naar verluidt een vervalst biljet van 20 dollar had gebruikt, een misdrijf van armoede in een tijd waarin tientallen miljoenen hun baan hebben verloren door de pandemie en in het hele land stratenlange rijen staan voor voedsel. Ondertussen worden zwarte mensen met geweld bestraft voor het overtreden van fysieke afstandsregels en hebben ze meer kans op boetes en arrestaties dan hun witte medeburgers. Even los van de pandemie, kon je makkelijk een protestbord van zes jaar geleden afstoffen zonder dat iemand met zijn ogen knippert. Het is verpletterend duidelijk dat grote sectoren van de samenleving weliswaar op pauze werden gezet vanwege de gezondheidscrisis, maar dat dit niet het geval was voor het alledaagse racisme.
Toch gaat het bij deze protesten niet alleen om politiegeweld. Ze zijn ook een reactie op het volslagen falen van de regeringen van de staten en van de regering-Trump om te reageren op het afschuwelijke dodental en de economische verwoesting die de pandemie heeft aangericht. Er is nu zowel vanuit de Republikeinen als de Democraten de drang om de economie te heropenen, zelfs nu het aantal doden als gevolg van covid-19 in een derde van de Amerikaanse staten blijft stijgen. Vrijwel elke medische deskundige heeft duidelijk gemaakt dat als we ons haasten om te heropenen, er veel meer mensen zullen sterven, maar de heersende klasse heeft besloten dat dit een prijs is die ze bereid zijn te betalen.
Die prijs wordt niet in gelijke mate betaald. Er is ruimschoots bewijs dat de pandemie een onevenredig grote impact heeft op de zwarte gemeenschappen in het hele land. Uit één studie blijkt dat er bijna drie keer zoveel zwarte mensen sterven aan covid-19 als witte mensen. Dat is geen toeval. De historische en aanhoudende vormen van antizwart racisme in de Verenigde Staten zorgen ervoor dat zwarte mensen geconcentreerd zijn in banen met lage lonen, minder in staat zijn om thuis te werken en geen toegang hebben tot adequate gezondheidszorg. En daar komt nog bij dat het racistische politiegeweld onverminderd voortduurt. Zwarten kunnen geen pauze inlassen, zelfs niet op een moment dat het hele land zich zou moeten concentreren op de bescherming van ons collectieve welzijn en onze veiligheid. Dit is niets nieuws.
Nieuw is dat de huidige protesten militanter zijn en zich sneller verspreiden dan de protesten die zich op het hoogtepunt van de Black Lives Matter-beweging voordeden, en dat ze zich voordoen in weerwil van de avondklok en de regels om thuis te blijven die door burgemeesters en gouverneurs zijn opgelegd. De protesten van nu lijken multiracialer te zijn, hoewel de meeste worden geleid door jonge zwarte mensen en niet door bestaande organisaties. Bovendien is de politie er niet in geslaagd om de opkomst te temperen of om sympathie bij het publiek te wekken. In plaats daarvan worden de protesten alom als gerechtvaardigd gezien. Uit een peiling van Reuters blijkt dat 64 procent van de Amerikanen hen steunt.
Terwijl de eerdere opleving van de antiracistische strijd het systematische racisme van de politie en het strafrechtelijke systeem aan het licht heeft gebracht, zijn het de protesten van vandaag de dag die de economische en politieke actoren die deze systemen mogelijk maken en ondersteunen aan het wankelen aan het brengen. Immers, wanneer de regering zo snel reageert op het onderdrukken van het massaprotest, maar niet de wil of de middelen kan vinden om een massapandemie te bestrijden, is het duidelijk dat onze gezondheid en veiligheid voor haar geen prioriteit is.
Net als bij andere aspecten van de pandemie liggen eisen die ooit beperkt waren tot kleine aantallen antiracistische activisten en radicaal links plotseling op tafel. De oproep tot #defundthepolice [haal geld weg bij de politie] is een centrale eis van de protesten geworden, omdat velen het verband leggen tussen de buitensporige politiebudgetten en de drang om te bezuinigen op de middelen voor gezondheidszorg, onderwijs en adequate huisvesting. Er is een grotere bereidheid om vraagtekens te zetten bij het idee dat gewapende agenten van de staat het beste antwoord zijn op een breed scala aan sociale problemen, van geestesziekten tot armoede en criminaliteit, of dat politie nodig is om ons veilig te houden.
In een beweging die twee weken eerder ondenkbaar leek, stemde het bestuur van de openbare school van Minneapolis op 2 juni unaniem voor beëindiging van het contract met de politie van de stad. Portland, Oregon, volgde. Op 7 juni heeft de gemeenteraad van Minneapolis toegezegd het politiekorps volledig te ontbinden.
We bevinden ons in de Verenigde Staten niet in een revolutionaire situatie en we zijn nog ver verwijderd van een punt waarop eisen om de politie volledig af te schaffen aan de orde van de dag zijn. Maar misschien zijn we er niet zo ver vandaan als men zou denken. Niets van dit alles zou zijn gebeurd zonder de opstand.
Sommigen ter linkerzijde hebben betoogd dat de politieke radicalisering van de afgelopen jaren vooral het gevolg is van de campagnes van presidentskandidaat Bernie Sanders in 2016 en 2020. Dezelfde mensen hebben de neiging om de rol van sociale bewegingen in het veranderde bewustzijn te bagatelliseren, door de belangrijkste uitdrukking van deze radicalisering tot Sanders’ campagne als socialist en de groei van de Democratische Socialisten van Amerika (DSA) te beperken. Maar deze laatste golf van antiracistisch protest suggereert dat de radicalisering veel dieper gaat dan de campagne van Sanders of de DSA alleen.
De onmiddellijke, landelijke reactie en de samenstelling van deze protesten wijzen op de betekenis van de Black Lives Matter-beweging voor het veranderen van het bewustzijn over de rol van de politie en de noodzaak van een radicale verandering. Een teken van dit groeiende bewustzijn is dat 74 procent van de Amerikanen de dood van Floyd ziet als een kwestie van racisme – een toename van 30 punten ten opzichte van de manier waarop de Amerikanen reageerden na de dood van Michael Brown en Eric Garner.
Vandaag de dag hebben militante protesten tegen politiegeweld het terrein van de strijd fundamenteel veranderd en massale actie nieuw leven ingeblazen als de manier om sociale verandering te bereiken. De snelheid waarmee de aanklagers alle vier de agenten die betrokken waren bij de moord op George Floyd aanklagen, vergeleken met de maanden die nodig waren voordat de moordenaars van Ahmed Aubrey zelfs maar werden gearresteerd, kan hieraan worden toegeschreven: Minneapolis vocht terug.
Toch is het een belangrijke uitdaging om collectief te doordenken hoe we het radicale potentieel van dit moment kunnen benutten. Ten eerste: hoe kunnen we protesten veiliger maken tijdens een pandemie? De hele logica van het protest druist in tegen de eisen van fysieke afstand, gezien het feit dat onze macht en veiligheid in aantallen ligt. We zullen moeten blijven voortbouwen op creatieve methoden van protest, zoals autokaravanen en virtuele rally’s, om onze fysieke aanwezigheid op straat te versterken en het gevaar van een mogelijke heropleving van covid-19 in de herfst te ondervangen.
Ten tweede: Trump heeft zich nog sterker gepositioneerd als de president van ‘law and order’. Hij heeft de politie groen licht gegeven om de maximaal toegestane geweldsmiddelen te gebruiken, en roept op tot het neerschieten van plunderaars – een bevoegdheid die hij misschien niet heeft, maar die ons toch tot doelwit maakt. Voorlopig heeft het Pentagon de orders van Trump om het leger te sturen, afgehouden. Er is echter nog een ander gevaar dat Trump heeft gecreëerd met de beschuldiging van ‘externe agitatoren’. Deze poging om de ‘goede’ demonstranten te scheiden van de ‘slechte’, zoals Antifa, die Trump heeft gedreigd te bestempelen als een terroristische groepering, is in feite bedoeld om ons allemaal te veroordelen. We zouden dergelijke pogingen om de beweging te verdelen moeten verwerpen.
Tegelijkertijd is het onwaarschijnlijk dat we het huidige niveau van openlijke rebellie kunnen handhaven zonder ruimte te creëren voor meer van ons om in grote aantallen naar buiten te komen, inclusief degenen die niet gedocumenteerd zijn of om andere redenen niet het risico kunnen lopen gearresteerd te worden. De macht van het getal helpt ons om beter stand te houden, terwijl een betere voorbereiding en coördinatie tot onze beste veiligheidsmaatregelen tegen politiegeweld kan behoren. Er valt veel te leren van de internationale strijd, zoals dievan de militanten in Hongkong, die vanuit hun eigen pro-democratische strijd adviezen hebben getweet over hoe we weerstand kunnen bieden aan traangas en de politie buitenspel kunnen zetten. We moeten hun lessen ook met elkaar delen.
Ten slotte blijft er, ondanks de ontluikende basisorganisaties die zich sinds 2014 hebben gevormd, een gebrek bestaan aan ruimtes waar nieuwe activisten – met name de zwarte jongeren die deze strijd leiden – kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een langetermijnstrategie door de eb en vloed van protesten heen. We zullen netwerken en infrastructuur moeten ontwikkelen die de nationale acties, campagnes en eisen beter kunnen coördineren en de lessen van onze successen en mislukkingen in het hele land kunnen delen.
Er zijn veel inspirerende voorbeelden van de rol die georganiseerde arbeid kan spelen in deze strijd. In Minneapolis en New York City weigerden buschauffeurs en hun vakbonden om gearresteerde demonstranten te vervoeren naar gevangenissen waar covid heerste. Docenten, ouders, studenten en anti-racisten dagen de United Federation of Teachers [lerarenvakbond] uit, die weigerde te eisen dat agenten van scholen verwijderd worden of om liberale politici te bekritiseren voor hun medeplichtigheid.
Uiteindelijk moeten activisten en arbeidsmilitanten manieren vinden om vakbondsacties tegen racisme te koppelen aan de strijd tegen een heropening van de economie die alleen maar zal leiden tot meer doden. In plaats daarvan moeten we aandringen op een humane reactie op de pandemie die zich richt op gemeenschappen die het meest getroffen zijn door covid-19, terwijl we de macht en de financiering van de politie wegnemen. Dit gaat hand in hand met de eis om de echte plunderaars te laten betalen: we moeten de rijken belasten en erop aandringen dat dit land, dat gebaseerd is op genocide en slavernij, eindelijk de verschuldigde schadevergoedingen betaalt.
Terwijl de mainstream media zich fixeren op incidenten van ‘plundering’ en vernieling van eigendommen, zijn de rijkste Amerikanen tijdens de pandemie 400 miljard dollar rijker geworden. In een tijd waarin 40 miljoen mensen werkloos zijn, laat dit zien dat deze kapitalistische samenleving meer waarde hecht aan winst dan aan het menselijk leven. De opstand tegen racistisch politiegeweld heeft deze dodelijke prioriteiten als geen ander aan het licht gebracht. Wij allen, die met woede en hoop deelnemen aan deze strijd, moeten die zo ver mogelijk door voeren.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op NewPolitics. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.