‘De geschiedenis is de vrucht van de macht, maar de macht zelf is nooit zo transparant dat de analyse ervan overbodig wordt. Het ultieme teken van macht kan zijn dat ze onzichtbaar is; de ultieme uitdaging, het blootleggen van haar wortels.’
Michel-Rolph Trouillot, Silencing the Past
Een generatie Afro-Franse mensen die lang door de mythe van het universalisme is uitgewist, komt in opstand. De demonstraties in het voorjaar van 2020 onderstreepten de noodzaak om de blinde vlekken in de Franse geschiedenis te onderzoeken en de gebreken in het republikeinse ideaal in twijfel te trekken, en uiteindelijk een gedeeld, echt universalistisch verhaal op te bouwen dat meerdere perspectieven weerspiegelt. De strijd van deze opkomende antiracistische bewegingen is geen dekmantel voor afscheidingsdrang, maar weerspiegelt een zeer reële eis aan de Franse Republiek.
Mijn naam is Mame-Fatou Niang. Ik ben filmregisseur en docent en onderzoeker aan de Carnegie Mellon Universiteit in de Verenigde Staten. Ik ben Afro-Frans. In mijn land, Frankrijk, leidt het claimen van een dubbele identiteit tot opwinding. ‘De Franse Republiek is één en ondeelbaar – je kunt identiteit niet combineren met een ras of een religie!’; ‘Dat is gewoon een trieste, ruwe uitvinding, overgenomen van de Amerikaanse rassenpolitiek. Jouw Afro-Frans-zijn bedreigt de integriteit van Frankrijk.’ Maar ik ben geboren in een familie met Senegalese wortels, geboren in de Franse Republiek en opgegroeid in de culturen van de zwarte diaspora: ik ben, eenvoudig gezegd, Afro-Frans. Als expert op het gebied van zwarte kwesties in Frankrijk, streef ik ernaar om de zwarte Franse ervaring te verkennen en uit te drukken door middel van mijn academisch onderzoek en artistieke output.
In de 15 jaar die ik op dit terrein werkzaam ben, heb ik nog nooit zoiets gezien als de onrust die door heel Frankrijk ging na de dood van George Floyd. Veel journalisten, onderzoekers, activisten en kunstenaars die ik ken, hebben, net als ik, het gevoel dat we getuige zijn van het ontstaan van iets totaal nieuws; dat we de geschiedenis in wording zien. Het publieke debat dat in de acht weken na het overlijden van George Floyd volgde, dwong Frankrijk tot een reeks vragen waar het niet langer omheen kan. De kwestie die in de eerste helft van 2020 zo’n verhitte discussie op gang bracht, was die van de Franse identiteit en haar onderdelen, de geschiedenis van deze identiteit, en hoe ‘ras’ (1)We hebben het natuurlijk niet over de aberratie die ‘ras’ ziet als een biologische categorie; we hebben te maken met ‘ras’ als een denkbeeldige categorie die gevormd wordt door de Verlichting en in stand wordt gehouden door het koloniale systeem. In die zin had – en heeft – ‘ras’ een beslissende invloed op de ontwikkeling van onze westerse samenlevingen. Hoewel het in Frankrijk praktisch niet meer in de institutionele woordenschat voorkomt, leeft het toch voort in de hoofden van mensen. ‘Ras’ fungeert als een operationele categorie binnen het nationale domein. past in een hele reeks vragen: Wie is Frans? Hoe is het nationale geheugen van Frankrijk ontstaan? Hoe hebben historische definities de hedendaagse processen van integratie in of uitsluiting uit de Franse nationale gemeenschap beïnvloed?
Een terugblik op acht weken die (hopelijk) de manier waarop Frankrijk naar ‘ras’ kijkt hebben veranderd
25 mei 2020: op een stoep in de stad Minneapolis drukt een blanke politieagent zijn knie tegen de nek van een geboeide zwarte man op de grond. Tot zijn laatste ademtocht smeekt de man op de grond, George Floyd, de agent om zijn leven, hij hehaalt: ‘Ik kan niet ademen, man. Je gaat me vermoorden.’ Beelden van Floyd’s tragische dood verspreiden zich snel over de wereld, zijn laatste woorden worden een strijdkreet tegen racisme en staatsgeweld. Met de spanningen die al hoog oplopen door de covid-19 pandemie, werd de slogan Black Lives Matter een terugkerend onderwerp in de krantenkoppen wereldwijd.
In Frankrijk was de dood van George Floyd de aanleiding voor de grootste antiracistische beweging in de hedendaagse geschiedenis en legde de raciale verdeeldheid bloot die lang verborgen was gebleven door het discours dat de republikeinse waarden van het land benadrukte. De smerige moord op deze Afrikaans-Amerikaanse man opende de sluizen voor aanklachten van institutioneel geweld; die werden geuit door de activiteiten van organisaties als het Comité Vérité et Justice pour Adama (Comité voor waarheid en gerechtigheid voor Adama), genoemd naar de 24-jarige Afro-Franse man die in 2016 in politiebewaring stierf. In verschillende Franse steden werd gedemonstreerd op aandringen van de families van de slachtoffers van staatsgeweld. Naast de door het Adama Comité georganiseerde protesten, waarbij regelmatig tienduizenden mensen betrokken waren, werden acties ondernomen op aandringen van de families van Gaye Camara, Ibrahima Bah en Sabri Choubi, die allen zwart Frans of Arabisch Frans waren en allen het leven verloren na confrontaties met de politie.
Als onderdeel van een nooit eerder geziene beweging, domineerden deze protesten het nationale nieuws en leidden ze tot reacties van politici op het allerhoogste niveau. Hoewel mijn werk in het buitenland wijd verspreid is, ben ik in Frankrijk zelf vaak op een barrière gestuit die de promotie van materiaal dat tot op de dag van vandaag als separatistisch wordt beschouwd of te veel op één enkele gemeenschap gericht, blokkeert. Nu zag ik deze barrière in een paar uur tijd wegvallen. Mijn telefoon werd overspoeld met berichten van Franse mediavertegenwoordigers die me graag wilden uitnodigen in hun studio’s of stukken wilden laten schrijven voor hun kranten. Andere deskundigen op het gebied van racisme in Franrijk werden in deze periode ook veel gevraagd, wat resulteerde in een aanzienlijke vertegenwoordiging van Fransen met een minderheidsachtergrond in de media – een teken van de veranderende tijden.
Het Franse republikeinse ideaal en ‘rassenblindheid’
Afgezien van hun succes onder de bevolking, ligt de belangrijkste verdienste van deze protesten in de manier waarop ze gedurende bijna acht weken de kwestie van racisme op de voorgrond hebben geplaatst in het publieke debat. Deze prestatie is des te opmerkelijker gezien het feit dat Frankrijk de kwestie van racismenauwgezet vermijdt, behalve wanneer het daartoe gedwongen wordt door een plotselinge crisis (zoals de rellen in 2005 of de aanslagen in 2015). Wanneer er over racisme wordt gedebatteerd, krijgen minderheden zelden de kans om de agenda te bepalen.(2)Ik denk in het bijzonder aan het ‘grote debat’ over de Franse nationale identiteit dat in november 2009 werd gelanceerd door Éric Besson, toenmalig minister van Immigratie, Integratie, Nationale Identiteit en Co-ontwikkeling onder president Nicolas Sarkozy. Verlamd door zijn tekortkomingen en geplaagd door racistisch misbruik, is het initiatief op niets uitgelopen. Vanuit een Frans republikeins perspectief bestaat ‘ras’ eenvoudigweg niet, en nationale instellingen ontkennen nadrukkelijk dat ze een aandeel hebben in sociale ongelijkheid. De principes van de Verlichting en de Franse Revolutie bevorderen het idee van een natie die gebaseerd is op een contract tussen een gemeenschap van burgers, burgers die een geheel van waarden en idealen belichamen en verdedigen.
Hoewel de 21e eeuw heeft laten zien dat deze overtuigingen niet kloppen, blijft Frankrijk vasthouden aan zijn basisprincipes. En terwijl het land officieel kleurenblind is, achtervolgt het zwijgen over racisme ons dagelijks leven. Deze stilte is een integraal onderdeel van de Franse media, de kunst en academische kringen en geeft vorm aan de taal en de geschriften over het nationale geheugen en de geschiedenis van het land. Het ontbreekt de Franse taal dus aan termen om de erfenis van het imperialistische verleden van Frankrijk te beschrijven. Hoewel het Engels een aanzienlijk aantal woorden bevat, wakkert het gebruik ervan alleen het vermoeden aan dat niet alleen de woorden, maar ook de kwesties uit de Engelstalige wereld zijn geïmporteerd. Als onze mooie taal, die onze nationale identiteit ondersteunt en weerspiegelt, niet eens de moeite heeft genomen om met een woord voor zwartheid te komen, kan dat alleen maar zijn omdat het concept zelf niet verenigbaar is met de republikeinse mentaliteit. Quod Erat Demonstrandum (Wat moest worden bewezen).
Het zwijgen over racisme is des te oorverdovender in de academische wereld. Onze universiteiten en onderzoeksinstituten wemelen van de centra voor Afrikaans-Amerikaanse en/of Afrikaanse studies, maar we wachten nog steeds op de oprichting van de eerste Franse afdeling voor Afro-Franse studies. Bovendien vertegenwoordigt het heersende discours de kolonisatie en de slavernij als Amerikaanse instellingen, zonder hun geschiedenis in Frankrijk te vermelden – nogal een oefening in selectief geheugenverlies.
Vrijwel iedereen van ons heeft Gone with the Wind gezien en De (neger)hut van oom Tom gelezen toen we jong waren, maar hoeveel van ons hebben het epische verhaal van de rebel Solitude gehoord, die een slavenopstand in Guadeloupe leidde? Waarom vinden we het makkelijker om slavernij te associëren met het plukken van katoen in Alabama dan met het oogsten van suikerriet in West-Indië? Hoewel Franse schoolkinderen goed bekend zijn met de verschrikkingen van het Jim Crow-tijdperk en de verworvenheden van de burgerrechtenbeweging (Martin Luther King en Rosa Parks zijn ook in Frankrijk bekende namen), hebben veel van hen nog nooit van Toussaint gehoord. Hoeveel van hen weten dat Haïti ooit een Franse kolonie was? Deze ontkenning vormt de basis voor een vorm van alledaags racisme die niet eens als zodanig wordt erkend door degenen die zich er schuldig aan maken, vanwege de Franse interpretatie van het woord ‘racisme’ en de behandeling ervan als een gruwel die alleen in andere landen wordt aangetroffen. Racisme betekent volgens deze interpretatie Zuid-Afrika in het tijdperk van apartheid, het geweld van de KKK en de afslachting van schoolkinderen in de favela’s in Rio, maar het kan niet in verband worden gebracht met Frankrijk, het land van de Verlichting en de bakermat van de mensenrechten.
In een beroemde lezing in 1882 ontwikkelde Ernest Renan het idee van collectief geheugenverlies als een fundamentele factor in de creatie en het voortbestaan van een natie. Volgens Renan is het bestaan van een groep geworteld in zowel een gedeeld erfgoed als in een consensus over de historische feiten die in het collectieve geheugen moeten worden bewaard:
‘Het vergeten, ik zou zelfs zo ver willen gaan om te zeggen een historische fout begaan, is een cruciale factor in het ontstaan van een natie, en dat is de reden waarom vooruitgang in historische studies vaak een gevaar vormt voor [het principe van] de nationaliteit. Het historisch onderzoek brengt immers gewelddaden aan het licht die aan de oorsprong liggen van alle politieke formaties, zelfs van die waarvan de gevolgen volkomen heilzaam zijn geweest. Eenheid wordt altijd tot stand gebracht door middel van wreedheid.’ (Wat is een Natie?)
Om tot een coherente collectieve identiteit te komen, moeten controversiële episodes worden vergeten. Deze benadering verklaart het uitwissen van racisme als begrip, ondanks de centrale rol die dit begrip heeft gespeeld in de ontwikkeling van het moderne Europa. De terughoudendheid van Frankrijk om met de erfenis van zijn keizerlijk verleden om te gaan, ligt ten grondslag aan zijn selectief geheugenverlies en vormt een solide basis voor institutioneel racisme. De protesten en demonstraties in het voorjaar van 2020 benadrukten de noodzaak om de blinde vlekken in onze geschiedenis onder de loep te nemen en de gebreken van het republikeinse ideaal in twijfel te trekken, met het oog op het produceren van een gedeeld, echt universalistisch verhaal dat meerdere perspectieven weerspiegelt.
‘Universalistisch’ anti-racisme versus ‘racialistisch’ anti-racisme: de woordenoorlog die Frankrijk overspoelt
De gebeurtenissen van deze historische lente hebben het bestaan van twee tegengestelde kampen aan het licht gebracht: enerzijds de ‘universalistische’ of ‘republikeinse’ antiracisten en anderzijds de (geminachte en verfoeide) ‘racialisten’, ‘indigenisten’ of, in de woorden van president Emmanuel Macron zelf, ‘separatistische’ antiracisten. Nu er zo weinig wordt gedaan door conventionele antiracistische organisaties als Licra en SOS Racisme, en in het licht van de opkomst van nieuwe bewegingen met stevige wortels in volkswijken, sociale media en de harten en geesten van Franse jongeren, is het publieke discours deze nieuwe vorm van antiracisme – antiracisme 2.0 – gaan afschilderen als publieke vijand nummer één, waarbij de opkomst ervan evenzeer een bedreiging vormt voor de Franse Republiek als de blanke suprematie die ze zegt te bestrijden. Omdat het schrikbeelden uit het verleden oproept, zou anti-racisme 2.0 de fundamenten van onze samenleving ondermijnen en haar besmetten met het gif van het identitarisme. Politici en media slaan de handen ineen om de alarmbel te luiden en de gevaren te ontkrachten van een ontluikende racialisatie die uit de Verenigde Staten wordt geïmporteerd.
Deze zinloze botsing tussen twee vormen van antiracisme brengt de postkoloniale melancholie die Frankrijk in zijn greep houdt, scherp in beeld: het onvermogen om in het reine te komen met de geschiedenis van ons land en als zodanig het heden te accepteren dat uit die geschiedenis is voortgekomen. Het getuigt ook van de ontkenning van onze lange geschiedenis van racisme en de impact van dit collectieve geheugenverlies op de zeer Franse productie van racistische identiteiten, die later door het universalistische establishment onder het tapijt werden geveegd. Mijn Frankrijk is niet het Frankrijk van Colbert of het Frankrijk van Napoleon, dus waarom zou het door dezelfde lens worden bekeken, namelijk die van een versteend systeem van universalisme waarin, zo wordt beweerd, geen sprake is van racisme? In plaats van een lange, strenge blik op zichzelf te werpen, verschuilt mijn land zich liever achter een ideaal dat wordt geschraagd door verstarde republikeinse waarden. Waarom zou ik gedwongen worden te leven in een wereld waarin universalistische dogma’s en het blindelings vasthouden aan een ideaal als substituut voor de werkelijkheid worden beschouwd? In deze wereld behoudt het universalisme een zodanige mate van onschuld, onwetendheid en arrogantie dat er weinig ruimte is voor de Ander. Dat zijn precies de overtuigingen die door de volksprotesten in het voorjaar van 2020 in twijfel worden getrokken.
De aandacht voor de arbeiderswijken en de koppeling van sociale kwesties aan politiegeweld als gemeenschappelijke noemer, getuigen van de wil om de echte uitdagingen van een door de crisis geteisterd Frankrijk aan te pakken. Dit voorjaar gingen slachtoffers van politiegeweld de straat op naast vluchtelingenorganisaties, gezondheidswerkers, LHBTQI+-bewegingen, milieuactivisten, feministen, studenten- en/of burgerorganisaties en een reeks andere linkse bewegingen. Anti-racisme 2.0 betekent in feite zowel een breuk met links dat niet in staat is geweest om de harten in de arbeiderswijken aan te spreken als de eerste keer dat de kwestie van staatsgeweld tegen geracialiseerde lichamen als een verenigende factor voor diverse soorten sociale strijd heeft gediend.
Ik ben Afro-Frans. Ik ben geen slechte imitatie die aanspoelde op de Franse kusten in het kader van de postkoloniale migratie naar een Europees ‘beloofd land’. Mijn verhaal is ook het verhaal van Frankrijk sinds 1659, het jaar waarin de stad Saint-Louis werd gesticht aan de monding van de rivier de Senegal, die van de 17e tot de 20e eeuw fungeerde als een essentieel onderdeel van het Franse Rijk. Als we de basis willen leggen voor een rechtvaardiger samenleving, moet dit verhaal worden verteld. In die zin is de democratisering van het universele, vertegenwoordigd door de opkomende antiracistische bewegingen, een van de grote projecten van het nieuwe Frankrijk.
Ik maak deel uit van een generatie Fransen die lang door de mythe van het universalisme is uitgewist. Onze strijd is niet langer een dekmantel voor afscheidingsdrang, maar weerspiegelt nu een zeer reële eis die we aan de Franse Republiek stellen.
Mame-Fatou Niang is universitair docent Frans aan de Carnegie Mellon Universiteit (VS). Haar meest recente boek, Identités Françaises (Brill, 2019), onderzoekt de Afro-Franse identiteiten en de werken van vrouwelijke schrijvers van de banlieue [voorsteden]. Mame heeft ook meegewerkt aan de regie van Mariannes Noires, een film waarin zeven Afro-Franse vrouwen onderzoeken wat het betekent om zwart en Frans te zijn, zwart in Frankrijk.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op de site van de Rosa Luxemburg Stichting. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.
Voetnoten
↑1 | We hebben het natuurlijk niet over de aberratie die ‘ras’ ziet als een biologische categorie; we hebben te maken met ‘ras’ als een denkbeeldige categorie die gevormd wordt door de Verlichting en in stand wordt gehouden door het koloniale systeem. In die zin had – en heeft – ‘ras’ een beslissende invloed op de ontwikkeling van onze westerse samenlevingen. Hoewel het in Frankrijk praktisch niet meer in de institutionele woordenschat voorkomt, leeft het toch voort in de hoofden van mensen. ‘Ras’ fungeert als een operationele categorie binnen het nationale domein. |
---|---|
↑2 | Ik denk in het bijzonder aan het ‘grote debat’ over de Franse nationale identiteit dat in november 2009 werd gelanceerd door Éric Besson, toenmalig minister van Immigratie, Integratie, Nationale Identiteit en Co-ontwikkeling onder president Nicolas Sarkozy. Verlamd door zijn tekortkomingen en geplaagd door racistisch misbruik, is het initiatief op niets uitgelopen. |