Dit is deel 1 van de driedelige reeks Gemeenschappelijke goederen, schulden en octrooien van farmaceutische bedrijven. Deel 2, Kennis toe-eigening en winsten van Big Pharma tijdens de pandemie, verschijnt op woensdag.
Sinds het begin van het kapitalisme is de logica van gemeenschappelijke goederen door de kapitalistische klasse systematisch op de helling gezet door middel van vermarkting en particuliere toe-eigening van rijkdommen. Een van de doelstellingen die kapitalisten nastreefden toen ze enkele eeuwen geleden in Europa in fabrieken begonnen te investeren was om een zo groot mogelijk deel van de kleine boerenbevolking, die verreweg het grootste deel van de bevolking uitmaakte, van vitale bestaansbronnen beroven om hen te dwingen naar de stad te gaan en voor een armzalig loon in de fabrieken van de kapitalisten te gaan werken. In de landen van andere continenten die aan de verovering door de Europese mogendheden werden onderworpen, werden onder meer de volgende doelstellingen nagestreefd: het land van de plaatselijke bevolking, hun grondstoffen en dus ook hun levensnoodzakelijke hulpbronnen stelen, kolonisten installeren en de bevolking dwingen tot dwangarbeid.
Van de 16e tot de 19e eeuw hebben de verschillende landen waarvan de economie geleidelijk werd overheerst door het kapitalistische systeem, een enorm proces van vernietiging van de gemeenschappelijke goederen doorgemaakt. Auteurs als Karl Marx (1818-1883) in Boek 1 van Het Kapitaal, Rosa Luxemburg (1871-1919) in haar boek De Accumulatie van het Kapitaal, Karl Polanyi (1886-1964) in The Great Transformation (1)Polanyi, K. The Great Transformation, The political and economic origins of our time, Beacon Press, Boston, 1944, 2001 en Silvia Federici (1942) in Caliban and the Witch (2)Federici, Silvia, Caliban and the Witch: Women, the Body and Primitive Accumulation, Autonomedia, New York, 2004. hebben hier de aandacht op gevestigd.
Raoul Pecks prachtige film Le Jeune Karl Marx (3)Le Jeune Karl Marx is een Frans-Duits-Belgische biografische film geregisseerd door Raoul Peck, uitgebracht in 2017.begint met zeer krachtige beelden van een van de vele voorbeelden van de vernietiging van de gemeenschappelijke goederen: de wrede onderdrukking van arme mensen die hout sprokkelden in de bossen van het Duitse Rijnland en Karl Marx’ standpunt ter verdediging van de slachtoffers van gerechtelijke vervolging voor het uitoefenen van een eeuwenoud collectief recht dat in strijd was met de kapitalistische logica. Daniel Bensaïd heeft aan dit onderwerp een boekje gewijd, getiteld Les dépossédés: Karl Marx, les voleurs de bois et le droit des pauvres, waarin hij het voortdurende proces van vernietiging van gemeenschappelijke goederen aantoont .(4)Bensaïd, Daniel, Les dépossédés: Karl Marx, les voleurs de bois et le droit des pauvres, La Fabrique, Parijs, 2007.
In Het Kapitaal vat Karl Marx enkele vormen van de oplegging van het kapitalistische systeem in Europa samen: ‘De plundering van kerkelijke bezittingen, de frauduleuze vervreemding van staatseigendommen, de plundering van gemeenschappelijke gronden, de usurpatie en terroristische transformatie van feodaal of zelfs patriarchaal bezit in modern privébezit, de oorlog tegen rieten huisjes – dit zijn de idyllische procedures van primitieve accumulatie. Ze hebben het land veroverd voor de kapitalistische landbouw, de grond ingelijfd voor het kapitaal en de industrie van de steden de volgzame armen van een proletariaat zonder vuur of plaats bezorgd.’ (Het Kapitaal, boek I, achtste sectie, hoofdstuk 27)
Terwijl het kapitalisme zich geleidelijk aan opdrong als de dominante productiewijze in Europa, breidde het tegelijkertijd zijn heerschappij uit naar de rest van de planeet: ‘De ontdekking van goud en zilver in Amerika, de onderwerping van de inheemse bevolking, hun langszame dood in mijnen of hun uitroeiing, het begin van verovering en plundering in Oost-Indië, de transformatie van Afrika in een soort commerciële konijnenburcht voor de jacht op zwarten – dit zijn de idyllische processen van primitieve accumulatie die het kapitalistische tijdperk in zijn beginstadium kenmerken.’ (Het Kapitaal, Boek I, Achtste Sectie. Hoofdstuk 31)
Marx vat zeer beknopt de vier eeuwen samen die voorafgingen aan de veralgemening van de industriële revolutie in de tijd dat Het Kapitaal werd geschreven: ‘De verschillende methoden van primitieve accumulatie waartoe het kapitalistische tijdperk aanleiding geeft, verspreidde zich, in min of meer chronologische volgorde, over Portugal, Spanje, Holland, Frankrijk en Engeland, totdat laatstgenoemde ze, aan het eind van de zeventiende eeuw, samenvoegt tot een systematisch geheel, dat tegelijk het koloniale regime, het openbare krediet, de moderne financiën en het protectionistische systeem omvat. Sommige van deze methoden zijn gebaseerd op het gebruik van brute kracht, maar allemaal maken ze, zonder uitzondering, gebruik van de macht van de staat, de geconcentreerde en georganiseerde kracht van de maatschappij, om de overgang van de feodale naar de kapitalistische economische orde met geweld te bespoedigen en de overgangsfasen te verkorten.’
Sindsdien heeft het kapitalisme zijn offensief tegen de gemeenschappelijke goederen voortgezet en wel om twee redenen: 1. Ze zijn nog niet geheel verdwenen en beperken dus de totale overheersing van het kapitaal, dat zich deze gemeenschappelijke goederen daarom tracht toe te eigenen of tot het absolute minimum te beperken. 2. Belangrijke gevechten hebben in de 19e en 20e eeuw opnieuw ruimten van gemeenschappelijke goederen doen ontstaan. Deze ruimten van gemeenschappelijk bezit worden voortdurend ter discussie gesteld.
In de 19e en 20e eeuw zijn er gelijktijdig gemeenschappelijke goederen vernietigd en gecreëerd
In de 19e eeuw en de eerste helft van de 20e eeuw heeft de arbeidersbeweging opnieuw ruimten van gemeenschappelijk goederen gecreëerd door systemen van wederzijdse hulp te ontwikkelen: oprichting van coöperaties, ontwikkeling van stakingsfondsen en solidariteitsfondsen. De overwinning van de Russische revolutie leidde ook, voor een korte periode, tot het herstel van de gemeenschappelijke goederen totdat het stalinisme ontaardde in een dictatuur en op schandelijke wijze een bureaucratische kaste bevoorrechtte, zoals Leon Trotski zo goed beschreef in 1936 in De verraden revolutie.
In zekere zin, om terug te keren naar de kapitalistische landen, vertaalde de politieke en sociale strijd zich in de 20e eeuw (volgens een periodisering die van land tot land verschilde) in de ontwikkeling van wat de verzorgingsstaat werd genoemd, toen de kapitalistische regeringen begrepen dat het nodig was concessies te doen aan de arbeidersbeweging om sociale rust te verkrijgen en in sommige gevallen om de hervatting van revolutionaire strijd te voorkomen.
Na de Tweede Wereldoorlog, van eind jaren veertig tot eind jaren zeventig, leidde de golf van dekolonisatie, vooral in Afrika, het Midden-Oosten en Azië, in combinatie met de overwinningen van de Sovjet-Unie, tot de totstandkoming van een nieuwe wereldorde, Daarbij kwamen nog de overwinningen van revoluties zoals die in China (1949) en Cuba (1959), die leidden tot de herschikking van bepaalde gemeenschappelijke goederen, met name door de golf van nationalisaties van bepaalde infrastructuren (het Suezkanaal in 1956 door het regime van Nasser) en bronnen van grondstoffen (koper onder Allende aan het begin van de jaren zeventig) en aardolie (Algerije, Libië, Irak, Iran…).
Deze periode van herbevestiging van gemeenschappelijke goederen vond zijn uitdrukking in een reeks documenten van de Verenigde Naties, van de Universele Verklaring in 1948 tot de Verklaring over het recht op ontwikkeling in 1986. In artikel 1, lid 2, van de Verklaring inzake het recht op ontwikkeling staat: ‘Het recht van de mens op ontwikkeling impliceert de volledige verwezenlijking van het recht van volkeren op zelfbeschikking, dat (…) de uitoefening omvat van hun onvervreemdbare recht op volledige soevereiniteit over al hun natuurlijke rijkdommen en hulpbronnen. Dit onvervreemdbare recht van volkeren ‘op volledige soevereiniteit over al hun natuurlijke rijkdommen en hulpbronnen’ wordt voortdurend betwist door instellingen als de Wereldbank, het IMF en de meeste regeringen in het belang van het grootkapitaal.
Gemeenschappelijke goederen
Binnen de grenzen van dit artikel zal ik geen typologie van de gemeenschappelijke goederen opstellen. Ik zal de term in een zeer brede algemene betekenis gebruiken. Het gaat van het gemeenschappelijke eigendom van land, dat in verschillende vormen de geschiedenis van de mensheid tot op de dag van vandaag heeft gekenmerkt, tot meer recente ‘gemeenschappelijke goederen’ en ruimten. Daartoe behoren bijvoorbeeld de openbare diensten, die sociale verworvenheden zijn die in een wettelijk kader zijn vertaald en met belastinggeld worden gefinancierd en die voornamelijk teruggaan op de arbeidersstrijd van de 20ste eeuw. De gemeenschappelijke goederen omvatten ook initiatieven die eigen zijn aan de arbeidersbewegingen die begonnen aan het begin van het kapitalisme, zoals solidariteitsfondsen, stakingsfondsen, coöperaties, onderlinge kredietfondsen en meer recent het loon- en socialezekerheidsstelsel zoals veroverd door de arbeidersbeweging in de 20ste eeuw, op een originele manier geanalyseerd door Bernard Friot.(5)Friot, Bernard, Puissances du salariat, Parijs, La Dispute, coll. ‘Travail et salariat’, 2012. Zie ook van dezelfde auteur: L’enjeu du salaire, La Dispute, 2012. In de ruimte van de gemeenschappelijke goederen zijn de marktverhoudingen ofwel uitgesloten, ofwel tot een minimum beperkt.
Aan de hand van een passage uit het boek van Jean-Marie Harribey, La richesse, la valeur et l’inestimable (Rijkdom, waarde en het onbetaalbare), kunnen we zeggen dat in een context van een steeds ernstiger wordende ecologische crisis, de hernieuwde belangstelling voor de ‘notie van gemeenschappelijke goederen is ontstaan uit het besef van het bestaan van een gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid en dus van de noodzaak om bepaalde materiële goederen (water, lucht, bodem, bossen, grondstoffen) en ook immateriële goederen (klimaat, kennis, cultuur, gezondheid, financiële stabiliteit, vrede…) te behouden’.(6) Harribey, Jean-Marie, La richesse, la valeur et l’inestimable, Les Liens qui Libèrent, Paris, 2013. Zie in dit boek de stelling van Jean-Marie Harribey, die in hoofdstuk 9 overtuigend aantoont dat arbeid die wordt verricht in de niet-marktgebonden maar monetaire sfeer waarde voortbrengend is. Zie over hetzelfde onderwerp en van dezelfde auteur: Le travail productif dans les services non marchands, La Pensée, nr. 330, 2002.
De activiteit van de sociale reproductie is ook op de voorgrond getreden in de bezorgdheid over gemeenschappelijke goederen door het werk van feministische bewegingen. Zoals Cinzia Arruzza, Tithi Bhattacharya en Nancy Fraser in hun manifest Feminisme voor de 99% schrijven, ‘herbergt de kapitalistische maatschappij een tegenstrijdigheid in de sociale reproductie: een vermogen om zoveel mogelijk ‘vrije’ reproductieve arbeid op te eisen, zonder enige aandacht voor de vernieuwing ervan en uitsluitend ten voordele van het kapitaal – wat onvermijdelijk leidt tot ‘zorgcrises’ die vrouwen uitputten, gezinnen te gronde richten en de energie van zowel individuen als sociale groepen tot het breekpunt oprekken’. De auteurs definiëren sociale reproductie als ‘activiteiten die mensen in stand houden als belichaamde sociale wezens: ze moeten niet alleen eten en slapen, maar ook hun kinderen opvoeden, voor hun gezinnen zorgen en hun gemeenschappen beschermen terwijl ze ernaar streven hun hoop op een betere toekomst te vervullen. Alle samenlevingen zijn afhankelijk van deze activiteiten. In kapitalistische samenlevingen dienen ze echter een andere meester: het kapitaal, dat dit werk van sociale reproductie nodig heeft om ‘arbeidskracht’ te produceren en aan te vullen.’
Wat de auteurs er verderop aan toevoegen brengt ons dichter bij de situatie die door de huidige multidimensionele crisis van het kapitalisme en de coronavirus pandemie wordt benadrukt: ‘Het kapitalisme gaat ervan uit dat er altijd voldoende energie zal zijn om werknemers te ‘produceren’ en de sociale banden in stand te houden waarvan de economische productie en de samenleving in haar geheel afhankelijk zijn. In feite is de capaciteit voor sociale reproductie niet oneindig en bereikt ze haar grenzen. Wanneer een samenleving de overheidssteun voor de sociale reproductie afschaft en tegelijkertijd de mensen op wie deze last rust, dwingt tot het verrichten van ruggengraatloos, slecht betaald werk, put ze de sociale capaciteiten waarvan ze afhankelijk is uit.’
Wat Cinzia Arruzza, Tithi Bhattacharya en Nancy Fraser in deze passage aan de kaak stellen, stelt ons in staat de kwetsbaarheid van de kapitalistische samenleving tegenover het coronavirus beter te begrijpen: het onvermogen van de regeringen om tijdig het nodige te doen om de bevolking optimaal te beschermen in de context van een pandemie, de druk die wordt uitgeoefend op de werknemers in essentiële en vitale sectoren om de bevolking te hulp te komen, terwijl ze tegelijkertijd, als gevolg van de beslissingen van diezelfde regeringen, onderbetaald, gedevalueerd en in onvoldoende aantallen aanwezig zijn. Hetzelfde kan worden gezegd over de oorzaken van het falen van de regeringen om de gevolgen van de klimaatverandering aan te pakken en over de onderuitrusting en het gebrek aan personeel voor civiele bescherming bij de steeds frequentere ‘natuurrampen’.
De staatsschuld werd en wordt door het kapitalistische systeem gebruikt om de gemeenschappelijke goederen aan te tasten
Sinds de jaren zeventig en tachtig is de overheidsschuld systematisch gebruikt om de aanvallen op de gemeenschappelijke goederen te vergroten, zowel in het noorden als in het zuiden van de planeet. Dat is wat de CADTM en andere bewegingen die zich verzetten tegen onwettige schulden al sinds de jaren tachtig aan de kaak stellen. Ik heb een dozijn boeken (7)Zie La Bourse ou la Vie. La Finance contre les peuples, voor het eerst gepubliceerd in 1999. Zie ook twee boeken die samen met Damien Millet zijn geschreven: 60 vragen, 60 antwoorden over schulden, het IMF en de Wereldbank (Syllepse, Parijs, 2008) en in 2012, AAA. Audit, Annulation, Autre politique (Le Seuil, Parijs, 2012).
Van de baanbrekende werken over schuld als instrument voor het opleggen van neoliberaal beleid, moeten de boeken van twee vrouwen worden genoemd: Susan George enerzijds en Cheryl Payer anderzijds. George, Susan, Jusqu’au cou, La Découverte, Parijs, 1988; George, Susan, L’effet Boomerang, col. Essais, La Découverte, Parijs, 1992; Payer, Cheryl, The Debt Trap: The International Monetary Fund and the Third World, Monthly Review Press, New York en Londen, 1974; Payer, Cheryl, Lent and Lost. Foreign Credit and Third World Development, Zed Books, Londen, 1991. en honderden artikelen aan deze kwestie gewijd. Het is zeer bemoedigend te zien dat ook steeds meer auteurs de aandacht vestigen op het gebruik van het schuldwapen om gemeenschappelijke goederen en openbare diensten aan te vallen.(8)Zie bijvoorbeeld Verónica Gago en Luci Cavallero, ‘La dette est une guerre contre l’autonomie des femmes‘ gepubliceerd op 20 mei 2021; Camille Bruneau, ‘La farce de la ‘prise en compte du genre’: une grille de lecture féministe des politiques de la Banque mondiale‘, gepubliceerd op 11 juni 2021,
Als voorbeeld citeer ik opnieuw de auteurs van Feminisme voor de 99%: ‘In plaats van de staten in staat te stellen de sociale reproductie te bestendigen door het verlenen van openbare diensten, dwingt ze hen te voldoen aan de kortetermijnbelangen van particuliere investeerders. Schuld is het wapen bij uitstek. Het financieel kapitaal leeft van de staatsschuld, die het gebruikt om zelfs de meest bescheiden sociale uitkeringen te verhinderen, door staten te dwingen hun economieën te liberaliseren, hun markten open te stellen en ‘bezuinigingen’ op te leggen aan weerloze bevolkingsgroepen.’
Tijdens het neoliberale offensief dat vanaf de jaren tachtig het wereldtoneel beheerste, hebben regeringen en verschillende internationale instanties zoals de Wereldbank en het IMF de noodzaak om de overheidsschuld af te lossen gebruikt om een golf van privatiseringen van strategische ondernemingen, openbare diensten en natuurlijke hulpbronnen in zowel het Noorden als het Zuiden van de planeet te veralgemenen. Daarmee werd, zoals gezegd, een trend omgebogen die de ontwikkeling van de voorgaande decennia had gekenmerkt, waarin onder druk van de strijd een versterking van de gemeenschappelijke goederen had plaatsgevonden.
Er is een lange lijst van aanvallen die zijn uitgevoerd in naam van de schuldaflossing. Sommige daarvan hebben de ecologische crisis en de ontwikkeling van zoönosen versneld: versnelde ontbossing, meer intensieve veeteelt en monoculturen om inkomsten in buitenlandse valuta te genereren voor de terugbetaling van de buitenlandse schuld. Dit alles gebeurde in het kader van het structurele aanpassingsbeleid dat door het IMF en de Wereldbank werd aanbevolen.
Sommige beleidsmaatregelen die werden opgelegd om de schuld terug te betalen, hebben ook een rechtstreeks effect gehad op het vermogen van staten en bevolkingen om het hoofd te bieden aan de coronavirus-pandemie en andere gezondheidscrises: stagnatie of vermindering van de uitgaven voor volksgezondheid, opleggen van octrooien op geneesmiddelen en behandelingen, afzien van de productie van generieke geneesmiddelen, stopzetting van de lokale productie van medische apparatuur, bevordering van de particuliere sector in de gezondheidssector, afschaffing van de vrije toegang tot gezondheidszorg in een groot aantal landen, onzekere arbeidsomstandigheden van gezondheidswerkers, ontwikkeling van publiek-private partnerschappen, …
Marx had al meer dan anderhalve eeuw geleden een zeer sterke formule gevonden: ‘De staatsschuld, met andere woorden de vervreemding van de staat, of die nu despotisch, constitutioneel of republikeins is, markeert het kapitalistische tijdperk’. Als we ons bewust worden van de rol van de instrumentalisering van de aflossing van de staatsschuld om het dodelijke neoliberale kapitalistische beleid te stimuleren, komen we tot de conclusie dat we moeten strijden voor de kwijtschelding van onwettige schulden.
De auteur dankt Alexis Cukier, Jean-Marie Harribey, Christine Pagnoulle, Brigitte Ponet, Frank Prouhet en Claude Quémar voor hun proeflezing en advies. De auteur is volledig verantwoordelijk voor eventuele fouten in dit werk.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op CADTM. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.
Voetnoten
↑1 | Polanyi, K. The Great Transformation, The political and economic origins of our time, Beacon Press, Boston, 1944, 2001 |
---|---|
↑2 | Federici, Silvia, Caliban and the Witch: Women, the Body and Primitive Accumulation, Autonomedia, New York, 2004. |
↑3 | Le Jeune Karl Marx is een Frans-Duits-Belgische biografische film geregisseerd door Raoul Peck, uitgebracht in 2017. |
↑4 | Bensaïd, Daniel, Les dépossédés: Karl Marx, les voleurs de bois et le droit des pauvres, La Fabrique, Parijs, 2007. |
↑5 | Friot, Bernard, Puissances du salariat, Parijs, La Dispute, coll. ‘Travail et salariat’, 2012. Zie ook van dezelfde auteur: L’enjeu du salaire, La Dispute, 2012. |
↑6 | Harribey, Jean-Marie, La richesse, la valeur et l’inestimable, Les Liens qui Libèrent, Paris, 2013. Zie in dit boek de stelling van Jean-Marie Harribey, die in hoofdstuk 9 overtuigend aantoont dat arbeid die wordt verricht in de niet-marktgebonden maar monetaire sfeer waarde voortbrengend is. Zie over hetzelfde onderwerp en van dezelfde auteur: Le travail productif dans les services non marchands, La Pensée, nr. 330, 2002. |
↑7 | Zie La Bourse ou la Vie. La Finance contre les peuples, voor het eerst gepubliceerd in 1999. Zie ook twee boeken die samen met Damien Millet zijn geschreven: 60 vragen, 60 antwoorden over schulden, het IMF en de Wereldbank (Syllepse, Parijs, 2008) en in 2012, AAA. Audit, Annulation, Autre politique (Le Seuil, Parijs, 2012).
Van de baanbrekende werken over schuld als instrument voor het opleggen van neoliberaal beleid, moeten de boeken van twee vrouwen worden genoemd: Susan George enerzijds en Cheryl Payer anderzijds. George, Susan, Jusqu’au cou, La Découverte, Parijs, 1988; George, Susan, L’effet Boomerang, col. Essais, La Découverte, Parijs, 1992; Payer, Cheryl, The Debt Trap: The International Monetary Fund and the Third World, Monthly Review Press, New York en Londen, 1974; Payer, Cheryl, Lent and Lost. Foreign Credit and Third World Development, Zed Books, Londen, 1991. |
↑8 | Zie bijvoorbeeld Verónica Gago en Luci Cavallero, ‘La dette est une guerre contre l’autonomie des femmes‘ gepubliceerd op 20 mei 2021; Camille Bruneau, ‘La farce de la ‘prise en compte du genre’: une grille de lecture féministe des politiques de la Banque mondiale‘, gepubliceerd op 11 juni 2021, |