Sinds half april is er een echte tempowisseling in de sociale mobilisatie, die minder druk uitoefent op Macron en zijn regering. Maar de vijandigheid tegen de pensioenhervorming, de vijandigheid tegen Macron en zijn regering, is nauwelijks afgenomen en alle peilingen wijzen op een groeiend verlies aan vertrouwen bij de bevolking en een einde-van-de-regering sfeer nu Macron pas het tweede jaar van zijn mandaat ingaat en geen meerderheid kan vinden om zijn regering te steunen, noch bij de bevolking, noch bij de parlementsleden.
Macron heeft zijn wet op 14 april kunnen afkondigen, nadat hij de blanco cheque van de Constitutionele Raad had gekregen en zelfs de druk kon vermijden die had kunnen worden uitgeoefend door het proces van een referendum van gezamenlijk initiatief (RIP). De straatmobilisaties gingen door gedurende de maand april en sindsdien, met lokale manifestaties, vooral tijdens bezoeken aan steden door ministers of Macron zelf. De verboden, provocaties en talrijke voorbeelden van politiegeweld hebben de concerten van potten en pannen en de aanwezigheid van honderden betogers tijdens deze bezoeken niet verhinderd. Zozeer zelfs dat Darmanin (minister van Binnenlandse Zaken) op 6 mei liever ontkende dat hij een stadscentrum in het noorden van Frankrijk kwam inwijden en uiteindelijk in het geniep opdook; dat alles om niet geconfronteerd te worden met een potten en pannen concert.
De vakbondscoördinatie had besloten om van 1 mei een initiatief zonder weerga te maken. Met 2,3 miljoen betogers volgens de CGT en 300 demonstraties in het hele land was het veruit de meest massale meidag van de afgelopen 30 jaar, afgezien van 1 mei 2002, die plaatsvond aan de vooravond van de tweede ronde van de presidentsverkiezingen tussen Chirac en Le Pen: toen de demonstratie veranderde in een antifascistische golf van meer dan twee miljoen mensen in de straten. De laatste door vakbondseenheid gekenmerkte meidag, in 2009 in het hart van de financiële crisis, had volgens de politie ‘slechts’ 465.000 mensen gemobiliseerd, tegen 782.000 dit jaar, volgens dezelfde bron. Deze 1 mei betekende dus een belangrijke opleving van de mobilisatie, terug naar een niveau dat vergelijkbaar is met de grote demonstraties van 23 en 28 maart, ondanks de afkondiging van de wet, ondanks de afwijzing van het referendum en bij gebrek aan een hernieuwde stakingsbeweging. Deze dynamiek zien we ook in alle opiniepeilingen, waaruit blijkt dat 60 procent van de bevolking wil dat de mobilisatie tegen de hervorming wordt voortgezet.
Mei 2023 was dus allesbehalve een ereronde, met een stimulerende strijdlust in de demonstraties en de vastberadenheid om de bladzijde niet om te slaan. Dat gaat hand in hand met ‘de 100 dagen van zbeul'(1)Een Arabisch woord dat ‘ontwrichting’ of ‘chaos’ betekent. een nationale wedstrijd tussen alle initiatieven van concerten met potten en pannen en acties tegen de regering, op initiatief van de Union syndicale Solidaires en verspreid via de sociale netwerken, die het tegenovergestelde uitdrukken van de toezegging van Macron om zich ‘100 dagen te geven om te handelen en uit de crisis te geraken, 100 dagen van verzoening’, een toezegging gedaan in zijn toespraak op 17 april.
De regering werd, ook al spreekt Macron van verzoening, op 1 mei vooral vertegenwoordigd door de meedogenloosheid van de politie tegen de demonstraties, alsof ze dacht dat de wolken traangas de omvang van de betogingen konden maskeren. Straatartsen telden 590 gewonden onder de demonstranten en voorbijgangers, waaronder 118 ernstige gevallen die naar de hulpdiensten moesten worden geëvacueerd. Maar alle mediakanalen sloten zich aaneen en hekelden het ‘geweld van de slopers’ en de gewonden onder de politie, in een poging om zowel het politiegeweld als het sociale belang van de demonstraties te verhullen.
Macron en zijn regering komen momenteel in een slechte positie uit deze situatie. Terwijl Bruno Le Maire, de minister van Economische Zaken, ernaar streeft een solide economisch beleid en een stabiele regering te presenteren aan de ECB en de ratingbureaus, heeft een van de drie belangrijkste (samen met Moody’s en Standard & Poors), het bureau Fitch, de rating van Frankrijk eind april verlaagd van AA naar AA-, twee niveaus lager dan Duitsland. Als instrumenten van het liberale kapitalisme beoordelen die bureaus het vertrouwen dat beleggers en kopers van staatsschuldbewijzen kunnen hebben. Fitch bestraft ‘een hoog niveau van begrotingstekort en overheidsschuld en een sociaal klimaat dat schadelijk is voor een consolidatiebeleid’. De pensioenhervorming werd echter juist voorgesteld als een garantie voor een strikt begrotingsbeheer! Deze ondankbaarheid zal dus ongetwijfeld leiden tot een stijging van de rente op Franse staatsobligaties.
De MEDEF (werkgeversorganisatie), geschokt door het onvermogen van Macron om de situatie onder controle te houden, bazuint dat hij er heel goed in slaagt om de dialoog met de vakbonden aan te gaan over waardeverdeling, telewerken en beroepsopleiding. De regering van Elisabeth Borne wil dus de uitdaging aangaan en zichzelf het imago geven van een opening naar de vakbondsleiders, na ze drie maanden lang te hebben genegeerd.
Begin mei kondigde ze aan dat ze de vakbonden uitnodigt om alle uit te voeren projecten te bespreken, een scenario dat de weigering van elke sociale maatregel niet helemaal weet te verbergen. Op alle gebieden, gezondheid, onderwijs, immigratie, gaat alles wat de regering aankondigt in de richting van een verharding van de veiligheidsmaatregelen en een beperking van de sociale budgetten.
Borne heeft de vakbondscoördinatie verdeeld, de ‘niet-representatieve’ vakbonden (Solidaires, FSU en UNSA) terzijde geschoven en de vijf andere vakbonden (CFDT, CGT, Force ouvrière, CFE-CGC, CFTC) een vergaderronde op 16 en 17 mei voorgesteld, waarbij ze afzonderlijk worden ontvangen ‘zonder precieze agenda’. Het doel van de regering is duidelijk om het vakbondsfront te breken en te zien of er geen onderhandelingen kunnen worden geopend die het sociale imago van de regering kunnen herstellen.
De CGT, de CFDT, FO, de CFTC en de CGC zullen dus elk afzonderlijk naar Matignon gaan. Als teken van de broosheid, ondanks alles, van de vakbondscoördinatie handelen ze niet rond een gemeenschappelijk platform van eisen, behalve de herbevestiging van de eis tot intrekking van de wet die de pensioenleeftijd op 64 jaar brengt.
Bovendien roept de nationale vakbondscoördinatie op tot een nieuwe mobilisatiedag op 6 juni. Het expliciete doel van die dag is het ondersteunen van een nieuw parlementair initiatief dat voor 8 juni is gepland door de LIOT-groep (Vrijzinnigen, Onafhankelijken, van Overzee en Territoria), een onafhankelijke centristische groepering, die op 20 maart al het initiatief nam tot de motie van afkeuring. Het initiatief, dat gebruik maakt van de parlementaire ruimte van LIOT, bestaat uit een wetsvoorstel tot intrekking van het uitstel van de wettelijke pensioenleeftijd tot 64 jaar. Gezien de machtsverhoudingen is een meerderheid voor dit project niet onmogelijk en dat zou uiteraard een nieuwe klap in het gezicht van de regering betekenen en de zekerheid bieden van een groot tumult in de komende dagen en weken.
Maar de regering zou kunnen rekenen op haar Republikeinse semi-bondgenoten in de Senaat om die stemming ongedaan te maken en op de blokkerende rol van een paritaire commissie voor een terugkeer naar het parlement. De hypothese van een dergelijke stemming bestaat zeker, maar de kern van het probleem is dat de nationale vakbondscoördinatie in de komende weken en zelfs maanden niet als enig perspectief deze hypothetische stemming moet hebben, zoals enkele weken geleden de hoop werd gevestigd op de uitvoering van het referendum. In feite geeft de vakbondscoördinatie geen enkel perspectief aan de sociale beweging.
Maar de kracht van deze beweging, haar diepgang en haar volharding zouden het mogelijk moeten maken een uniform platform van sociale eisen op te richten dat door de vakbondscoördinatie wordt gedragen; eisen die, afgezien van de kwestie van de pensioenen, de basis zijn geweest van de mobilisaties, over de kwesties van de kosten van levensonderhoud en de lonen, over gezondheid, onderwijs, openbare diensten, enzovoort. Helaas is de keerzijde van de medaille van een gezamenlijke vakbondscoördinatie die het ritme van de beweging sinds januari bepaalt, de zwakte van een autonome dynamiek van lokale of sectorale vakbondscoördinaties, die hun eigen ritme en hun eigen inhoud geven. Dat is wat de CGT-bonden van Energie, Chemie, Havens en Dokken, Wegen, voornamelijk deden en het is wat de vakbondscoördinatie bij de SNCF in maart deed.
Nu verschijnt de energie van de lokale activisten in de concerten met potten en pannen en de ontvangstcomités voor ministers, maar dat is niet voldoende om een nieuwe dynamiek te geven die een algemeen perspectief van strijd zou kunnen bieden aan een sociale beweging die niet uitgeput is.
De andere kwestie, een uitvloeisel van de vorige, is het onvermogen van NUPES en haar leden om op deze krachtige sociale beweging te vertrouwen om het debat te leiden over de eisen ter bestrijding van het kapitalistische neoliberalisme, in het verlengde van de weigering om op 64-jarige leeftijd met pensioen te gaan. NUPES wil de huidige conjunctuur niet aangrijpen om de vakbonds- en politieke activisten van de beweging voor te stellen zich lokaal te verenigen in gezamenlijke structuren om te debatteren, te handelen en een kracht op te bouwen die een alternatief kan vormen voor Macron en extreemrechts. Helaas is een laag niveau van zelforganisatie op de werkplek en op lokaal niveau ook het kenmerk van de beweging sinds januari. We moeten helaas vaststellen dat er de laatste maanden weinig initiatieven zijn genomen voor een eenheidsdebat tussen politieke en vakbondskrachten.
In plaats van te discussiëren over lokale eenheidsinitiatieven in het verlengde van de beweging, richten de leden van NUPES hun blik nu op de volgende Europese verkiezingen in 2024, waar de andere leden dan La France Inosumise (PS, EELV, PCF) hopen ‘de taart opnieuw te verdelen’, om het machtsevenwicht ter linkerzijde te herstellen.
De urgentie zou echter moeten zijn om de weg te openen naar een verenigde beweging om het kapitalistische beleid van Macron te bestrijden, terwijl de sociale woede onder de volksklassen wel degelijk aanwezig is. Een jaar geleden wist NUPES tijdens de algemene verkiezingen het terrein op links te bezetten. Maar hoewel de afgevaardigden van NUPES sindsdien het parlementaire doorgeefluik van de sociale beweging zijn, is er noch op lokaal, noch op nationaal niveau een dynamiek van een gezamenlijke en strijdbare beweging ontstaan. Dat is een van de elementen die verklaart waarom NUPES, als politieke kracht, paradoxaal genoeg geen enkel politiek voordeel haalt uit deze sociale beweging, terwijl extreemrechts, het RN, zich opbouwt op de crisis van rechts en een polarisatie van rechtse niet-stemmers.
Zowel op vakbondsniveau als op politiek niveau bevinden we ons dus op een moment dat de sociale en volksbeweging van verzet tegen Macron zich in een vacuüm bevindt. De urgente taak voor de komende weken is dan ook om een sociale en politieke ruimte te bezetten zodat de activisten die de afgelopen maanden samen hebben gestreden zich kunnen verenigen en in actie kunnen komen.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op International Viewpoint. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.
Voetnoten
↑1 | Een Arabisch woord dat ‘ontwrichting’ of ‘chaos’ betekent. |
---|