De Islamitische Republiek Iran was één jaar oud toen ik er de campagne voor de presidentsverkiezingen volgde. Februari 1980. Toen al hoorde ik schampere opmerkingen over “de route van de Mercedessen”, de weg van 150 km tussen Teheran en Qom, een stad waar de top van de sjiïtische clerus zit. Veel mollahs hadden na de revolutie immers al snel de smaak van luxe te smaken, naast die van macht.
Petrogeld
De revolutie tegen de sjah had wel de steun gekregen van de handelaars uit de bazaars, de bazari, en andere ondernemers. Maar de macht betekende ook de controle over een groot aantal staatsbedrijven, waaronder de olie- en gassector. Machtshonger ging bij sommigen al snel gepaard met honger naar een deel van die rijkdom.
Het oliegeld werd wel gebruikt om de beloften van de revolutie voor een beter leven, na te komen. De petrodollars kwamen ten goede aan de ontwikkeling van het platteland waar analfabetisme de regel was, elektriciteit en drinkwater de uitzondering. Infrastructuur, onderwijs, gezondheidszorg, het kreeg allemaal veel meer aandacht dan onder het bewind van de sjah. In korte tijd waren armoede en analfabetisme sterk teruggedrongen en waren elektriciteit en huiselijk comfort gemeengoed.
Dat zorgde voor brede steun aan de Islamitische Republiek. Het consolideerde de macht van het nieuwe bewind en isoleerde elke oppositie. Daar schoot trouwens steeds minder van over. Want op de onderdrukking van oppositiebewegingen in 1980, volgden in de jaren 1980 nog grondige zuiveringen.
Liquidatie
In 1981 viel Irak zijn buurland aan. Saddam Hoessein eiste het vooral door Arabieren bewoonde Koezestan op en dacht dat die Arabische bevolking spontaan in opstand zou komen tegen Teheran. Maar de Iraniërs, de Arabische inbegrepen, reageerden erg patriottisch. Al bombardeerde Hoessein, toen aangemoedigd door het Westen, op grote schaal Iraanse steden en werd de Iraanse economie zwaar getroffen, Irak won geen vierkante meter. Na zeven jaar gaf Bagdad het op.
De oorlog maakte het voor opposanten nog moeilijker kritiek te uiten, op gevaar af als verraders te worden behandeld. Vooral dan de Modjaheddin Khalq die basissen hadden in Irak. De repressie trof ook etnische en religieuze groepen. De Koerden hadden het, zoals onder de sjah, zwaar te verduren, terwijl de religieuze groep de Baha’i zeer hard werd aangepakt. Baha’is, joden en anderen werden aangemoedigd het land te verlaten.
Kort na het einde van de oorlog vielen vanuit Irak de Modjaheddin Iran binnen, denkend dat ze een verzwakt regime konden omverwerpen. Het bleek een zware misrekening. Khomeini gaf daarop het sein om gevangen zittende Modjaheddin, later ook andere tegenstanders, te executeren. Vele duizenden anderen werden gewoon vermoord. In de jaren daarvoor waren er ook al honderden executies geweest van “vijanden van de islam” – voldoende reden voor de doodstraf.
Kieskeurig
De president in die tijd, tot 1989, was Ali Khamenei, die Khomeini na diens dood (juni 1989) opvolgde als velayat faghih, de Opperste Leider. Zoals toen ook wel, worden tegenstanders gebrandmerkt als agenten van imperialisme en zionisme – bij imperialisme inbegrepen de nabije soennitische regimes.
Presidenten werden en worden verkozen, zoals ook de leden van de Majlis, het parlement. Met die beperking dat de kandidaten vooraf het fiat moeten krijgen van de Opperste Leider en van de Raad van Toezichters, en die zijn met de jaren kieskeuriger geworden.
In 1989 werd Ali Akbar Hashemi Rafsanjani president voor twee termijnen (tot 2007) . Hij was een typische vertegenwoordiger van de rijke burgerij en tegelijk een hoge geestelijke. Hij kwam uit een familie die zowat de grote pistachehandel controleert en nog rijker geworden was in vastgoed. Hij dreef ook een andere handel: hij onderhandelde in 1996 met de VS over (clandestiene) wapenleveringen aan Iran. VS-president Ronald Reagan steundet met de opbrengst daarvan de Nicaraguaanse contra’s in hun strijd tegen de Sandinisten (Iran-contra schandaal).
Pasdaran
Rijke ondernemers hebben sinds 1979 verder kunnen verrijken. Maar zij kregen gezelschap van lieden uit de machtskringen, ayatollahs, mollahs, chefs van leger en milities die in de zakenwereld stapten. Voorop de Sepah Pasdaran, de Revolutionaire Garde die een omvangrijk zakenimperium uitbouwde. Die Revolutionaire Wachten zijn de militaire arm van de theocratische, een soort pretoriaanse garde.
Met Mohammad Khatami kwam er in 1997 een “hervormingsgezinde” president. Maar al snel zou blijken, en niet voor het laatst, dat dit etiket weinig betekent in de machtsstructuur van de Islamitische Republiek. De kiezers waren eraan voor de moeite.
De Pasdaran beleefden hoogdagen onder zijn opvolger, de ultraconservatieve Mahmoud Ahmadinejad. Die had bij de Revolutionaire Wachten gediend en hij stopte zijn kabinet vol met leden van die Garde. Hij werd met zijn sociaal beleid – soms petro-populisme genoemd – vooral populair op het platteland en bij de armere volksklassen. Het was wel een periode dat de zedenpolitie strakker toezicht hield op de naleving van de religieuze voorschriften, onder meer inzake scheiding van mannen en vrouwen en het keurig dragen van de hoofddoek.
De onvrede daarover bleek bij de verkiezingen van 2009. Ahmadinejad werd herkozen, maar vooral de stedelijke middengroepen kwamen massaal op straat tegen grootscheepse fraude. Zij hadden overwegend gekozen voor Mir-Hossein Mousavi en legden zich niet neer bij de uitslag. Het massaal protest, de “Groene revolutie”, werd hardhandig neergeslagen. Er vielen doden, duizenden werden opgepakt, velen van hen gefolterd.
“Hervormers”
Na Ahmadinejad stelde de meerderheid opnieuw vertrouwen in een “hervormer”, Hassan Rohani. En die bleek al even gebonden als indertijd Khatami, hij woog nauwelijks op het beleid. Integendeel, de Raad van Toezichters en vooral de velayat faghih, Khamenei, maakten duidelijk dat zij en niet de gekozenen het laatste woord hadden, de president werd in zijn laatste ambtstermijn volkomen genegeerd.
De enorme invloed van de Revolutionaire Wachten nam ondanks de president, herkozen in 2017, nog verder toe, ook hun greep op de economie. Hun bouwfirma Khatam al-Anbiya, krijgt een groot deel van de infrastructuurwerken van de staat toegewezen en bij de privatiseringen zijn zij het vaak die tegen een zacht prijsje de zaak opkopen. Hun imperium bevat intussen naast de bouw ook vastgoed, auto-industrie, allerlei handelszaken, media.
Corruptiezaken die soms even aan het licht komen, verdwijnen snel in de doofpot. We vinden hier dus trekken van oligarchie en crony capitalism. In de onderhandelingen met Washington over het nucleair akkoord, is een van de Iraanse eisen dat de sancties tegen Khatam al-Anbiya worden opgeheven.
Dit korps heeft dus zeer veel te verliezen bij een instorting van het regime. De leiding van de Pasdaran wil de toekomst verzekeren voor het geval Khameni (83) zou verdwijnen, ze moeten op diens opvolger kunnen rekenen. Want het is die Opperste Leider die ook de leiding van de Garde benoemt en ontslaat. Zoals die opvolger voor het handhaven van het regime op hen kan rekenen, en op de basij-milities die de interne orde moeten handhaven. Een mix van theocratisch en militair dictatoriaal bewind.
De angst dat het regime zou wankelen, drijft clerus en Revolutionaire Garde tot hardere repressie. In hun geest heeft de sjah indertijd verloren omdat hij toegevingen had gedaan en zich daardoor zwak toonde.
Jeugd
Maar de maatschappij van 2022 is niet die van 1978. Van de 86 miljoen Iraniërs woont drie kwart in de steden en de helft is jonger dan 30 jaar. Met gemiddeld een goede opleiding en beter op de hoogte van het leven in de rest van de wereld. Er is nog een percentage armen, maar het gros van de 86 miljoen Iraniërs kon tot voor kort tot middengroepen worden gerekend, redelijk inkomen, gemiddeld goede opleiding, ook bij de vrouwen.
De voorbije jaren is het dagelijks leven echter veel moeilijker geworden, de koopkracht van al wie niet rijk is, is geslonken. De overheid wijt het aan de westerse sancties terwijl het grotendeels aan wanbeleid ligt. Die crisis leidde in 2017 en 2019 tot zware onlusten, vooral mensen met lager inkomen zijn zwaar getroffen door bezuinigingen op o.m. subsidies van basisvoedsel. In 2019 was de repressie ongemeen hard , met ca 2500 doden.
Deze keer spelen diverse factoren mee in het verzet tegen de theocratie. De dagelijkse dwang wordt zeker de stedelijke jeugd teveel. Er zijn de vele jongeren met een diploma die geen job vinden, rond de helft. De armoede is fel toegenomen, aldus de economische krant Jahan i-Sanat die het in mei had over 45% van de bevolking nu onder de armoededrempel met 10 % dat honger lijdt.
In 2009 was het de stedelijke middenklasse die op straat kwam. In 2017 en 2019 arbeiders en anderen die het steeds moeilijker krijgen de eindjes aan elkaar te knopen. Deze keer komen Iraniërs uit al die categorieën op straat, niet alleen voor hun dagelijks brood of tegen de hoofddoek, maar tegen Khamenei en zijn klerikale kliek en hun gewapende armen, de Pasdaran en de basiji. Vooralsnog zonder kans op slagen, maar deze revolte zal op termijn niet zonder gevolgen blijven, de volkssteun van het regime is zwaar geslonken.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Uitpers.be.
Trackbacks/Pingbacks